P.A.N. Dennenlust

De P.A.N.  Lierop-Asten, waar het kamp Dennenlust was

De P.A.N. was zeer actief in de dorpen rond Eindhoven. Na de bevrijding vroeg de Staf van de P.A.N aan de commandanten in de dorpen om hun ervaringen op papier te zetten. Dat is gebeurd en de verslagen zijn bewaard gebleven. 

Dit deel 7 gaat het over de P.A.N. in Lierop-Asten en het onderduikerskamp Dennenlust

Onderduikers kamp Dennenlust.


Lees vooral ook het extra PDF bijlage met meer foto's en documenten

Lierop - Asten

Ik [ = Koos Stolk] kwam in contact met J.L. [ Jan le Griep verhaal Koos Stolk in Telegraaf 4 mei 1985] van het Spui te Den Haag. Met hem heb ik enige besprekingen gevoerd, zowel bij mij thuis als bij hem. De besprekingen liepen na eerste kennismaking over het opnemen van onze kleine organisatie in het grote verband. Het was ongeveer medio 1941, als ik mij goed herinner, dat ik voor een bespreking naar het Spui ben gegaan. Een onzichtbare hand hield mij echter voor de woning [een café aan het Spui] van  Jan le Griep tegen, zodat ik niet aanbelde. Dit voorval staat mij nog altijd als de dag van gisteren voor de geest. Hoe het kwam weet ik niet, maar ik liep zijn huis voorbij en ik belde niet aan. Ook mijn vrouw stond hierover verbaasd toen ik weer thuiskwam. Ik was n.l. met de bedoeling van huis gegaan om hem te spreken. 

De volgende dag was ik op de zaak, ik werkte toen bij de N.V. Hollander & Khon te Voorburg, alwaar ik hoorde van een inval van de S.D. op het adres waar ik moest zijn. Een wonder had mij gered. Hierbij was ook een zekere M [Maas], kantoorbediende van Hollander & Khon bovengenoemd, betrokken, en gearresteerd. Helaas is Jan le Griep na enige tijd gefusilleerd. M. [ Maas ] is na jaren concentratiekamp wederom vrijgelaten. Thans is M. [ Maas ] weer in functie bij bovengenoemd bedrijf. 

Na de inval zijn wij zeer voorzichtig geworden. Jan le Griep, die van onze groep mij alleen kende, heeft mij nooit verraden, anders had ik zeker de S.D. aan de deur gehad in verband met dit voorval, wat mij echter nimmer is gebeurd. Mijn vrouw was niet zo'n "strijdbare partizaan". Na hier en daar gevist te hebben, wat er voor mogelijkheden waren, heb ik na ruggespraak met mijn vrouw besloten om mij voor 100% aan de Nederlandse zaak te wijden. Immers, de Duitsers wensten ons als soldaat te zien. O.K. ze zouden het ook bemerken. Ik deed alsof ik mij voor krijgsgevangenschap in Amersfoort ging melden, en verkreeg hiermede dat het Rijksbureau mijn salaris, verminderd met de eventueel te genieten kostwinnersvergoeding, door zou betalen aan mijn echtgenote. Alles werd ingesteld op mijn fictieve afwezigheid. 

Vrouw werd gemachtigd bij de Girodienst, Distributie werd geregeld. Vals persoonsbewijs aangeschaft. Kaart uit bevolkingsregister gelicht enz. Bij de Afd. Comptabiliteit werd opgegeven dat ik plm. F. 80,- kostwinnersvergoeding zou gaan ontvangen, wat natuurlijk nimmer gebeurde. Zodoende moest mijn vrouw het met dit bedrag per maand minder doen, wat zij ook in het landsbelang met een blij gezicht heeft gedaan. 

Hierna volgde de actie. Het plan van Wim Gebhard was om een kamp te stichten in de bossen in Noord-Brabant. Hij had daar contactpunten en ik kon voor de bonnen en aanvoer van gegadigden zorgen. Aldus kwamen de plannen tot het gaan onderzoeken van de mogelijkheid ter plaatse in Noord-Brabant. 

Als eerste contactman moet ik noemen de Heer C.P. [Chef Peeters] te Asten. Deze man bracht ons bij zijn broer J.P. [Johan Peeters], de bakker, die voor brood- en kruidenierswaren wilde zorgen. 

Ook H.P. [Harrie Peeters, winkelier in fietsen, wasmachines en butagasflessen] in Asten werd ingeschakeld voor onze kokerij en verlichting. Toen werd een boscomplex uitgezocht op Hoge Bergen bij Heusden, achter Asten. Een boer daar in de omgeving, die naar het inzicht van de gebroeders Peeters het best geschikt was, werd uitgezocht en wij gingen ook naar deze eenvoudige Brabantse boer om zijn steun in verband met de voedselvoorziening. Deze boer was v. M.[van Meel] Alle lof voor deze familie. 

Zij hebben ons fantastisch bijgestaan in onze zeer moeilijke omstandigheden.

Ik zie mij nog gaan met Wim Gebhard  en B.[Mathieu Bussers] de bossen op 1 januari 1944 te Lierop. We gingen een goed terrein opzoeken, wat na wat speuren, en dank zij de grote bekendheid van B.[Mathieu Bussers] van de bossen, werd gevonden. Het punt werd bepaald en nieuwe plannen, getoetst aan de ervaringen die wij in het oude kamp hadden opgedaan, gemaakt. Om er een beetje behoorlijk huis te verkrijgen, waren behoorlijke bomen nodig die daar ter plaatse niet aanwezig waren. Hiervoor werd de houtvester gepolst en deze was bereid zijn medewerking te verlenen. Hiertoe gingen wij met hem de bossen in en hij gaf ons de bomen aan die het beste voor ons werk geschikt waren.


Kamp Dennenlust lag midden in de natuur.
In 1943 / 1944 was er nog geen A67 aangelegd door dit uitgestrekte natuurgebied.
Met dank aan Gerard Geboers voor aanvullende informatie.
Gerard Geboers schrijver en onderzoeker vertelt in november 2015 
aan bhic.nl over kamp Dennenlust


"Plattegrond en onderduikkamp Dennelust"
Kaart met zijaanzicht en bovendoorsnede, getekend door Piet van Veldhoven in 1944/1945?
Diverse functies aanwezig zoals: slaapzaal met krib, slaapzolder, woonkamer, keuken, radio met accu's, hal

De initiatiefnemers hiervoor waren Koos Stolk uit Den Haag en Wim Gebhard uit Gouda. Beiden hadden hekel aan de Duitse bezetting en dat bracht hen er toe ook in het verzet te gaan.

Ze gingen naar Noord Brabant om daar op het platteland een locatie te zoeken voor jonge mannen die wilden ontkomen aan “Arbeitseinsatz” in Duitsland. Ze kwamen via Asten terecht bij Fietsenmaker Harrie Peeters en boswachter Bussers “Den Bus” in Lierop. De plaatselijke jachtopziener wist een ideale plek in de staatsbossen waar, verscholen tussen dichte dennenbegroeiing en nabij een vennetje, het kamp ingericht werd. 

Vanuit het nabijgelegen gehucht Moorsel ging de boerenfamilie Berkers een sleutelrol spelen in de verzorging van de kampbewoners. De eerste groep onderduikers bouwde het kamp zelf met palen en stro. Het werd deels in de grond gegraven en goed gecamoufleerd. Ongeveer dertig mannen, veelal uit het westen van het land, vonden er tot de bevrijding in september 1944 verblijf in wat ze “Kamp Dennelust” [ huidige spelling Dennenlust] doopten. Ook neergeschoten geallieerde piloten kregen er tijdelijk onderdak. Alle kampbewoners werden aangeduid met een nummer. Gebhard en Stolk waren de nummers 1 en 2. Zij bleven veelal buiten het kamp, om nieuwe onderduikers te begeleiden en de contacten met de buitenwereld te onderhouden.

Het kamp ging niet lang na de bevrijding bij een bosbrand in vlammen op. Wat overbleef waren de resten van het oventje dat in het kamp was gemetseld. Op initiatief van de Stichting Comité Lierop 825 en de gemeente werd later het oventje gerestaureerd, een infobord met plattegrond geplaatst en de onderduikersroute uitgezet die op 15 maart 2005 officieel is geopend. In 2013 is door o.a. Gerard Geboers het markeren van de woning en de diverse bijgebouwen de belevingswaarde van die tijd gedeeltelijk terug gebracht.  Er verscheen in 2011 een boek van Gerard Geboers over het leven in het onderduikerskamp en hij geeft ook rondleidingen


Diverse foto van "onderkomen Dennenlust"
De Strobouw: het huis met woonkamer, keuken en slaapzaal
Op deze webpagina staan unieke foto’s van Kamp Dennenlust van het
Imperial War Museum, Londen.

Gerard Geboers schrijver en onderzoeker vertelt in november 2015 aan bhic.nl over het onderduikers kamp Dennenlust

Onderduikerskamp Dennenlust in de bossen onder Moorsel te Lierop (gem. Someren) werd vanaf eind december 1943 tot de bevrijding op 21 september 1944 bewoond. De jongens uit de regio Den Haag, die aan "Arbeitseinsatz" wilden ontkomen, hielden zich eerder in de bossen op Hoogenbergen (gem. Asten) schuil. Toen het daar in december niet veilig meer was, zijn ze vertrokken.

De Astense fietsenmaker Harrie Peeters was gedurende hun hele onderduikperiode de spil in de hulpverlening aan die jongens. Hij bracht hun leiders Wim Gebhard en Koos Stolk in contact met de Lieropse jachtopziener Mathieu Bussers, die hen op Moorsel een geschikte locatie voor een nieuw kamp wees. Bij de familie Berkers konden ze terecht voor melk en groenten en allerlei andere vormen van ondersteuning. 

Uit P.A.N. documenten

De B. [boer M. Berkers en zonen] zorgden voor het transport, eveneens werd door B. voor stro gezorgd. Ook de B. waren het die ons leerden hoe het dak van het huis met stro te bedekken. Voordat het gebouw, dat bestond uit een woonkamer, 4 x 5 m, een keuken 4 x 4 m. en een slaapzaal 7 x 4 m. waartussen zich nog een hal bevond van 2 x 4 m., klaar was, hebben we ons eerst moeten behelpen met onze keukentent. Tijdens de opbouw, januari en februari 1944 sliepen we bij de B. [de boer Berkers]  op zolder. Ook werd hier gegeten in afwachting van onze zelfstandigheid. Een deel van de jongens was nog bij boeren in Asten en Heusden ondergebracht en een ander deel hadden wij naar het nieuwe kamp gehaald ter assistentie bij de opbouw. In februari [1944] kwamen plotseling twee Amerikaanse piloten in ons kamp die een welkome hulp waren bij de opbouw. Zij zijn echter maar een paar dagen geweest, waarna zij zijn doorgezonden. Inmiddels werd ondanks de koude, sneeuw en hagel doorgewerkt om ons huis in orde te maken. 

Auteur / onderzoeker Gerard Geboers:

"Dennenlust" noemden ze hun nieuwe kamp daar en "Strobouw" de woning van hout en stro, die maximaal 75 m² groot zou worden. Vier van hen hadden een vals identiteitsbewijs en daarmee reisden ze door het land. Voor de anderen was ’s avonds naar Berkers het enige contact met de buitenwereld. In Dennenlust groeide het aantal onderduikers tot dertig. De nieuwkomers kwamen uit het hele land en ook via verschillende tussenpersonen. Stolk had niet langer het monopolie op toelating. In maart kwamen ook de eerste gestrande geallieerde piloten aan. Kapelaan Geboers, aalmoezenier van Dennenlust, was ook actief binnen de LO-afdeling Someren. Enkele van de in totaal vijftien geallieerde piloten, die er zouden verblijven, kwamen via hem. Met Pinksteren zou Dennenlust een heus internationaal sporttoernooi beleven.


De keuken met een kachel en gemetseld fornuis. Alleen het fornuis is overgebleven van het kamp. Deze "oven" is gemaakt door Piet van Velthoven, alias ‘Zeeland’.
https://www.peelbelangonline.nl/nieuws/onderduikerskamp-dennenlust-nagebouwd


Zittend: Leo Houtman. Staand achter stro-wand: Jan Engelsman.


Vlnr: Jack Trend,  Roger Gardner, Ed Walker, Eric Grisdale, Bob Punter en Les Shimmons zijn aan het eten.
Zij zijn allemaal  bemanningsleden van een gestrande Engelse bommenwerper.
De foto is van eind augustus 1944, gemaakt in het Belgische Kinrooi. Zij zijn tijdelijk in Dennenlust geweest en daarna begonnen aan hun moeizame terugtocht naar Engeland.
Meer info https://www.weekbladvoordeurne.nl



 foto boven
Waterput met Piet van Velthoven, alias ‘Zeeland’ 
Piet kwam uit Zierikzee en was technisch geschoold. Hij had de ambitie om het aannemersbedrijf van zijn vader over te nemen. Hij heeft de betonplaten in de put aangebracht tegen het ‘loopzand’ en ook het oventje in de "keuken" gemetseld.
Foto onder: De groentebergplaats

Gerard Geboers:

Van medio april tot juli verscheen kampkrant "D’Onderduiker". Enkele onderduikers voerden de redactie over dit weekblad, dat tijdens de aanwezigheid van geallieerde piloten zelfs tweetalig was. Onderlinge conflicten leidden tot de ondergang van D’Onderduiker.

De leider Wim Gebhard, met talrijke lokale contacten, zou uitgroeien tot regionale verzetsleider. Hij was gevoelig voor de oproep van de overheid om met zijn georganiseerde groep deel te nemen aan partizanenacties. Hij wist alle onderduikers achter zich te krijgen, het zou hem in conflict brengen met een voorzichtiger Koos Stolk. "Zijn" jongens mochten geen risico lopen.

Na enige militaire training moesten de onderduikers in september als partizanen aan de slag. Veel opdrachten zoals het onklaar maken van een spoorlijn mislukten. Ze namen NSB’ers gevangen en lieten hen hun eigen gevangenis bouwen. Bij een partizanenactie op 19 september sneuvelde Frank Doucette, een Amerikaanse boordschutter die sinds zes weken in Dennenlust verbleef, en raakten twee mensen gewond, die door de linies heen naar het ziekenhuis in het al bevrijde Geldrop moesten worden gebracht.

Kortgeleden ontmoette ik de 104-jarige Dien Berkers, die voor de onderduikers de was had gedaan. Pas toen ik over de onderduikers begon, kwam de herkenning. Heel helder zei Dien toen: ‘Het was hoog tijd, dat het afgelopen was, we waren er allemaal aangegaan!’


De laatste foto laat tien onderduikers in de slaapzaal in aanbouw zien en is volgens Piet van Velthoven alias "Zeeland" gemaakt in april of mei 1944. De namen: - Bovenste rij v.l.n.r.: Wim Loof – Piet van Velthoven – Koos Stolk – N.N. geallieerde piloot – Sjef Snijder – Cor Bode – Frits Hoff. - Onderste rij v.l.n.r.: Piet Laurier – Harry Plompen – Jan Engelsman.
Bron foto https://www.bhic.nl/ontdekken/verhalen/kamp-dennenlust


De slaapvertrekken

Uit de P.A.N. documenten "Het leven in Kamp Dennenlust" 

Schrijver is Koos Stolk en hij schrijft in de ik-vorm

Met z’n twaalven hebben we ons eind december hier in de bossen gevestigd, we groeven een flinke kuil van ongeveer 75 cm. Diep, en bouwden daarin een hut van boomstammen. Voor de warmte bekleedden we de muren van buiten met stro, en groeven het geheel tot aan de dakrand in. Ons aantal groeide steeds, zodat we bij de bevrijding niet minder dan 45 man telden, waarvan de oude rotten dus bijna negen maanden in die blokhut hebben gewoond. Een hele tijd, als men bedenkt, dat op vier man na, niemand het bos, waarin onze hut stond, mocht verlaten. Wel zaten de mannen niet steeds werkeloos. Er was genoeg te doen. Zo moest er geregeld voor brandhout worden gezorgd, in de buurt van ons kamp ligt een bos, dat er van buiten prachtig uitziet, maar tenslotte niet meer dan een haag van dennen rondom een totaal kale vlakte blijkt te zijn! Dan moest het kamp worden schoongehouden, er moest in de keuken worden gewerkt, alle eventueel in de omgeving gemaakte sporen moesten nauwkeurig uitgeveegd worden, er stonden dag en nacht wachtposten, aan niet-soldaten werd een militaire opleiding gegeven, enz. Ook was er voor voldoende ontspanning gezorgd, we hadden een sportveld met rekstok en kogelvanger, een bibliotheek, die ongeveer 150 delen telde, een eigen tijdschrift "D’Onderduiker", en last but not least…een radio! Aan die radio zit nog een prachtgeschiedenis vast. 


De gevangenis, met zeven gevangenen : een SS-man, een paar gevaarlijke N.S.B.-provocateurs en enige onbetrouwbare kaderlieden van de Arbeidsdienst. 
Dag en nacht stond er een van ons als gewapende wacht voor hun deur

Daarvoor moet u eerst weten, dat we, behalve onze eigen 45 man, nog 7 gevangenen in het kamp hadden: een SS-man, een paar gevaarlijke N.S.B.-provocateurs en enige onbetrouwbare kaderlieden van de Arbeidsdienst. We hadden die heren opgeborgen in de gevangenis , die ze zelf, onder ons toezicht, hadden gebouwd. Dag en nacht stond er een gewapende wacht voor hun deur. 


Met de fiets de accu's opladen om naar radio Radio Oranje te luisteren.
De nazi's trapten harder.

Nu hadden we een radio die op een accu liep. Vanzelfsprekend moest die accu geregeld gevuld worden, en dat gebeurde met een generator die door een fiets werd aangedreven, alles behalve een prettig werkje, de fiets liep wel erg licht, maar men moest tamelijk snel trappen, zodat een normaal mens na een uur doodop was. Toen we gevangenen hadden bezorgde het probleem accuvulling, (want ondanks een overvloed van tijd hadden we aan dat trappen allemaal wel een broertje dood) ons natuurlijk niet meer zoveel hoofdbrekens. Tot onze verbazing zagen we zelfs dat de Nazi’s ons de baas waren, en het presteerden om, weliswaar onder toezicht van een gewapende macht, twee en een half uur snel achter elkaar door te peddelen! Opdat onze jongens naar Radio Oranje zouden kunnen luisteren!

De twee grootste problemen, waarmee we rekening te houden hadden, waren: voedselvoorziening en geheimhouding.

Het was om verschillende redenen onvermijdelijk dat enkele mensen van ons bestaan of onze verblijfplaats wisten. Vooreerst de jachtopziener [Mathieu Bussers], op wiens terrein we zaten, dan de bakker, die grote hoeveelheden brood naar de boswachterswoning bracht, waar het weer door mensen uit het kamp gehaald werd, verder een boer [Marinus Berkers], die voor aardappelen groente, enz. zorgde, en wiens dochter [Dien Berkers] wekelijks voor de kampbewoners waste, en tenslotte nog enige personen, wier hulp in bijzondere omstandigheden in het kamp nodig was.


Ondergrondse schuilplaatsen met kijkgaten waren ingericht,
voorzien van een telefoonverbinding met de hut.

Voor toevallige nieuwsgierigen (want in het dorp wist men dat er ergens partizanen moesten zitten) hadden we onze voorzorgsmaatregelen genomen: de wegen, die ons bos begrensden, werden voortdurend in het oog gehouden door wachtposten, waarvoor ondergrondse schuilplaatsen met kijkgaten waren ingericht, voorzien van een telefoonverbinding met de hut. Dezen maakte alarm door te bellen. Ook moesten zij erop letten, of er vanuit het kamp geen geluiden doordrongen tot waar zij stonden, speelde de radio te hard of werd er op het sportveld te hard geschreeuwd, dan waarschuwden ze door tweemaal te bellen. Voor alle eventualiteiten hadden we nog een alarm installatie aangelegd, waardoor de boswachter ons van dreigend gevaar op de hoogte kon stellen.

Over onze activiteit tijdens de bezetting en de gevechtshandelingen in onze streek zullen we U later wel meer vertellen. Voorlopig kunnen we volstaan met het vermelden van enige sabotagedaden als, het vernielen van drie spoorlijnen, het doorsnijden van kabels, het verplaatsen van verkeersborden , enz. Allen dit, om onder de terugtrekkende Duitsers verwarring te stichten, gingen we met tien man op patrouille , een van ons was een Amerikaans piloot, een boordschutter, wiens been bij zijn noodlanding, indertijd was geblesseerd, maar die nu al aardig genezen was. Hij werd bij deze operatie door een SS-man neergeschoten, met een totaal verbrijzeld hoofd werd hij naar het kamp gebracht en in het naburige dorp begraven, ’s avonds om tien uur. Het is misschien wel interessant te vermelden dat dit met militaire eer gebeurde in een plaatsje dat nog door de Duitsers was bezet. Twee van onze mannen, die bij ditzelfde gevecht waren gewond werden door de linie heen naar een ander , bevrijd dorp gebracht en daar in het ziekenhuis opgenomen.


Les in omgaan met Duitse geweren en schietlessen op speciaal veldje met zandheuvel om de kogels op te vangen

U zult U afvragen hoe die Amerikaanse machinegunner bij ons kwam, welnu, wij hielpen geregeld geallieerde piloten bij hun terugtocht naar Engeland. In totaal verleenden we zo hulp aan 15 man, 10 Amerikanen, 4 Engelsen en 1 Pool. Sommigen moesten door omstandigheden dagenlang in ons kamp op "doorverbinding" wachten, we hadden daarom ook een twintigtal Engelse boeken in onze bibliotheek. Er waren toevallig twee Amerikanen in ons kamp, toen de gevechten in onze streek plaats hadden. Zoals reeds verteld, sneuveld een van hen, de ander sloot zich aan.

Bij de bemanning van twee Engelse gevechtswagens, die de nacht in onze onmiddellijke omgeving doorgebracht had. Op zekere avond hoorden we motorgeronk , gepaard met een hevig gekraak van takken. Direct werd er alarm gegeven, twee mitrailleurs werden in stelling gebracht, en de hele nacht door was ieder van ons op zijn post. ’s Anderendaags merkten we dat het Tommies waren, die ons hadden opgeschrikt, en dat we dus die nacht voor niets doorwaakt hadden. Maar, dat we daar allerminst over teleurgesteld waren, behoeft zeker geen betoog! Waarover we wel teleurgesteld zijn, dat we, toen we van ondergronds bovengronds waren geëvolueerd, de leiding hadden te aanvaarden van mensen, die niet alleen in bezettingstijd te laf waren geweest om actief tegen de Duitsers te ageren, maar zelfs dat kleine beetje ruggegraat misten, dat nodig is om deel te nemen aan het passieve verzet en om weerstand te bieden aan de bekoringen van de zwarte handel….

Hierna werd contact opgenomen met de P.A.N. Onze commandant was Theo Dankelman [ Theo J.A. Doove res. militair]. Wim [Wim Gebhard] en ik [Koos Stolk] werden beide Rayons-commandant, dat militair gezien minder juist was, doch onder onze omstandigheden uitstekend paste. Wij begonnen met orders uit te voeren, b.v. de spoorlijn bij Deurne en …… opblazen. Dit alles geschiedde met de meest primitieve middelen. Wapens waren er niet. Springstof heel gering. Slagpijpjes eerst ook niet, later wel. Slagkoord was er helemaal niet. Toch is het ons tweemaal gelukt. Ook later acties werden door ons ondernomen, b.v. het maken van gevangenen. Zowel N.S.B.ers die voor de Duitsers van gemak waren als gids, alsook Duitsers die in los verband terugtrokken. Hiertoe was in ons kamp een gevangenis ingericht. Patrouilles, die zowel overdag als ’s nachts werden hiervoor gelopen. Op deze wijze konden we aan wapens komen. Ook werd aandacht besteed om ons rayon te organiseren. Het rayon omvatte de Gemeenten Someren-Lierop-Asten. Het gelukte ons in zeer korte tijd een 130 man te mobiliseren, waaraan ook onze sectie-commandant van G. uit Someren-eind een groot aandeel heeft gehad. 

In augustus 1944 bleek dat de Duitsers de bruggen en sluizen van de Zuid-Willemsvaart aan het laden waren om deze t.z.t. in de lucht te laten vliegen. Doordat hun sterkte te groot was, en een dergelijke actie tegen de bezetters grote repressailles ten gevolge zou hebben, konden wij aan de uitvoering van die plannen niets doen. Toch moest ook hier gehandeld worden en ik heb opdracht gegeven om bij voorbaat een nieuwe brug klaar te maken. Deze is ondanks het gebrek aan geschikt hout toch in het geheim vervaardigd. Bomen werden geveld. Balken gehakt en planken gezaagd. Mijn dank aan de werkers. 

Frank Doucette

Sergeant Vlieger Frank E. Doucette Mass. U.S.A.
12 febr. 1922 
Gesneuveld als actief lid van de ondergrondse verzetsbeweging te Lierop op 19 sept. 1944.
Frank Doucettemonument in de Frank Doucettestraat:
Het 'Frank Doucette monument' in Lierop (gemeente Someren) is een gedenksteen met in reliëf een afbeelding van de Nederlandse en Amerikaanse vlag. De steen is geplaatst op een ondergrond van keien en rode baksteen.
In september 1974 is het monument onthuld waarin grafzerk is verwerkt. Frank Doucette is Amerikaans vlieger † 19-09-1944. Op 21 september 1974 is er een plaquette bijgelegd voor Christina de Rooij en Adriaan Verhoeven.
Monument in Lierop

De 19e september 1944 was voor ons een tragische dag. In de morgenuren was een patrouille onderweg. Deze stootte op een te grote groep Duitsers, waarna met spoed om assistentie verzocht werd. Hiertoe werd door mij, die op dat moment in het kamp was, o.a. aan onze Amerikaanse vriend sergeant Doucette opdracht gegeven met de mitrailleur te gaan assisteren. Deze mitrailleur was een oud machinegeweer uit een Engelse vliegtuig, met een ijzeren statief, dat wij bij een smid hadden laten maken. We hadden een band met ongeveer 40 patronen en een van ongeveer 200 patronen. Hoe de zaken zich precies hebben afgespeeld zouden Wim en Jan beter kunnen vertellen, aangezien ik niet op de plaats aanwezig was, doch Frank Doucette was dood, 2 man gewond. Frank werd later door een boerenkar van B. [Berkers] naar het kamp gebracht en de twee gewonden door de linie naar het ziekenhuis in Geldrop vervoerd. Dit was voor mij en voor allen in ons kamp een grote tegenslag. Ik begon direct te denken, waar zit de fout. Ik was van mening dat onze inlichtingendienst niet goed werkte. In de bossen zelf weet men weinig van de omgeving af. Het is daar over het algemeen rustig en veilig. Ik heb toen ogenblikkelijk mijn plan ten uitvoer gelegd en ben in Lierop een kamer gaan vorderen bij de schoolmeester van B. [Beek] Deze woonde in een oud Raadhuis van de voormalige gemeente Lierop, hetwelk nu particulier bewoond werd. De Heer v. B. [Beek] werkte volledig mede en gaf mij het gebruik van zijn salon en tevens mocht ik zijn bureau in gebruik nemen. In de kelder bevonden zich cellen, die voorziening behoefden, en waaraan ik direct liet werken. Niemand in Lierop wist nog dat ik daar in huis was, en ook kenden zij mij nog niet persoonlijk.

Hier wil ik nog melden dat de kist voor Frank is gemaakt door v.d. S. [v.d. Schouw] in de stallen van het Klooster der Eerwaarde Zusters Felicité. Het lijk is in de avonduren aldaar opgebaard en de Kapelaan heeft de laatste gebeden verricht. Des avonds om 11 uur is hij begraven. De aanwezigen waren B [Bussers]. de Jachtopziener, die het graf gedolven heeft, Lt. Bradshaw der U.S.A.A.F., Pater ....., W.G. [Wim Gebhard] en ik [Koos Stolk]. Er werd nog een Onze Vader gebeden, waarna het graf gesloten werd. Dit alles was zoveel indrukwekkender, aangezien de kanonnen in de omgeving bulderden, mitrailleurvuur ratelde. Ieder ogenblik zou een Duitser iets van deze plechtigheid kunnen opmerken. Gelukkig heeft niemand buiten onze groep er iets van gemerkt. De Eerwaarde Moeder Overste Felicité was zo vriendelijk om onze voeding te verzorgen.

Koos Stolk vertelt in mei 1985 aan de Telegraaf zijn verhaal

Alle vliegers die via ons zijn getransporteerd. kwa. men weer heelhuids bij de geallieerden aan. Op een na. de Amerikaanse boordschutter Frank Douchette. Hij en zijn commandant Horace Bradshow kwamen boven Eindhoven per parachute naar beneden. Ik heb Frank daar opgehaald. Maar Frank voelde zich opgesloten in het kamp. Hij wilde steeds op de Duitsers af.

Toen die in september 1944 op de terugtocht waren, heeft Gebhard een groepje vrijwilligers gevormd. met wie hij wilde proberen loslopende Duitse soldaten te ontwapenen. Ik vond dat onverantwoord. Als je met onbekwame mensen tegen bekwamen vecht, verlies je het altijd. En ik had de ouders van de jongens in het kamp beloofd dat ik ze niet onnodig in gevaar zou brengen. Ik heb het Gebhard ook afgeraden, maar samen met Frank Douchette en nog een paar jongens uit het kamp is hij er 's nachts toch op uitgetrokken. Frank had een vliegtuigmitrailleur bij zich, maar voordat hij een schot kon lossen, kreeg hij een Duitse voltreffer in zijn voorhoofd. Hij viel op zijn rug met de mitrailleur in zijn handen. Een dag voor de bevrijding. Pater Geboers had de avond ervoor in het kamp nog een mis gelezen en Frank was bij hem te biecht geweest. We wisten dus dat hij katholiek was.


Ik vertelde pastoor Ribbens van de kerk in Lierop dat er iemand gedood was in de strijd met de Duitsers. Maar die pastoor schrok daar zo van dat hij onmiddellijk zei: ,,Ik bemoei me er niet mee, ik wil er niets mee te maken hebben." Naderhand wees hij toch een plekje op het kerkhof aan, waar we Frank konden begraven. Douchette was 's nachts door een van de jongens van Berkers met een kar opgehaald en naar het klooster van de zusters in Lierop gebracht. Moeder-overste Felicité liet hem keurig afleggen en de timmerman uit het dorp maakte in het klooster een kist, zodat verder niemand in Lierop in de gaten had dat er iemand dood was."

,,Iemand die geen oorlog heeft meegemaakt, kan zich niet indenken dat je zo'n begrafenis op zo'n moment gemakkelijk verwerkt. Je bent in die jaren wat ruwer van aard. We droegen Frank midden in de nacht naar het graf. Er was geen laatste zegen, omdat we de begrafenis zo onopgemerkt mogelijk wilden laten verlopen. Bradshow had het te kwaad. Bussers liet de kist zakken en gooide er gauw aarde over. In de verte hoorden we het bulderen van de artillerie.




Hier maakt een medebewoner een herdenking inscriptie voor Frank Doucette
foto gemaakt op 29-10-1944

In 2008 geeft Cor Verheijen een interview aan het Eindhovensdagblad over zijn belevenissen in het onderduikerskamp.

Verheijen was te werk gesteld in Hannover en besloot na zijn eerste verlof niet terug te keren naar Duitsland. Via Nijmegen en boer Van Seggelen in Lierop kwam hij terecht op de boerderij van Frans van Boomen in Someren. In die periode ontmoette hij Miep Slegers, zijn latere vrouw. Na enkele maanden verkaste hij naar het onderduikerskamp. Daar zaten enkele tientallen onderduikers, Nederlanders – veelal niet uit Brabant – zoals Verheijen, en neergeschoten geallieerde piloten: Engelsen, een Pool, een Canadees en Amerikanen.

Tegen het einde van de oorlog ondernamen de mannen steeds vaker in kleine groepjes expedities tegen de hen omringende Duitsers. 

Ze stalen fietsbanden bij een Duitser in Asten ('er paste er geen een, het was de verkeerde maat', zegt Verheijen droogjes), ze hielden NSB'ers gevangen die onderduikers hadden verraden en voerden op 6 september een sabotage-actie uit op de spoorlijn. "Toen vond je het allemaal heel gewoon", zegt Verheijen. "Later denk je: het was eigenlijk wel een linke boel... Ach, hoe oud was je helemaal?"

Op 19 september 1944 werd een hinderlaag op touw gezet met een van de Duitsers ontvreemd machinegeweer. Doucette (12-2-1922), die tenslotte boordschutter was, wilde graag mee. Frank laadde het machinegeweer. "Hij riep nog: 'ik doe er een band van honderd in' en meteen klonk er een roffel van de Duitsers." De 22-jarige Amerikaan werd getroffen in zijn hoofd en borst en viel dood over het machinegeweer. Twee Nederlanders raakten gewond.

Die nacht werd Frank E. Doucette begraven achter de kerk in Lierop. 

Verheijen: "Ik en Wim Peters uit Asten moesten het graf delven, 1 meter 40 diep."

Bezetting Lierop
Rapport geschreven door Koos Stolk
Kortom, Lierop werd door ons bezet. Echter, de geallieerden kwamen niet. Daar zaten we als partizanen op een ver vooruitgeschoven post. Zonder voldoende kleding, schoeisel, en niet te vergeten, met 1 ½ wapen. Toch hebben we het ongeveer 3 weken bezet gehouden, ondanks verschillende dreigingen van Duitse zijde. Wel geloof ik dat het woord Partizanen bij de Duitsers zo’n vrees aanjoeg dat wij hieraan onze macht te danken hadden. Zouden de Duitsers op de hoogte zijn geweest van onze miserabele bewapening, dan geloof ik vast dat zij zich heerlijk in Lierop hadden gevestigd, in plaats van wij.

Intussen werkte onze commandant G. [Geysels] in Someren reeds aan de zuivering van deze plaats. Aldaar bestond de O.D. en de K.P. Hiertussen was een groot verschil. De O.D. stond bekend als minder heldhaftig. Dit is voorzichtig uitgedrukt. De K.P. reed met een auto waarop een mitrailleur was bevestigd door de straten. Al heel snel werden zij als de Oranje-W.A. betiteld. Hiertussen stonden G. en zijn mannen als Partizanen. 

Bandenroof -1

Een andere opdracht was een kraak te zetten in een bandenfabriek in de gemeente Asten. Deze lag op gehoorsafstand van een school waarin de SS was onder gebracht. Ik zelf was met deze opdracht belast. Hoewel wij met vele moeilijkheden hadden te kampen is dit ons gelukt, enkele honderden banden werden buitgemaakt en ondergebracht bij H.P. te Asten, hier bleek dat slechts een vijftiental banden voor ons geschikt waren, de rest hebben wij toen wederom met groot gevaar dezelfde nacht teruggebracht.

Vermeldenswaardig is eveneens nog dat wij des morgens om 5.15 uur , onder wij te verstaan R.H.[Rinus Hildunisse], G. v.d. B. [G v.d. Born] en ondergetekende werden aangehouden door de S.S. een wachtpost op de brug over de Zuid-Willemsvaart, terwijl een jute zak met fietsbanden in ons bezit was, terwijl wij tevens vuurwapens droegen. Doordat ik mijn tegenwoordigheid van geest kon bewaren, mijn kameraden eveneens, konden wij deze knapen rustig overbluffen en onze weg ongestoord voortzetten. 

Bandenroof -2

Gisterenavond te 22 uur met groep Asten bij fa. v. Heugten rijwielbanden gekraakt. Opbrengst ver beneden verwachting n.l. 6 buiten- en 10 binnenbanden, maat 28 – 1 ½. Hiervan werd 1 stel plus 1 binnenband aan groep Asten uitgereikt. Voorts aan Koos 2 stel, aan de koerier voor huishoudelijke transporten 1 stel, aan de G.C. Lierop 1 stel, aan de koerier Lierop-Asten-Someren 1 stel Op het kantoor werd door ons een schrijven achter gelaten, luidende: 

Hedenavond waren wij genoodzaakt bij U in te breken, daar wij voor het goede doel dringend om banden verlegen zaten. Tot onze spijt was onze moeite grotendeels tevergeefs daar wij de maat die wij nodig hadden 28 – 1 ½ niet in voldoende mate aantroffen. Wij namen 6 buiten- en 10 binnenbanden maat 28 – 1 ½ . Afrekening volgt! Ondertekend: ORANJE gaat boven al.

In de nu komende dagen bleek dat ook de geallieerde legermacht in onze omgeving niets te maken wou hebben met de O.D, er werd door enige Engelse officieren een bespreking gevraagd met de leiding van de P.A.N., er werd ons toen verzocht Lierop te blijven bezetten met het gebied langs het kanaal tussen sluis 9 en 12, zulks in verband met nog rondzwervende groepen Duitsers en steeds over het kanaal komende patrouilles Duitsers. Deze opdrachten zijn door ons nauwgezet uitgevoerd. 

Naar ik meen was het op 23 september 1944 vervoegde een Engels officier zich bij mij die zich voorstelde als Commandant van een vijftal zware tanks, met het verzoek met hem mede te gaan op de tank, teneinde voor goed een Duits verzetsnest achter sluis 10 voor de Zuid-Willemsvaart uit te roeien. Ik stemde hierin onmiddellijk toe en wij togen op weg, halverwege werd er halt gehouden, om de tanks gevechtsklaar te maken en het aanvalsprogram te bespreken na diverse inlichtingen te hebben gegeven en honderd en een vragen te hebben beantwoord, werd de tocht voortgezet. Aan het kanaal aangekomen werd onmiddellijk begonnen met vuren, hetgeen prompt door de Duitsers beantwoord werd met mitrailleur en granaatvuur. Dat mijn positie boven op de tank hachelijk werd, behoeft verder geen betoog, temeer nog daar deze tanks zich nu tijdens het gevecht geheel sloten en ik wegens plaatsgebrek binnen, buiten mijn eigen maar moest zien te redden. 

De K.P. van het toen nog bezette Deurne had gebrek aan wapens. Van geallieerde zijde werd toen gevraagd om een 35 tal vrijwilligers om stenguns door de Duitse linies heen naar Deurne te brengen. Men had hiervoor slechts een paar mensen de resterende 32 vrijwilligers werden binnen een half uur door ons geleverd.   

Ik moge hierbij opmerken dat mijn illegale loopbaan mij alleen reeds enkele duizenden guldens contant geld heeft gekost (waar ik nu broodnodig om verlegen zit). Dat ik thans met een eigen bedrijf niet meer ingeschakeld kan worden, omdat ik tijdens de oorlog niet actief genoeg was, zodat mijn concurrenten nu mijn portie hebben opgeslikt.

Ik kon het niet over mijn hart verkrijgen de SS.er te doden, hij bevindt zich op het ogenblik bij ons in het kamp onder speciale Amerikaanse bewaking. Ik hoop dat U zich met deze oplossing zult kunnen verenigen. 

15 september 1944. Hedenmorgen kreeg ik bezoek van de Kapelaan uit Someren, mijn vertrouwensman sedert het begin van ons duikwerk. Hij kwam met een zeer vervelende boodschap. Laatstleden nacht moet een gewapende troep de boerderij van een zekere Thijs wonende in de Somerse Heide zijn binnengedrongen met het doel er wapens te ontvreemden. Het zijn N.S.B.ers en de boer zelf is enige dagen geleden vertrokken zodat alleen de vrouw met enige kinderen nog in huis zijn. Het vervelende is nu dat de Kapelaan een overval vreesde en er op aandringen van de vrouw een paar mannelijke personen als bewaking heeft ingekwartierd met als gevolg dat er twee partijen, beide van de goede richting tegenover elkaar kwamen te staan. Er zijn geen slachtoffers gevallen omdat er niet geschoten werd maar de gevolgen hadden heel anders kunnen zijn. 

Hedennacht van 21 uur tot 4 uur met twee gewapende stoottroepen gepatrouilleerd en in hinderlaag gelegen tot het verkrijgen van de opgedragen artikelen, echter zonder resultaat. Bericht ontvangen vanuit L. omtrent een te interneren Feldwebel. De man [ Albert Schulz, 23-12-1917] gisteravond met een patrouille opgehaald en de buit afgenomen. 

Bericht dd. 11-9-1944 ontvangen. Opdracht tot vervaardigen van knuppels wordt heden door mij aan betreffende instantie verstrekt. Het is mijn bedoeling iedere groep uit te rusten met tenminste één vuurwapen, de overige leden met knuppels. 

Voorts hartelijk dank voor de sigaretten; verder een misschien onbescheiden vraag, is het mogelijk het ganse rayon van deze zo noodzakelijke materie van Uw kwartier uit te voorzien?

Hoewel met lede ogen zie ik mijn schrijfmachine naar U vertrekken, ik beveel hem in Uw goede zorgen aan. 

Ik had de order uitgevaardigd dat wij op de eerste plaats de vriend van de bevolking waren en deze dus zeker niet mochten terroriseren, op de tweede plaats moest er zonder aanziens des persoons gehandeld worden. Toen kwam de fatale dag. Radio Oranje meldde dat alleen de O.D., K.P. en R.V.V als verzetsorganisaties werden erkend, waarna de grote verwarring kwam. Van het Commando N.B.S. uit Eindhoven kregen we bevel ogenblikkelijk de gehele P.A.N. te ontbinden en dit heb ik [ Koos Stolk] dan ook uitgevoerd. Wat er in ons omging is niet te beschrijven. Wij, die midden in het verzet waren geweest, gewonden en zelfs een dode te betreuren hadden, werden uitgeschakeld.


Koos Stolk bezoekt in 1985 opnieuw Dennenlust en vertelt
 erover in de Telegraaf van 4-5-1985

Koos Stolk vertelt in mei 1985 aan de Telegraaf zijn verhaal hoe het na 21 september 1944 is verlopen.

De volgende ochtend, op 21 september 1944, waren de eerste Engelsen bij ons kamp."

,,Dennenlust" werd opgedoekt, Gebhard vertrok naar de stoottroepen en Koos Stolk en zijn groep van ondertussen zestig man oefenden als Partizanen Actie Nederland voorlopig het gezag over Lierop uit. Toen de geallieerden Lierop definitief bevrijdden, kreeg Koos Stolk opdracht om zijn groep op te heffen.

Koos, die nooit de verzetsheld heeft willen uithangen zou voor de rest van zijn leven een dankbare herinnering hebben overgehouden aan die tijd in de Moorselse bossen bij Lierop als hem niet bepaalde zaken in de schoenen geschoven waren, waar. door hij op zijn zachtst gezegd ontgoocheld en verbitterd is geraakt.

.. Vlak na de oorlog sprak je nog wel eens over die tijd en als dan het woord bonkaarten viel, was de eerste reactie: daar heb je zeker lekker aan verdiend. Gebhard en ik hebben veel geld gespendeerd aan ,,Dennenlust". Toen het kamp werd opgeheven, was er nog 1100 in kas. 


Dat geld hadden we van wildvreemde mensen gekregen, die ons in het geheim hielpen.
Maar bij de geldzuivering in september 1945 kregen we er geen cent van terug, omdat ik niet kon aantonen waar dat geld vandaan gekomen was. ,,Ik geloof niet dat er in de oorlog filantropen waren", zei een ambtenaar van Financiën tegen mij. Toen werd ik ontzettend kwaad en dacht: Koos waar ben je nu mee bezig geweest? Je hebt je eigen hachje in de waagschaal gesteld en nu dit. Maar de grootste klap in m'n gezicht kreeg ik, toen de jongens die bij ons in het kamp hadden gezeten, zich achter mijn rug af vroegen waar hun kleren en handdoeken gebleven waren. Ze suggereerden ermee dat ik daar wel beter van geworden zou zijn. Dan ga je zwijgen en dan wil je er eigenlijk niets meer mee te maken hebben. Pijnlijk is natuurlijk ook dat ik van de onderduikers weinig of niets meer hoor. Ik heb nog wel mijn medewerking gegeven bij hun aanvraag voor het verzetskruis. Ze hebben het gekregen. Ik ook. Maar zo'n onderscheiding zegt me eerlijk gezegd niet zoveel. Maar ondanks die nare nasmaak zou ik, als er weer een oorlog kwam, weer precies hetzelfde doen. Want er blijft één herinnering, die niemand me kan afnemen. Vrijwel alle mensen die ik heb kunnen helpen, zijn weer heelhuids thuisgekomen."


Onderduikers in Kamp Dennelust /Dennenlust

Hieronder de namen van Nederlandse bewoners die een langere tijd in het kamp hebben gewoond.
Gestart met twaalf mannen groeide kamp uit tot 45 man bij de bevrijding.

binnenkomst Achternaam schuilnaam Extra gegevens vaardigheden
01Gebhard, Wim  uit Goudabuiten het kamp
02Stolk, Koos J.H.P. uit Den Haagbuiten het kamp
03Houtman, Jan uit Den Haagsinds juni '44 sectie com. P.A.N. Lierop
04Stolk, Piet  uit Wassenaar
05Zonneveld, Nico uit Wassenaar
06Kemper, KoosJan Kamper
21 jaar
uit Den Haagrijwielhersteller
07Kooij, Hans van der kooi /kooy
21 jaar
uit RotterdamKantoorbediende, Chauffeur,
Duitstalig Engelstalig
Leerling stuurman grote vaart
08Hildernisse, Rinus  21 jaar uit Den Haag Accountant
09Been, Jan19 jaaruit Den HaagAuto en schrijfmach. monteur
10Engelsman, JanTom
21 jaar
 uit Den HaagKantoorbediende,
Duitstalig & Engelstalig 
11Houtman, Leo21 jaaruit RijswijkMachinebankwerker
Zijn broer Jan Houtman was P.A.N. sec. com.
12Vinkestijn, Jan 
13Born, Gerard van der21 jaarBloemist
14Plompen, Harry21 jaaruit Den HaagKantoorbediende
15Bode, Cor24 jaarTimmerman
Plaatselijke leider ploeg 2
16Hoff, Frits 22 jaarKantoorbediende
17Velthoven, Piet vanPiet Zeeland
21 jaar
uit ZierikzeeBrandweer Timmerman
18Loof, Wim  (W.B.) 20 jaarKantoorbediende,
Duitstalig & Engelstalig 
19Snijder, Sjef (O.L.J.) 21 jaar Boekhouder
Duitstalig & Engelstalig 
20Laurier, Piet 18 jaarMachinehoutbewerker
21B.P. Korsten 19 jaarKantoorbediende,
Duitstalig & Engelstalig & Frans
22Smits, D.   
23Magnee, P. 
24Toorn, D. v.d . 20 jaarBrandweer, Monteur kantoormach.
25Huig, Dick 20 jaarBankwerker
??Verheijen, Cor 22 jaarSuikerbewerker
??W. Peters 20 jaarTypograaf, EHBO, chauffeur zonder rijbewijs
??F. Vermolen 21 jaarBrandweer, Kelner
??B.P. Korsten19 jaarKantoorbediende
Duitstalig & Engelstalig & Frans
Plaatselijke leider ploeg 3
??J.E. Holla21 jaarKantoorbediende
Duitstalig & Engelstalig & Frans
??G. v.d. Heijden20 jaarKantoorbediende
Duitstalig & Engelstalig & Frans
??J.A.M Wennekes21 jaarRadio & telefoon monteur, instrumentmaker PTT
??Ch.TH.M Wennekes21 jaarElektricien, bankwerker
??W. v.d. Zanden23 jaarHulpbesteller P.T.T.
??H.F. Bradshaw23 jaarUS armyPiloot
Plaatselijke leider ploeg 1
Resultaat invoerveld gefilterd uit invoervelden
Zij woonden een jaar in een bos

Zij woonden een jaar in een bos – 1 augustus 1943 - 21 september 1944, door Gerard Geboers. 1e druk 2011.

Al lezend herbeleeft u de geschiedenis van deze groep onderduikers en die van de mensen die hen hielpen. Bij het schrijven heeft de auteur dan ook gebruik kunnen maken van een vijftal dagboeken, talrijke interviews, de kampkrant, plattegronden en zelfs van foto’s uit die tijd.

De 2e druk versie kost 19,90 € excl. 8,00 € verzendkosten
bestellen https://www.gerardgeboers.nl/zij-woonden-een-jaar-in-een-bos/

of:
https://www.gerardgeboers.nl/wandelingen/


YouTube film Vloggers voor Vrijheid - Onderduikerskamp 'Dennenlust'
Ruud van Otterdijk ging met Gerard Geboers naar een onderduikerskamp en ze spraken over Gerard's ervaringen met 'verborgen' oorlogsverhalen.