De Eindhovenaar Hans Gerritsen (1927) was nog maar zestien jaar oud toen hij in februari 1944 op hardhandige wijze kennis maakte met de Sicherheitsdienst, de SD, in Eindhoven en daarna met de verschrikkingen van Kamp Amersfoort. Het daaropvolgende station was de gevangenis op het Wolvenplein in Utrecht. Daaruit wist hij echter al snel te ontsnappen waarna hij via verzetsmensen in Utrecht en Eindhoven bij het verzet in Oisterwijk terecht kwam. En daarmee werd hij wellicht de jongste deelnemer aan het georganiseerde verzet in Nederland. De schuilnaam die hij in het verzet had was ‘Cor’ en later. kleine Hans.
Enkele jaren terug maakte ik [interviewer Leendert Smit] via Chantal van Bruggen, de kleindochter van Rien van Bruggen, kennis met Hans Gerritsen en zijn vrouw. Hans had immers Rien van Bruggen en zijn vrouw Jo nog in levende lijve gekend. Zijn memoires met jeugdherinneringen over de oorlogsjaren mocht ik inzien, waar ik bijzonder blij mee was.
Hans was de één na jongste uit een gezin van 9 kinderen. Zijn vader had als militair dienst gedaan in Suriname en verhuisde later naar Limburg om in de mijnen bij Heerlen te werken. Weer later werkte hij als lithograaf in Eindhoven. De ouders van Hans woonde in de oorlog buiten de bebouwde kom van Eindhoven, achter Tongelre, aan de Urkhovenseweg 185.
Na de lagere school en volgde hij de ambachtsschool ofwel 1e Technische School aan de Catharinastraat zijn opleiding electro-technisch instrumentmaker. Als eerste ging werken bij het installatiebedrijf "Van L." in het centrum van de stad. "Dat bleek een fanatieke NSB-er te zijn". "Daar was ik dus snel vertrokken en ging meteen op zoek naar ander werk". Spoedig daarna kon ik beginnen te werken bij de Philips Fabrieken. Eerst bij de radiobuizen aan de Emmasingel en na enige tijd bij de Röntgenfabriek op Strijp. Al spoedig begon hij daar met sabotage-activiteiten.
Hans beschrijft in zijn autobiografie "Vrijgevochten" uit 2009 een aantal voorbeelden van enkele lichte en kleine sabotagedaden die hij bij radiobuizen en bij röntgen pleegt. Vervolgens beschrijft hij uitgebreid hoe hij van een aantal jerrycans voor een generator een liter olie door water vervangen en vervolgens na een luchtaanval de zekeringen verwijdert van de dikke stroomkabels die naar het dak gaan. waardoor de stroomtoevoer naar de zoeklichten die op het dak van de fabriek stonden, geblokkeerd zou raken. Hij dacht dat niemand hem bij zijn actie gezien had en waande zich veilig ook toen de volgende dag Duitse officieren op de afdeling verschenen. Echter…
Kennismaking met de Sicherheitsdienst
‘s-Avonds thuis ging plotseling de bel. Het was spertijd. “We schrokken op door het gerinkel en ik met mijn slechte geweten wel het meest. Vlug glipte ik de kamer uit de gang op, en snelde door de keuken en de bijkeuken. Ik opende de achterdeur en wilde de tuin in lopen. Eén stap het donker in en twee man grepen me vast, fouilleerden me, en sleurden me om het huis heen naar de straat. Daar stond een derde kerel te wachten. Ik werd bij mijn naar achteren getrokken armen gepakt en klik, de handboeien omgedaan”. Door de donkere kale velden ging het achterop de fiets van één van hen rechtstreeks naar het hoofdbureau van Politie aan de Grote Berg.
De volgende dag werd Hans na het luchten weer uit de cel gehaald en opnieuw geboeid. Via de achteruitgang van het politiebureau was het maar een paar honderd meter lopen naar de Paradijslaan 35. Daar zetelde in een villa de Sicherheitsdienst, de SD
“In de voorkamer waar ik binnengebracht was zat achter zijn bureau een rustige indruk makende, gezette man in en grijs maatpak. Hij noodde me op een stoel tegenover hem plaats te nemen. Eerst keek hij me een tijdje zwijgend aan. Nogal gemoedelijk begon hij in krom Nederlands met: ‘Zo zo, vertel mij maar eens alles’. Ik meende hem niets te vertellen te hebben. Hij wachtte even trok dan een la open, haalde er bedaard een pistool uit, trok de slee naar achteren, en legde het geladen wapen op scherp onder zijn handbereik. ‘Hier wordt gesproken!’ Ik hield me even van de domme, de man boog zich langzaam voorover, greep dan het wapen en plotseling als donderslag uit heldere hemel kwam het pistool op mijn gezicht neer. De slag kwam over mijn voorhoofd en de met het magazijn gevulde handgreep op een oog. Mijn bril vloog ergens heen en ik tolde de stoel af. Voordat ik overeind kon komen, had ik al een paar trappen in mijn zij en rug te pakken. Ik werd overeind getrokken en terug in de stoel gekwakt”, zo omschreef Hans Gerritsen zijn eerste kennismaking met de SD in zijn woonplaats. Het bleek al snel dat het om de schakelkast bij Philips ging, waarin Hans zich toegang had verschaft voor zijn sabotagedaad. Hans ontkende echter ook maar iets te begrijpen van wat de SD-er bedoelde. “Even later kwam er door de schuifdeuren, van een daarachter gelegen kamer, een nogal lange magere man met hoornen bril, glad achterover gekamd haar in een bruin pak naar binnen. Nou, dat was me een handlanger die zich wel vereenzelvigd had met het tuig uit het oosten. Het was de beruchte NSB- er en SD-er Wolterbeek
“Hij begon meteen met schelden en dreigen, dan gaf hij me een stomp recht in mijn gezicht. Ik voelde nu het bloed over mijn kin en hals naar beneden lopen. (…) Dat dit pas het voorgerecht was geweest bleek de daaropvolgende dagen. Op onvoorspelbare tijden van de dag of de nacht liepen we heen en weer naar de Paradijslaan”.
“Een der ‘goede’ politieagenten was inmiddels naar een vriendin van mijn moeder gefietst in het villapark, dat was Dr. Klinkhamer. Zij had thuis het recept voor een vervangende bril opgehaald. Nu kwam zij die nieuwe bril met een pak etenswaren zelf brengen en stond ermee in de deuropening van de gevangenzaal (..) Ik was nogal toegetakeld en daardoor werd ik door haar niet meteen herkend”.
Kamp Amersfoort
Op de vroege ochtend van 10 maart 1944 werd de 16-jarige Hansje Gerritsen tezamen met een aantal andere gevangenen met de trein op transport gesteld. Bij aankomst op het station Amersfoort werden de veertigtal gevangenen door politie, marechaussee en SS-ers afgemarcheerd tot ze buiten de uiterste wijken van Amersfoort in een dennenbos aankwamen.
“Een meter of dertig voor ons zagen we de brede toegangspoort naar het gevangenenkamp, en hoorden met korte tussenpozen: ‘Links-zwei-drei-vier, -links-links-links …’ (…) Een slanke man met een als gegoten zittend uniform en met de SS-tekens op de kraag, kwam het kantoor uitgestapt. (…) Ik bekeek zijn uitmonstering. Het zilveren ‘doodskop-met-gekruiste-beenderen’ insigne op de platte pet. Op de epauletten van het uniformjasje de SS-runentekens. Het smetteloze uniform met de glimmende, brede leren riem met daaraan het pistoolholster. Het smalle ‘Sicherheitsdienst’-bandje om de manchet van een van de mouwen. De hoogglanzende zwarte laarzen. En de grote glanzende herdershond naast zijn hielen. Dit was de beruchte SS-Oberscharführer J. Kotalla”. De nieuwe gevangenen kregen een nummer toegewezen, dat ze goed moesten onthouden. Hans Gerritsen kreeg nummer 8436. “Onze namen konden we vanaf nu wel vergeten en als men op bevel zijn nummer niet onmiddellijk kon afroepen, was dat een reden voor een forse straf. (..) Er werd ons bevolen het kamp in te marcheren. Door de poort liepen we langs boosaardig uitziende SS-ers, moesten nu meteen linksaf slaan en traden de ‘Rozentuin’ in. De ‘Rozentuin’ was een van prikkeldraad vervaardigde , smalle langwerpige kooi. (…) Voor ons uit door het prikkeldraad van de lange omheining keken we naar de grote ongeplaveide appelplaats. Met verbijstering en afschuw zagen we een grote massa, in lompen geklede mannen voorbij marcheren. Onder de randen van mutsen, kepies en petten zagen we de kaal geknipte magere hoofden, met gezonken ogen in de kassen. Sommigen staarden met een waanzinnige blik om zich heen, anderen keken apathisch op de grond voor hun voeten. (…) We hebben bijna een halve dag in het miezerige weer gestaan met een eersterangs kijk op het kampgebeuren. (…) Die eerste nacht werd er door de nieuwelingen, althans door mij, niet veel geslapen. Ik was overmand door de die dag ondergane bedreigende indrukken. Tijdens de eerste uren van de nacht hoorde ik vanuit de andere kribben in de zaal het aanhoudende hoesten, rochelen, snurken en huilen van medegevangenen. Daar tussendoor het geschimp van de anderen die uit hun slaap gehouden werden”.
Het luiden van de kampklok (een gestolen kerkklok) was voor de SS-ers ’s-ochtends het teken om de barakken binnen te stormen en de zieken en langzaamsten de barak uit te knuppelen. De appels duurden daarna uren, waarbij met name de achterste rijen door knuppelaars onderhanden werden genomen. Soms werden er uren besteed aan het oefenen in exerceren. En goed was het pas als bij het bevel “Stilstand” slechts één klap van de drie duizend paar klompen gehoord werd. En “klonk er ergens een wat naroffelen van klompen dan renden de bewakers tussen de rijen in en sloegen links en rechts met knuppels op de ruggen en hoofden van de weerlozen”.
Een ander voorbeeld hoe sadistisch het er in Kamp Amersfoort aan toe ging: “Meestal na het middagappel werden de straffen uitgedeeld aan hen die gesnapt waren met het stelen van andermans rantsoen of andere vergrijpen. Daarvoor werd een houten bok op de appelplaats gezet waar het slachtoffer overheen moest buigen. Medegevangenen moesten dan het aantal toebedeelde stokslagen uitdelen, meestal tien of vijfentwintig. Gebeurde dat naar de mening van de SS té zachtzinnig, dan kwamen de strafuitdelers zelf aan de beurt bij de toezichthoudende SS-ers”.
Uit de vele voorbeelden die Hans Gerritsen in zijn memoires geeft, staat er één op mijn netvlies gebrand. Op een dag was er bijzonder appel. Alle drie de SS- topfiguren betraden de appelplaats: Kampcommandant Karl Peter Berg (doodstraf 1949) , bewaker Josef Kotalla (overleden in Nederlandse gevangenschap 1908-1979) ook wel de beul van Amersfoort genoemd en Nederlandse SS'er Berend Johan Westerveld, (doodstraf 1948).
Door SS-ers werd een wild uit zijn ogen kijkende gevangene door de poort naar binnen geleid. Berg richtte zich tot de strak in het gelid staande gevangenen: “Na na, hier haben wir dan sogar ein verfluchter jude mit falsche papieren erwischt”. Hans beschrijft dan hoe de arme man systematisch in elkaar geslagen wordt. “Het werd een en al bloed. (…) Roerloos bleef onze arme landgenoot uiteindelijk liggen, ook met schoppen was er geen beweging meer uit de stakker te krijgen. (….) De volgende middag werden we weer naar de appelplaats gecommandeerd. De arme jood had in de tussenliggende 24 uur geboeid in een beerput van het kamp gestaan, in de uit het riool gekomen uitwerpselen van de SS-ers en de gevangenen. Zo werd hij tot onze ontzetting het kamp in, en de appelplaats opgesleept. Enkele brandslangen werden aan elkaar gekoppeld en uitgerold naar een barak. Een kraan werd opengedraaid, en met een krachtige straal koud water werd hij min of meer schoongespoten. (…) Uiteindelijk werd hij dood geknuppeld. Afvoeren”.
Dit (en nog veel meer) maakte de Eindhovense Hans op zeer jonge leeftijd – want wat is nou helemaal zestien jaar - gedurende krap drie maanden mee. Zo word je wel heel snel volwassen.
Kamp Amersfoort was een van de grootste doorgangskampen tijdens de bezetting. In de periode 1941 tot 1945 hebben ongeveer 45.000 veelal politieke gevangenen voor korte of langere tijd vastgezeten in dit doorgangs- tevens strafkamp dat onder direct bevel stond van de SS.
In de omgeving van het kamp, berucht vanwege het meedogenloze regime, werden meer dan 300 gevangenen gefusilleerd. Ongeveer 9000 personen zijn vrijgelaten en 650 omgekomen door ontberingen dan wel executies. De meeste terechtgestelden kwamen uit het verzet. In de Duitse werkkampen en concentratiekampen kwamen veel van de uit Amersfoort aangevoerde mannen alsnog om het leven.
Behalve politieke gevangenen zaten er ook opgepakte onderduikers, vaak (jonge)mannen die de arbeidsinzet wilden ontlopen. Ook Nederlanders die een economische vergrijp hadden gepleegd, bijvoorbeeld zwarthandel of illegale slacht, kwamen in het kamp terecht.
Op 1 mei 1944 werd Hans uit Kamp Amersfoort ontslagen, maar dat betekende nog niet dat hij vrij kwam. Hij werd overgebracht naar de gevangenis op het Wolvenplein in Utrecht, “de Deutsche Strafe und Untersuchungsgefängnis”.
In de gevangenis op het Wolvenplein
Het was tamelijk saai in de gevangenis. Af en toe werd er een medegevangene voor verhoor opgehaald, die soms met bebloede wonden na enige tijd in de cel terugkwam. Hans werd in de eerste week door een bewaker gevraagd of hij wat extra eten wilde verdienen. Dat wilde hij wel. De klus bestond uit het kloppen van de ellenlange kokosmatten uit de gangen. Een zwaar karwei en Hans begon er bijna al spijt van te krijgen dat hij op het verzoek ingegaan was. Na het mattenkloppen moest hij in de kelderverdieping met nog enkele anderen waszakken sjouwen en die in een gereedstaande vrachtauto kieperen. Even dacht hij eraan om langs de auto heen weg te vluchten, maar er stonden gewapende wachten en hij was ongetwijfeld neergeschoten.
Toch liet de vluchtgedachte hem niet los. Van draadjes uit zijn matras maakte hij veters. In de tweede week van zijn verblijf in de gevangenis wist hij te regelen om weer te mogen helpen bij het laden van de vrachtauto met waszakken. Zijn schoenen had hij dicht gemaakt met de zelf vervaardigde veters. De stapel zakken verminderde al snel. Ik laat nu Hans zelf het vervolg van het verhaal vertellen: “En dan terwijl ik weer boven sta overzie ik de situatie in een flits: Er was bij de vrachtauto nu maar één bewaker, en die stond met de chauffeur te praten. Ik stond buiten zijn gezichtsveld, achter de geopende vrachtwagendeur. Links in de hoek van het gazon bij een geopend poortje in het hek, dat mij voordien niet was opgevallen, stond een dienstbode van een daarnaast liggende woning, een stofdoek uit te schudden. Boven op het bordes bij de ingangsdeur van de gevangenis stond de gewapende mof. In de gevangenis was blijkbaar iets gaande dat zijn aandacht trok, hij draaide zich om en stond nu met zijn rug naar de vrachtwagen en het hek. Als een raket, zonder te denken rende ik over de grindstrook. Een geschreeuw achter mij. De dienstbode voor me bij het hek wilde nu met een zwaai het poortje voor me dichtgooien maar reageerde net iets te langzaam. Ik gaf haar een duw en was op straat. Een lange singel. Twee schoten knalden mij achterna”.
Als Eindhovenaar kende Hans heg noch steg in Utrecht. Met uiterste snelheid ging hij aan de haal. Het leek alsof hij zweefde. Hij wist aan de zoekende Duitsers te ontkomen en kreeg een warm onthaal bij een Utrechtse fabrikant, die deel uit maakte van het verzet aldaar. Een goede maaltijd, een warm bad en een bed waren een luxe die hij drie maanden had moeten ontberen. Hij verbleef daarna tijdelijk nog even in Zoetermeer, maar vatte toen het plan op om naar Eindhoven te gaan. Hans deed dat met de trein wat in zijn situatie een riskante aangelegenheid was. Hij had geen persoonsbewijs en met zijn kale hoofd – het was warm weer - viel hij nogal op. Eén van de medereizigers vroeg bijvoorbeeld op een gegeven moment: ”Kom je uit de gevangenis?”. Hans had de tegenwoordigheid van geest om te antwoorden: ”Nee hoor, last van ongedierte”. Omdat hij uit zijn schooltijd de omgeving van het station in Eindhoven goed kende, kon hij via het rangeerterrein de Duitse controle in de stationshal omzeilen. Naar huis gaan had geen zin, omdat na zijn ontvluchting uit Utrecht het ouderlijk huis wel in de gaten gehouden zou worden. Hans ging daarom naar het huis van zijn moeder’s vriendin, dokter Klinkhamer, die niet ver van het station in de Lijsterlaan 32 woonde. (Het echtpaar Klinkhamer was in 1929 van Hengelo naar Eindhoven verhuisd. Mevrouw S.H. Klinkhamer - Bastert was toen benoemd tot gemeente-arts van Eindhoven, terwijl haar man, ir. H.A.W. Klinkhamer, in Hengelo uitvinder van de S.K.A.-motor, op het Nat. Lab. van Philips ging werken. Veel mensen van het NATLAB zaten in het verzet zoals Rien van Bruggen en Cor Gehrels .
Na bij huize Klinkhamer aangebeld te hebben, werd Hans tot zijn geruststelling onmiddellijk binnen gelaten. Toen hij een kop thee gedronken had dirigeerde de dokter hem naar de logeerkamer met het advies om maar eens even goed uit te rusten. “Dan kan ik proberen het een of ander voor je te regelen. Je vindt hier wel wat om te lezen. En je kunt beter niet naar beneden komen voordat je geroepen wordt”. Al spoedig viel Hans in het comfortabele bed in slaap.
Tijdens het avondeten maakte hij kennis met de heer Klinkhamer en de twee studerende zoons. Later op de avond kwam er een man op bezoek met een fototoestel. “Met een paar woorden werd me duidelijk gemaakt in welke positie ik mijn hoofd had te houden en verder zwijgend, werden dan door hem een aantal pasfoto’s gemaakt.
De volgende ochtend na het ontbijt werden mij de afgedrukte foto’s overhandigd en kreeg ik mondeling een adres in de omgeving van het Elzentpark, in de Nicolaas Beetsstraat 11. In het middaguur moest ik me daar melden met het door Dr. Klinkhamer meegegeven wachtwoord”. Het huis waar Hans zich moest melden was het huis van Rien en Jo van Bruggen. Diezelfde middag nog kreeg Hans een persoonsbewijs (PB) onder de naam ‘Thijs Bakker’. “Dit PB” zo zei Rien van Bruggen tegen Hans, “is van middelmatige kwaliteit, maar bij een routinematige controle kan het er wel mee door, je krijgt binnenkort een vervangend exemplaar”.
Aansluiting bij het verzet in Oisterwijk
Terwijl Hans buiten de stationshal wachtte, kocht Rien van Bruggen twee treinkaartjes en schoof er één naar Hans toe. “Ik keek vlug even op het spoorkaartje, het was een retourtje Tilburg. Altijd een retourtje nemen, met één of twee stations verder dan je bestemming, werd me later aangeraden. Bij onraad op het station van bestemming kon je dan weer vlug in de trein stappen en verder meerijden”.
De treinreis voerde naar Oisterwijk. “Door de stationsstraat liep ik een eind achter Rien van Bruggen aan. Op De Lind 4 bereikten we een statige patriciërswoning. (…) We werden naar de met zware meubels ingerichte directiekamer gebracht. Wachtend in de stilte, keek ik door de vitrage gordijnen naar buiten naar de rijen in bloei staande lindebomen langs de brede laan voor de woning. Even later stapte een rijzige persoon van een jaar of vijftig de directiekamer binnen. – ‘Linthorst’ stelde hij zich voor. - ‘Thijs Bakker’, beantwoordde ik hem daarmee”.
Hans beschrijft dan hoe Jan Linthorst (of ‘oom Jan’ zoals hij door vrienden in het verzet genoemd werd) achter zijn bureau ging zitten, een sterke lamp aan deed en vervolgens met vaardige hand en een zeer scherp mesje van een persoonsbewijs, dat hij uit zijn bureaula gehaald had, de foto weg begon te schrapen. De heer Linthorst slaagde erin de foto te verwijderen zonder ook maar één spoor achter te laten. “Mijn foto werd er voor in de plaats gelijmd en een zegel werd er achter geplakt. Nu kwamen er een gemeentestempel van het dorp Udenhout en een stuk doorzichtig celluloid aan te pas waar een hoek uit gesneden was. Dat stuk celluloid werd over het reeds bestempelde gedeelte van het persoonsbewijs gelegd en liet de ruimte voor mijn foto onbedekt. Met vaste hand werd de foto nu keurig overlappend afgestempeld. ‘Zie zo, vanaf nu heet je ‘Cornelis Gerardus Vriens’, geboren in Udenhout”.
Na een handtekening gezet te hebben – waar hij even ruimschoots op moest oefenen – werd Hans opgehaald door een slanke blonde man. Het was Jan Brunnekreef die als bedrijfsleider bij het bedrijf van Jan Linthorst werkzaam was. De volgende dag moest er nog iets geregeld worden in verband met zijn nieuwe identiteit. De echte Hans Vriens was een paar maanden eerder in Udenhout een natuurlijke dood gestorven. Iemand uit het verzet zorgde er voor dat de overlijdensakte van Cor Vriens uit de gemeentelijke administratie werd gelicht en vernietigd werd. Vervolgens moest ‘Hans’ als Cor op een meegebrachte blanco administratiekaart zijn (valse) handtekening plaatsen voor de ontvangst van zijn persoonsbewijs.
In het laboratorium van de fabriek kreeg Hans de opdracht om maar eens te gaan snuffelen in de vele scheikundeboeken die er stonden. Gaandeweg maakte hij zich (dankzij enkele schoolboeken) de beginselen van de chemie eigen en begon Hans kleine fosforbommetjes te maken. Zo rolde Hans het Oisterwijkse verzet in bij de groep van B.I.M. van der Klei , waar hij ook bekend werd als ‘Kleine Hans’ (Hans was 1 meter 69).
Na de bevrijding van Oisterwijk meldde Hans zich bij de stoottroepen in Eindhoven. Omdat hij te jong was om door de toelating voor de stoottroepen te komen, liet hij zijn valse PB zien met de naam "Cor Vriens", waarop een geboortedatum stond waarmee hij wel door de toelating zou komen. Bij de aanmelding voor de stoottroepen konden hij en zijn Oisterwijkse verzetsvrienden aankruisen "Tot de capitulatie van de Duitsers" en/of "de bevrijding van Nederland en de Nederlandse gebiedsdelen". Hans en zijn vrienden besloten om alleen te tekenen voor "Tot de capitulatie van de Duitsers". Hij heeft met name in Limburg aan gevechten deelgenomen en heeft hij nooit in Indonesië gevochten. “Na enkele maanden frontdienst werd ik bij ‘Sectie 4, Inlichtingen en Contra Spionage’ ingedeeld, tot het einde van de oorlog”.
Extra
Hans Gerritsen werkt in 2014 mee aan de Oisterwijkse oorlogsfilm: Schaduwspel. Het verhaal van de film is gebaseerd op biografieën en verslagen van ooggetuigen van de Tweede Wereldoorlog en leden van het verzet, deels op verslagen van Bim van der Klei en met name op de biografie van Hans Gerritsen.
Meer op https://www.schaduwspeldefilm.nl/
Extra info:
PDF Bim van der Klei https://www.eindhoven4044.nl/4/BimvanderKlei.pdf
interview: https://www.narcis.nl/dataset/RecordID/oai%3Aeasy.dans.knaw.nl%3Aeasy-dataset%3A113758
https://beeldbankoisterwijk.nl/videos/hans-gerritsen/
https://oisterwijkinbeeld.nl/verzetsstrijders-van-de-straat/jan-linthorst/
https://oisterwijkinbeeld.nl/verzetsstrijders-van-de-straat/jan-brunnekreef/
https://beeldbankoisterwijk.nl/videos/verzetsstrijder-jan-brunnekreef-werd-maar-25-jaar-oud/
https://oisterwijkinbeeld.nl/verzetsstrijders-van-de-straat/bim-van-der-klei/
https://www.oobr.nl/thema/Verzetsgroep%20Oisterwijk
http://www.advandenoord.nl/biografieen.html
Hans Gerritsen - 1988
Herinneringen van een onderofficier aan de strijd van zijn peloton op Midden-Java.
In 1944 - in bezet Nederland - is Hans Gerritsen een schooljongen van zestien jaar. Hij maakt als zoveel anderen kennis met de uitwassen van de Tweede Wereldoorlog. De middelbare scholier ziet hoe Kotella Russische gevangenen in kamp Amersfoort afbeult, hoort hoe een klasgenoot standrechtelijk wordt doodgeschoten, en speelt zelfs een gevangene, die aan zijn Duitse bewakerswil ontvluchten, zijn fiets toe.
Hij is een avontuurlijke en sportieve jongen, behept met een flinke dosis Fernweh, een wat romantische hang naar de verre landen achter de horizon.
Na de HBS moet hij in dienst, wordt officier en vertrekt in 1947 naar Indië om het land te bevrijden van 'Jappenknechten en extremisten'. Hij maakt de tweede politionele actie mee en moet naderhand met zijn eenheid felle gevechten leveren met de elitetroepen van de Indonesische Siliwangi-divisie. Hans Gerritsen wordt nog jaren later achtervolgd door de vraag 'waarom is het allemaal nodig geweest', en besluit zijn geschiedenis op te schrijven. Het is een nuchter en vooral goudeerlijk verslag geworden van hoe een gewone Hollandse jongen - die het avontuur overzee wel aantrok - betrokken raakt bij een meedogenloze en 'vuile' oorlog. Uniek als verslag van het laatste Indische oorlogsjaar, waar eigenlijk nog zo weinig over bekend is. Bijzonder ook om zijn onopgesmukte toon en menselijkheid en daarom zo'n duidelijke tegenhanger van veel andere soldatenboeken, waar het soldaatje spelen op de evenaar vee! romantische trekjes vertoont en waarin nauwelijks aandacht is voor de vijand - de Indonesische vrijheidsstrijders.
Het moet omstreeks het vroege voorjaar van 1953 geweest zijn dat ik op het punt stond mijn tijdelijke werk bij de afdeling legernummers van Defensie te verliezen. In een achterkamertje bij het voormalige koloniale werfdepot in Harderwijk moesten nog de laatste kaarten herschreven worden.
Waar moest ik heen? Ik was inmiddels een jongeman van 25 jaar en wilde weg uit Nederland'.
In Sterren stralen overal weerspiegelt zich een meeslepend leven, dat van kust naar kust trekt en achter de nieuwe horizon op zoek gaat naar die behouden plek waar toekomst en avontuur elkaar de hand reiken.
Die nieuwe wereld lag verscholen in het verre Indië en in Nieuw Zeeland, waar ongerepte kusten en eindeloze wouden de ingrediënten vormden voor een interessant egodocument dat zich tegelijkertijd laat lezen als een reisverhaal en tijdsdocument. Een afscheid van Nederland, een omzien met een traan, een vooruitblik vol verwachting en een levensavond achter de Hollandse duinen.
Gerritsen, die eerder een boek over Nieuw Zeeland schreef, toont ons een vervuld leven in de 20ste eeuw.
Paperback / softback
387 pagina's
Met illustraties
Maart 2008
Uitgeverij Aspekt B.V.
Rijke verzameling bronnen over de Maori's en de geschiedenis van het onverbiddelijk prachtige Nieuw-Zeeland, door een man die deze eilanden vaak heeft bereisd en er verliefd op is. Maori-mythes, zendelingenverhalen (sommige mét kookpot), dagboeken van kooplieden en avonturiers. Een grabbelton voor liefhebbers.
Hans Gerritsen: Historische verkenningen van Nieuw-Zeeland. Aspekt, Soesterberg. ISBN 905911289x; 406 blz. euro 24,95