In het manuscript van de P.A.N. staat een brief aan ene Frans, van piloot Robert McFayden (Duncan) die aanwezig was bij de aanhouding van Piet Haagen, Harry Aarts en Jan Brunnekreef op zaterdag 8 juli 1944.
"Frans" blijkt Franciscus Maria (Frans) van Dijk te zijn. Geboren op 18 mei 1916 in Waalre en overleden op 17 februari 1987 in Eindhoven. Frans woonde in de Stationsstraat 154 in Waalre. Hij is geregistreerd als pilotenhelper.
Frans is een zoon van de fabrieksdirecteur van: van Dijk Manders en Co.
Beste Frans,
Vanuit Canada moet de in roerende bewoordingen gestelde aanvulling komen.
Dit is de derde poging die ik aanwend om je te schrijven en deze keer ben ik er zeker van dat het gebeurt. Frans, ik heb nooit, geen ogenblik vergeten mijn plicht van dankbaarheid, die ik jou en je familie verschuldigd ben, en al je vrienden.
Ik dank God nog, dat mij niets door de Duitsers gevraagd werd, omdat ik weet, dat het niet door mij gekomen is, dat W. en N. en je andere samenwerkende Vaderlanders werden nagespoord. Hier is onze geschiedenis van de tijd toen we jullie verlieten op die noodlottige zaterdag in juli 1944.
We passeerden Eindhoven zonder avontuur en hadden bijna de buitenwijken van Tilburg bereikt toen we een rood licht zagen op de weg die voor ons lag.
Tom had een revolver in zijn hand die hij liet liggen langs de achterkant van de zitplaats – en je kunt je zeker die wilde gloed die hij in zijn ogen had wel inbeelden.
Toen wij het licht bereikten, was het niet om de gewone ene Duitser te ontdekken, zoals ik verwacht had, maar een wegversperring van zes personen – een machinegeweer, twee geweren en natuurlijk de altijd aanwezige revolvers. Zo gauw Tom de sterkte van de versperring zag, liet hij het pistool vallen en verborg het onder het kussen van de achterste zitplaats. Intussen had Harry (van een brief die Vader gestuurd had leerde ik zijn naam) de papieren voor de wagen en zijn eigen pas overgegeven.
Vervolgens vroeg de dienstdoende Duitser, om al onze identiteitsbewijzen te zien en gedurende deze tijd, stapten Harry en de andere knaap die voor in de wagen waren, uit, om heel onverschillig te schijnen. Zij werden spoedig gevolgd door Tom, maar Bruce en ik bleven in de auto. Vervolgens kwam de bevelvoerende Duitser met zijn groot lelijk gezicht heel dicht naar het mijne en schreeuwde iets in het Duits.
Het was een tamelijk moeilijke situatie en ik wist werkelijk niet wat ik het beste kon doen, - maar veeleer dan stilzitten en niets te zeggen, antwoorde ik stellig en nu zo onverschillig mogelijk "Amsterdam". Ik had nauwelijks dit gezegd of Harry kwam er tussen (hij had zojuist opgemerkt wat er aan de hand was) en sprak tegen de Duitser. Zonder voor vaste waarheid te kunnen zeggen omdat ik geen Hollands noch Duits spreek, ben ik er toch zeker van dat Harry mijn blijkbare stommiteit verklaarde (Amsterdam was klaarblijkelijk niet het antwoord), dan wierp de Duitser zijn handen op in afkeer en ging weer terug naar de voorkant van de auto.
Hij kwam weer onmiddellijk terug gaf ons een teken uit de wagen te gaan.
Ik kan me herinneren, dat ik voelde achter me om zeker te zijn, dat de revolver goed zat onder het kussen - het deed geen goed, omdat toen ik juist uit de auto was, me omkeerde om gade te slaan wat hij deed in de achterste zitplaats en het gevest ongeveer 1 cm. boven het kussen zag uitsteken.
Wat glinsterde het in de stralen van zijn zaklantaarn. Hij moest het ook bijna onmiddellijk gezien hebben, want hij greep ernaar en gilde "Handen omhoog" en wij waren hulpeloos. Binnen enkele ogenblikken werden we in een rij gezet met het machinegeweer op ons gericht en ik ben geen dapper iemand en heb nooit iets bijzonders gedaan, maar ik zal je vertellen dat gedurende het gehele onderzoek van de auto en de spannende ogenblikken die volgden, mijn gedachten even vlug en duidelijk werkten alsof we een gewone conversatie hadden.
Ik kan elke bijzonderheid nauwkeurig weergeven en duidelijk. De houding van alle drie der ondergrondse werkers was wonderlijk om te zien. De houding die zij aannamen
Was zeker niet van iemand die verslagen was tegenover zijn overwinnaar en ik ben even trots op hun als jij Frans.
Nu weer terug naar het verhaal.
Zij onderzochten ons persoonlijk voor wapenen - en toen zij de Belgische pas bij Bruce vonden, vroegen zij ons of wij Engels spraken. Ik antwoordde: "een beetje" en hij zei verder niets. Vervolgens reden zij de auto weg en lieten onze handen op onze hoofden houden en naar hun barakken marcheren. Daar brachten zij ons binnen en fouilleerden ons één voor één en noteerden wat wij bij ons hadden.
Bruce was eerst, en weer dank ik God, omdat ik niet wist wat te doen. Toen zij Bruce uitrusting bemerkten, zijn landkaarten en zijn R.C.A.F. identiteitskaart begonnen zij onmiddellijk vragen te stellen in het Engels. Sinds dat was het in elk geval hopeloos om vol te houden een Hollander of Belg te zijn. Bruce bekende dat hij was Sgt. Bruce Fraser, maar wilde verder niets zeggen. En dat is ook alles wat ik zei toen het mijn beurt was. Ik had beslist vóór we de barakken bereikt hadden, dat ik niet hoefde te proberen vol te houden, te zijn, wat op de pas stond – maar ik wilde nog steeds mijn nationaliteit en beroep niet bekennen, omdat het me duidelijk was dat dit zekere dood voor Tom en Harry zou betekenen. Evenmin, als ik reeds eerder gezegd heb, dank ik God dat die beslissing niet op mijn neerkwam. Ik sprak met Bruce en hij zei mij dat hij dezelfde mening had als ik maar kon geen ander alternatief zien en ik geloof dat hij gelijk had. Dan scheidden zij ons. Bruce en ik gingen de volgende dag per vliegtuig naar Eindhoven. Ik heb Tom en Harry nooit meer gezien en ofschoon ik meen dat zij een kleine kans hadden te ontsnappen, bleef ik hopen dat ik de een of andere dag zou horen dat zij nog in Holland waren.
Je brief ontnam mij natuurlijk alle hoop en nu Frans kan ik alleen zeggen hoe jammer ik het vind dat ik onwillekeurig het middel werd van hun dood en als je zo vriendelijk wilt zijn, zou je dan deze boodschap aan zijn familie willen overbrengen en ook aan H. en Bg. Frans het geeft mij een treurig gevoel te denken dat Bruce en ik verantwoordelijk waren voor de gruweldaden en moord.
Ik ben nog nooit zo gelukkig geweest als toen ik hoorde dat jij en je familie allen nog leefden en het best maakten. Er zijn nog veel dingen die ik zou willen zeggen Frans, maar ik zal het nog bewaren als ik kan.
Bruce en ik werden naar Eindhoven gebracht en toen verder naar Venlo de volgende middag. Het enigste wat zij deden was onze handen op onze ruggen binden. We bleven daar vijf dagen en gingen toen naar Frankfurt en van Frankfurt naar een kamp in Barth aan de Oostzee. Er gebeurden twee dingen die ik nooit heb kunnen begrijpen. Ten eerste, zij hebben nooit iets gevraagd omtrent Tom of Harry, of de auto of over de passen, zelfs niets wat op jullie organisatie doelde.
In het begin was ik blij dat zij mij niets vroegen, maar dan begon ik te veronderstellen dat zij alles reeds wisten. Het was een moeilijk jaar voor mijn zielerust.
Het tweede was een uitstapje, Bruce en ik werden naar Venlo gebracht. Op een morgen vetrokken we en gingen we naar ’s Hertogenbosch waar we werden achtergelaten in een Hollands legerkamp (N.S.B.ers) voor ongeveer twee uren, terwijl onze wacht elders ging. Toen keerden wij weer terug naar Venlo. Wat het doel was van de reis, heb ik nooit kunnen uitvinden.
Ik ben blij , dat je naar Vader geschreven hebt, hij genoot van je brieven, hij heeft copies gestuurd naar mijn vrienden, ik weet niet hoeveel, - maar voor alle voorzichtigheid liet hij steeds je laatste naam en plaatsnaam weg. Het doet hem plezier zoiets te doen.
Ik zal niet thuiskomen voor ongeveer 26 juli, omdat ik ga trouwen in Oost-Canada op de 7e Juli. Ja Frans, ik ben gelukkig en gezond, binnen enkele maanden zal ik uit de Air Force zijn en mij vestigen in Vancouver. Je kunt verwachten dat je nu geregeld van me hoort, Frans. Wij hebben geen gelegenheid om op onze weg naar huis over Holland te komen. Zij brachten ons recht van Barth naar Engeland en gingen vandaar naar Canada. Maar eens zullen wij elkaar weer ontmoeten. Het is juist de vraag wie er het eerst zal kunnen reizen,- jij of ik. Je brief van 16 mei is een groot opstel.
Ik voel dat Bruce en ik kunnen begrijpen, beter dan andere mensen, wat je trachtte uit te leggen en waarin je zo schitterend geslaagd bent in je brief.
Alles wat ik kan sturen zoals Luxe, zal gezonden worden ofwel door mijzelf of door Vader.
Voor ik ga eindigen , dank ik je, je vrouw, moeder, Truus en Miep nogmaals voor je edelmoedige gastvrijheid en onwankelbare trouw aan onze gemeenschappelijke zaak. Ik draag altijd bij me een levendig beeld Frans van je fabriek, je thuis en heerlijke tuin, je familie en je gezellige dorpje.
Ik zou willen dat je mijn leven en omstandigheden kon voorstellen, misschien zou je je dan even dicht bij mij voelen als je mijn brieven leest dan ik, als ik jouw brieven lees.
Deze brief is erg laat en ik verontschuldig me, maar misschien is het wel voldoende om je te vertellen wat er voorgevallen is en hoe ik me gevoel.
Ons verder punt – ben ik er niet geheel zeker van of we door die nacht gekomen zouden zijn als het niet geweest was om die revolver. We zullen het waarschijnlijk nooit weten, - maar ik houd me eraan dat we er in geslaagd zouden zijn.
Het beste Frans, Gegroet, Duncan