Pieter Cornelis Johannes van Boven
10-08-1919 - 1-10-1944
Op 7 augustus 1944 kreeg Pieter werk bij Philips als controleur op de Radiobuizenfabriek.
Pieter was tijdens de oorlogsjaren vooral actief in Rotterdam, hij is daar ook geboren. Door zijn verzetsactiviteiten wordt hij op 11 juli 1943 gearresteerd in Rotterdam. Een aantal dagen zit hij gevangen in Huis van Bewaring Noordsingel in Rotterdam, op 15 juli 1943 weer vrijgelaten.
Hierna is hij ondergedoken in Eindhoven en via de Philips "arbeidsbeurs" werkt gekregen.
Pieter had tijdens zijn "line-crossing" een gedeeltelijk vals persoonsbewijs bij zich. Hij werkte bij Philips als illegaal werker en had een tijdelijk adres in Eindhoven, maar nooit ingeschreven in het bevolkingsregister van Eindhoven.
Net als zo veel anderen dacht hij door de gebeurtenissen op Dolle Dinsdag - 5 september 1944 - dat de bevrijding van Nederland voor de deur stond. Hij keerde naar Rotterdam terug, maar begaf zich opnieuw naar het Zuiden met kaart materiaal van de Rotterdamse Havens.
Van Boven kwam in contact met Bernard Vlemminx. Begin oktober 1944 poogden zij samen door de Duitse linies naar het bevrijde Eindhoven te gaan. Zij werden echter door de Feldgendarmerie opgepakt, standrechtelijk ter dood veroordeeld en in de buurtschap Langenberg bij Boxtel gefusilleerd. Het lichaam van Van Boven werd de volgende dag - maandag 2 oktober 1944 - met een laag zand bedekt aangetroffen.
Vermoedelijk op zondag 1 oktober 1944 vertrok hij samen met Ben Vlemminx uit Oirschot om door de Duitse linies naar Eindhoven te gaan. Voor zover bekend moest van Boven in opdracht van de commandant van de P.A.N een bericht naar de al op 18 september 1944 bevrijde stad brengen. Tegen de avond pakte een Duitse patrouille de beide 'line-crossers' in de buurtschap Langenberg onder Boxtel op. Omdat de mannen niet uit Boxtel kwamen, was het de Duitsers wel duidelijk dat zij op weg waren naar geallieerd gebied.
De Feldgendarmerie bracht hen naar de herberg van de familie Van Maaren aan de Schijndelsedijk, waar overste Jungwirth van de 59e Infanteriedivisie hun standrechtelijk de doodstraf oplegde. Waarschijnlijk heeft hij hen als spionnen beschouwd. Er is geopperd dat Van Boven een situatietekening van het Rotterdamse havengebied bij zich had, terwijl het duo volgens een andere lezing Duitse stellingen bij het afwateringskanaal in kaart zou hebben gebracht.
Vast staat alleen dat Vlemminx onverstandigerwijze een armband van de inmiddels ontbonden P.A.N bij zich had. Om half negen 's avonds werden de beide mannen met een schot in het hoofd door de Feldgendarmerie in de buurt van de woning van landbouwer J. van Kempen aan de Langenberg 1 gedood. De laatstgenoemde had twee schoten gehoord en was naar buiten gegaan om te kijken wat er aan de hand was. Twee Duitsers met een wapen in de hand hadden hem bevolen weer naar binnen te gaan. Het lichaam van Van Boven werd de volgende dag - maandag 2 oktober 1944 - met een laag zand bedekt nabij Van Kempens woning aangetroffen. Het stoffelijk overschot van Vlemminx werd pas op 5 april 1945, niet ver van de plek waar eerder Pieter van Boven was gevonden, in een sloot door landbouwer A. van Hal ontdekt.
Gemeente Oirschot 1 juni 1946 betreffende de dood van Bernardus Martinus Petrus Arnoldus Vlemminx en Pieter Cornelis van Boven
Politierapport 19 juli 1945 A. van Almkerk
Politierapport 19 juli 1945 A. van Almkerk
Politierapport 19 juli 1945 A. van Almkerk
Politierapport 19 juli 1945 A. van Almkerk