Lou de Jong

De Jong over de P.A.N, (het dagboek van) Borghouts en Eindhoven



Lou de Jong

Loe de Jong is bij het grote publiek vooral bekend geworden door zijn medewerking aan de televisieserie De bezetting (1960 - 1965) en de publicatie van het veertiendelige standaardwerk Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog (1969 - 1994) over Nederland en Nederlands-Indië in de Tweede Wereldoorlog, Omdat hij zich na de Duitse inval (op 10 mei 1940) realiseerde dat hij als Joods journalist door de Duitsers gezocht zou worden, vluchtte hij naar Londen. Daar werd hij verslaggever (en later directeur) van Radio Oranje, de Nederlandse radiozender in Londen die radioprogramma's uitzond voor bezet Nederland.


Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog.
Alle delen te downloaden als PDF op:
https://www.niod.nl/nl/download 
Delen van onderstaande tekst komen uit deel 10a_eerste-helft_zw.pdf

Speciaal PDF 

Dagboek Gewestelijk Sabotage Commandant Jan Borghouts en zijn relatie met de P.A.N., de Partizanen Actie Nederland.
Eindhoven, 3 tot 26 september 1944
In het Zuiden van Nederland had de Gewestelijke Sabotage Commandant, Jan Borghouts, het voor het zeggen in september 1944. Een van zijn stafleden, J.C. ("Tonny") Gerritsen, heeft een dagboek bijgehouden van 3 tot 26 september 1944. EXTRA:  in dit document staat het dagboek, per dag aangevuld met gegevens uit het archief van de P.A.N. Zodat de samenhang in gebeurtenissen beter tot zijn recht komen. 

De Jong over de P.A.N, (het dagboek van) Borghouts en Eindhoven:

Voor wij nu verder gaan, merken wij op dat in de zomer van '44 in Eindhoven en omgeving nog een tot dusver niet genoemde illegale groepering bestond die zich 'Partisanen-Actie Nederland' noemde (de "P.A.N."). 

Zoals die naam al aangaf, wilde deze groepering op het geschikte moment guerrilla-activiteit gaan ontplooien. Ze was in maart '44 ontstaan en de leiding beschikte in augustus over de namen en adressen van een zeshonderd jongeren die bereid waren tot actie over te gaan als men daar de middelen voor had; voorlopig ontbraken die. Deze groepering, waarin ook een aantal leden van uiteengeslagen Knokploegen terechtgekomen was, stond in contact met leidende figuren van de Noordbrabantse Knokploegen.

Jacques Crasborn die tot provinciaal sabotage-commandant in Limburg was benoemd, nam de voor die provincie bestemde explosieven in ontvangst (hij kreeg geen wapens): 14 stukken explosieve plastic met de daarbij behorende z.g. time-pencils.

In de nacht van zondag 3 op maandag 4 september 1944 werd tot actie overgegaan. Van Bijnen en zijn ondercommandanten hadden de zaak goed voorbereid. De sabotage- ploegen beschikten over de aanwijzingen voor ontsporingen, over dérailleurs en in een aantal gevallen ook over de net op tijd gearriveerde plastic-explosieven, soms ook over buitgemaakte Duitse handgranaten die, tot een bundel samengebonden, met een ruk aan een touw tot ontploffing gebracht konden worden onder een rijdende trein; voorts was nauwkeurig aangegeven, welke baanvakken vernield moesten worden. 

Niet alleen Knokploegen werden door de ondercommandanten ingeschakeld maar in Eindhoven en omgeving ook enkele groepen van de Partisanen-Actie Nederland met welke Borghouts contact had onderhouden. 

De wel heel zware en veelomvattende opdracht welke van Bijnen kort na één uur had doen uitgaan, had op Dolle Dinsdag nauwelijks effect. Dat kon moeilijk anders: hij had 'overleg met c.q. inschakeling van alle bekende bewapende groepen' 'noodzakelijk' genoemd - dat vergde tijd. 

Borghouts, de gewestelijke sabotage-commandant in Noord-Brabant, Zeeland en Limburg, kon naar verhouding de meesten van zijn KP'ers (alsook de illegale werkers van de Partisanen-Actie Nederland) actief laten optreden, maar dat optreden was al begonnen voordat hij van Bijnens opdracht had ontvangen. 

Enkele Knokploegen beschikten daarbij over wapens, aangetroffen op de lijken van Duitse motorrijders die in de nacht van 4 op 5 september tegen, over de wegen gespannen staaldraden waren gereden. Onder de aanduiding "dinsdagmorgen 5 september" werd in Borghouts' "Oorlogsdagboek" (GSC-III: "Oorlogsdagboek", p. 44-45.) het volgende genoteerd:


6 mei 1945 Aankomst van de Duitse delegatie bij de aula van de Landbouwhogeschool in Wageningen, alwaar  capitulatiebesprekingen plaatsvonden. Geheel rechts schudt J.J.F. Borghouts (Peter Zuid, Cdt Stoottroepen bezuiden de grote rivieren) een Duitse officier de hand. Links van hem staat (met pijp) Z.K.H. prins Bernhard, links daarvan een andere Duitse officier.
Nadien officier in het leger en in 1995 KVP staatssecretaris van Defensie.
In Eindhoven werd op 18 maart 1967 een standbeeld onthuld ter nagedachtenis aan Borghouts' aandeel in het verzet. Het was gemaakt door beeldhouwer Piet Killaars. In 1978 werd het verplaatst naar Oorlogsmuseum Overloon.
De P.A.N. voormannen van het Eindhovense verzet zagen Borghouts vooral als iemand die hun werk overnam toen zij het werk gedaan hadden.

Uit het dagboek van Borghouts:

'Ontvang bericht dat in Strijp en omgeving scholen en gebouwen die door Duitsers bezet geweest zijn, geplunderd worden. Enige van onze mensen gaan in uniform onder regenjas met wapens daar naar toe. Ter plaatse aangekomen, wordt uit een school van alles weggesleept: kasten, planken, lampen, kortom alles wat los en vast zit. Onze mensen spreken hen daarover aan, doch zij gaan hiermede door. Dan trekken ze de regenjassen uit en lossen een schot in het plafond. Dit heeft onmiddellijk succes, iedereen verdwijnt en twee van onze mensen blijven ter plaatse om herhaling te voorkomen. Op dezelfde wijze zijn ook enige huizen van Duitsers en NSB'ers geplunderd, waar hoofdzakelijk huisraad van Joden in was. Lang niet alles is door ons verhinderd kunnen worden. Wij slagen er middelerwijl in, geüniformeerd, de geweren en karabijnen, die de burgers meegenomen hebben, te verzamelen, ook grote hoeveelheden munitie. Duitsers deden niets tegen onze mensen in uniform en met karabijnen op de rug.

Het vliegveld wordt op dezelfde wijze afgegraasd. In de omgeving zijn 300 varkens door burgers buitgemaakt. Hier was het zo erg, dat onze mensen er praktisch niet tegen opgewassen waren en niets anders konden doen dan adressen opschrijven van plunderaars.

Ook in Woensel werd een school leeggehaald, hetgeen door onze mensen verhinderd kon worden en waar een politieman op wacht gezet is.

Opleidingshuis van de Landwacht in Tongelre eveneens leeggeplunderd.

... Momenteel zitten nog enkele van onze mensen in scholen en huizen op wacht, terwijl het plunderen afneemt' 


https://www.eindhoven4044.nl/4/Dagboek_Sabotage_Commandant_1944_met_PAN.pdf

Borghouts in Eindhoven

Men ziet: Borghouts had in Eindhoven en omgeving zijn krachten in hoofdzaak gebruikt om het plunderen tegen te gaan. De ervaring overigens dat militairen van de Wehrmacht in één geval niets hadden gedaan 'tegen het optreden van onze mensen in uniform' (een blauwe overall met oranje armband) 'en met karabijn op de rug', bevestigde de indruk dat de bezetter vrijwel had afgedaan.

In het zuiden berustte de leiding bij van Bijnens vriend Borghouts. Deze had zijn bureautje kunnen vestigen in een kamer in het Binnenziekenhuis te Eindhoven maar kreeg er op de 6e (etage) de beschikking over twee kamers, en wel op de kraamvrouwenafdeling (dat leek extra veilig); hij had er telefoonverbinding met van Bijnen in Rotterdam. Moeilijker waren de verbindingen naar de provinciale sabotage-commandanten in Limburg en Brabant; die werden in de regel door koeriersters onderhouden. 

Borghouts stond in Eindhoven in contact met de commandant-Zuid van de RVV, dr. J. Hoekstra, de Philips-employé, die, al had hij dan ook in juli de banden met Thijssen verbroken, zich nog steeds als hoogste RVV-functionaris in het zuiden beschouwde. Op 8 september rapporteerde Borghouts aan van Bijnen dat hij met Hoekstra een 'uiterst prettige samenwerking' had:

"Als ik telefoneer om gummistokken, verduisteringspapier, punaises enz., lopen de commandant-Zuid-RVV en zijn adjudanten zich het vuur uit hun schoenen ... Commandant-Zuid-RVV heeft mij gisteren zijn enige pistool voor mijn persoonlijke verdediging beschikbaar gesteld. Mijnerzijds is geen poging ondernomen om met de OD in contact te komen, dit is wel getracht door commandant RVV doch deze heeft als antwoord gekregen dat de commandant-OD het tijdstip nog niet gekomen achtte om uit zijn schuilplaats te kruipen"  (Notitie, 8 sept. 1944, van van Bijnens bureau (LO/LKP, 3 B)).

Wij nemen aan dat de OD-commandant andere woorden heeft gebruikt.

Op diezelfde 8ste september had Borghouts nog geen volledig overzicht van de onder hem ressorterende knokploegen. Hij wist dat zich in Limburg Knokploegen bevonden in een twaalftal plaatsen die tezamen ca. tweehonderdvijftig man telden ("iedere groep hoogstens voor 40% bewapend met pistolen"). 

In Noord-Brabant bestonden negen Knokploegen (plus in Eindhoven en omgeving de aangehaakte Partisanen Actie Nederland), maar de contacten met de groepen in West-Brabant waren op die 8ste verbroken en enkele knokploegen hadden in het geheel geen wapens.

Wat Borghouts vooral dwarszat was dat hij na de eerste partij die op 3 september van benoorden de rivieren naar hem was getransporteerd, in het zuiden geen Britse wapens en explosieven meer ontving: de Duitse controle op de bruggen over de grote rivieren was verscherpt en van de in Brabant en Limburg opgegeven droppings-terreinen werd geen gebruik gemaakt. 

Elke avond luisterde Borghouts naar de op Radio Oranje volgende Vlaamse uitzending van de BBC of voor hem bestemde slagzinnen werden doorgegeven (slagzinnen die droppings in Nederland aankondigden, werden vaak door Radio België omgeroepen) - waarom droppen ze niet?, liet hij op 9 september om zes uur 's avonds noteren. Ze weten toch dat er niet voldoende wapens en materialen zijn om aan de opdrachten te voldoen? En om kwart voor negen: Radio België is geweest en weer is er geen slagzin. Wij voelen ons als de Polen in Warschau.

Op 10 september, weer om kwart voor negen: Radio België-uitzending beëindigd. Weer geen slagzin. Mag je onder zulke omstandigheden vloeken? 

Links en rechts liet Borghouts naar 'Nederlandse' wapens zoeken maar die werden nergens gevonden - wèl waren enkele Knokploegen er omstreeks Dolle Dinsdag in geslaagd, zich door overvallen op individuele Duitse militairen van wapens meester te maken; bovendien had een lid van Borghouts' staf het in de nacht van 6 op 7 september gepresteerd om brutaalweg met een losse locomotief bij het stationnetje Aalst-Waalre (even bezuiden Eindhoven) een spoorwagon van de Wehrmacht op te halen - daarin waren evenwel slechts één mitrailleur (met munitie) en achttien handgranaten gevonden; tenslotte werd op 8 september een overval gepleegd op een vrachtauto van de Wehrmacht waardoor men opnieuw wat handgranaten en mitrailleurmunitie verwierf, maar bij deze actie sneuvelden twee KP'ers. De Duitsers waren meer en meer op hun hoede. 

Men moet er in het algemeen van uitgaan dat de P.A.N. deelnam aan alle KP-acties in Eindhoven en omgeving. De P.A.N. had groepen in Eindhoven, Valkenswaard en Geldrop. In een relaas van deze groep wordt vermeld dat men 'bij de uitbreiding van de manschappen in de laatste dagen voor het ontzet' (Eindhoven werd op 18 september bevrijd) 'niet steeds even beraden te werk is gegaan' (de daaruit voortvloeiende moeilijkheden zullen wij nog in dit deel beschrijven) en dat de 'eindbalans' van de acties was dat de groep 214 krijgsgevangenen (had) gemaakt, 705 arrestaties verricht en plus minus 800 geweren en 100 mitrailleurs buitgemaakt, eveneens grote hoeveelheden pantservuisten en handgranaten'.  (1 zie onder de foto van de spoorlijn)                            

Wat de arrestaties aanging, betrof dit acties na de bevrijding en wij nemen aan dat toen ook het grootste deel van de vermelde wapens is verzameld en de meesten van de ruim tweehonderd krijgsgevangenen zijn binnengebracht.                            

(Gemeenschap van Oud-Illegale Werkers: Het illegale verzet ... in de stad Eindhoven en omgeving (1945), p. 21, 23)


Aan de voor de Wehrmacht belangrijke [spoor] lijn Gennep-Boxtel liet Borghouts op 9 september alle sabotage staken omdat de Wehrmacht had doen weten dat bij voortzetting daarvan een groot aantal mannen, vrouwen en kinderen zou worden gefusilleerd. Borghouts stelde van Bijnen daarvan in kennis; diens standpunt was dat de gewestelijke sabotage-commandanten bevoegd waren tot zulk een ingrijpen. Dat standpunt werd door het BBO (Bureau Bijzondere Opdrachten) bevestigd.
Foto 1939 https://nimh-beeldbank.defensie.nl

Gevolg van deze omstandigheden was dat de knokploegen in het zuiden een groot tekort kregen aan middelen om hun acties uit te voeren en te dekken, vooral aan wapens. Explosieven wisten zij wèl te verwerven, nl. bij de Staatsmijnen, en niet zo weinig: 1000 kg trotyl. Zij waren daardoor in staat om, gelijk reeds weergegeven, regelmatig spoorwegsabotage te plegen - niet zo regelmatig evenwel als zij zelf wensten (1 zie onder foto spoorlijn) en vooral in de week vóór het inzetten van 'Market-Garden' kwamen de groepen in Brabant krap te zitten – juist de week dus waarin de Philipsfabrieken werden leeggeroofd. 

Het kwam toen tot samenwerking tussen de Brabantse Knokploegen, functionarissen van Philips en personeel van het rangeerterrein te Eindhoven. Twee acties slaagden: de spoorwissel van de aftakking naar de Philipsfabrieken werd grondig onklaar gemaakt en een gereedstaande trein van meer dan dertig volgeladen goederenwagons werd naar een punt in de omgeving van Eindhoven gereden waar, naar men hoopte, de Duitsers hem niet tijdig zouden kunnen vinden. De Duitsers waren woedend (als represaille schoten zij een functionaris van Philips, ir. M. Reuchlin, dood), lieten de wissel herstellen en gingen driftig op zoek naar de ontbrekende trein. Deze werd op zaterdag 16 september ontdekt en naar het Eindhovense stationsemplacement gesleept. "Er zit wel zand en grint in de oliepotten", liet Hoekstra aan Borghouts berichten, "maar men is van plan langzaam te rijden en het er dan maar op te wagen."

Onmiddellijk gaf Borghouts opdracht, sabotage te plegen aan de spoorlijn Eindhoven-Venlo, maar er was geen trotyl voor beschikbaar doch alleen nog maar een paar handgranaten.(3)  (3) A.v., p. 152.

Gelukkig: toen het op zondag 17 september tot de Amerikaanse luchtlanding bij Eindhoven kwam, stond de bewuste trein nog steeds op het emplacement te Eindhoven - hij was toen dubbel zo lang geworden.


Een militair van de 101st Airborne Division verlaat de landingszone bij Son.
zie ook foto's bij https://www.eindhoven4044.nl/4/PAN6.html

Eindhoven / 'Hell's Highway'

Op zondag 17 september waren, gelijk eerder uiteengezet, de tanks van de Guards Armoured Division niet verder gekomen dan Valkenswaard en na middernacht waren benoorden Eindhoven parachutisten van de Amerikaanse 101st Division bij Son over het Wilhelminakanaal gekomen maar na alle strijd die zij 's middags en 's avonds hadden moeten leveren, waren zij niet naar Eindhoven opgerukt. 

De bevolking daar verkeerde maandagochtend in grote spanning, totdat omstreeks het middaguur de eerste Amerikanen (tussen Son en Eindhoven waren zij door een Duits mitrailleurnest opgehouden) tot in het stadscentrum doordrongen op zoek naar verstrooide Duitse militairen van wie zij er niet meer dan een kleine tweehonderd wisten te vinden. In de eerste uren van de bevrijding kwamen in Borghouts' dagboek (het werd bijgehouden door zijn naaste medewerker, J. C. Gerritsen) de volgende notities te staan:

12.25 uur. Eindhoven is vrij. De eerste Tommies (Bedoeld: Yanks; 'Tommies' sloeg in de regel slechts op Britse militairen) passeren het Binnenziekenhuis. Een grote wagen, gesierd met een grote oranje doek komt voorbij. Tommies zien er vermoeid uit. Er wordt in de handen geklapt, gewuifd, hoera geroepen, enz. Het 'Oranje boven' is niet van de lucht. Het publiek is razend. Het is de Airborne-groep uit Son.

12.50 uur. Er is contact met de politie. Het bord van het Wehrmachtsheim gaat naar beneden, het hakenkruis wordt op straat verbrand, het portret van Goering stukgetrapt. Het is niet te beschrijven.

13.10 uur. Postkantoor door ons bezet. Voor telefoonkantoor maatregelen genomen. Idem versterkingsstation. Een Mof komt nog naar buiten met de handen in de hoogte. Hij rapporteert dat er nog twee paarden zijn. Komen te voorschijn met rood-wit-blauwe vlaggen aan het bit.

13.30 uur. De directrice van het ziekenhuis komt met een fles wijn opdraven. 

Château Saint Julien 1922, Leóville. Glaasjes enz. versierd met oranje strikjes.

14.30 uur. Amerikaanse commandant van de staf op bezoek. Hem inlichtingen verstrekt over nog enkele achtergebleven zware mitrailleursnesten.

15.00 uur. Onder gejuich van het publiek per auto vertrokken naar het nieuwe hoofdkwartier bij Philips aan de Emmasingel.


Dat was het hoofdkwartier van de OD, waar ook de KP onderdak had gekregen. Borghouts trof er de gewestelijk commandant van de OD aan, de kapitein der jagers mr. W. J. van Dijk. Deze liet in die eerste uren een geheel schema van werkzaamheden uitvoeren. Links en rechts zond hij ordonnansen uit opdat ca. negenhonderd OD'ers, in compagnieën ingedeeld, diverse punten zouden bezetten; ook de ca. zevenhonderd man die bedoeld waren om als grensbewakingstroepen te fungeren, werden gewaarschuwd en samengetrokken. Er werden voorts proclamaties aangeplakt waarvan de tekst door van Dijk was vastgesteld in aansluiting op de stukken die hij, ten dele al in '42, van Six had ontvangen. 'De handhaving van volstrekte orde en rust geschiedt', zo heette het in zijn proclamatie,


Oproep aan de bevolking van het gewest Eindhoven e.o.
'onder verantwoordelijkheid der door de regering aangewezen Vertrouwensmannen, alsmede van de commissarissen der koningin en van de burgemeesters en is in militair opzicht aan mij als gewestelijke commandant van de Ordedienst (OD) opgedragen in het gewest Eindhoven en omstreken ... Tegen hen die, ondanks alles, de orde en rust mochten trachten te verstoren of zich op welke wijze ook tegenover het door mij beklede wettig gezag mochten plaatsen, zal met niets ontziende gestrengheid worden opgetreden.
Leve de koningin!'

In het begin van de middag werd voorts de door de bezetter ontslagen burgemeester, mr. A. Verdijk, met een jeep opgehaald (door de P.A.N.) Hij las op de markt een eigen proclamatie voor, waarna de samengestroomde Eindhovenaren, velen met tranen in de ogen, het Wilhelmus zongen. 

NSB'ers en andere 'foute' elementen werden opgehaald, niet zozeer door de politie of door OD'ers maar hoofdzakelijk door de leden van de Partisanen Actie Nederland die opeens voor de dag waren gekomen in blauwe overalls met de letters P. A. N. er op (die werden door niemand begrepen). Het ging bij dat ophalen nogal ruw toe:

Ze werden uit hun huizen gehaald, de Hitler-trawanten, en nu eens knielend, dan weer met de handen boven het hoofd, werden zij door de straten geleid, soms gedwongen te zingen 'Leve de Wilhelmien', op hun rug meedragend Volk en Vaderland of het portret van de Führer, dat nu maar op hun achterwerk hing te bengelen. De dames en meisjes waren soms voorzien van een hoofddoek waarop vermeld stond: "Nur für Wehrmacht".

Al deze en dergelijke bedrijvigheid werd evenwel tegen vier uur 's middags afgebroken toen een geheel andere situatie leek te ontstaan: Duitse militairen kwamen namelijk van het oosten uit Eindhoven weer binnen. 'De straten zijn in een mum schoon', liet Borghouts om kwart over vier noteren, de vlaggen werden haastig ingehaald. Hier en daar ontstonden gevechten tussen de Amerikanen en de Duitsers. Enkele uren later deed het angstig gerucht de ronde dat Duitse tanks in aantocht waren. Inderdaad, ca. 40 tanks van de 107te Panzerbrigade, overgeplaatst uit het gebied bij Aken, hadden bij Venlo de Maas gepasseerd maar zij konden even ten noordoosten van Eindhoven de brug over de Dommel niet over (die brug was niet sterk genoeg), Duitse pantserwagens kwamen er wel overheen. Net op tijd, tegen zeven uur 's avonds, trok de Guards Armoured Division langs de weg uit Valkenswaard Eindhoven binnen: een lange colonne die, vooral na de nervositeit die in de laatste middaguren had geheerst, met uitbundig gejuich werd begroet. Dat duurde niet lang. Er gebeurde namelijk iets waar niemand op had gerekend: in een poging, het oprukken van de Britse tanks te vertragen, begon de Luftwaffe Eindhoven te bombarderen. In Borghouts' dagboek werd genoteerd:


20.25 uur. De eerste bom valt. Het leuke is dat de schuilkelder onbereikbaar is, de Philipsmensen de weg niet weten en de portier geen sleutels heeft ... Philips moet het nogal ontgelden maar ook de woonwijken worden niet gespaard. Gierend gaan de bommen over ons heen of vallen dichtbij ons. Toevallig niet bovenop ons. Wel staan de muren te trillen en valt de kalk en puin op ons hoofd, maar niemand wordt getroffen.

Intussen blijken ook de Duitse pantserwagens tot Eindhoven doorgedrongen te zijn... Het beroerde is dat het schieten zo dichtbij komt dat het klaarblijkelijk de spoorwegovergang bij Philips nadert. Er wordt zelfs met geweer en pistool geschoten. De granaten vliegen links en rechts om ons heen. Wij moeten er ons dus rekenschap van geven dat ieder ogenblik òf de Duitsers of de Engelsen onze schuilplaats kunnen ontdekken (er zijn ook nog zeventien man van de OD). Daarom ontdoet iedereen zich van overalls, armbanden, wapens, bezwarende papieren enz. Dat dit met enige angst gepaard gaat, valt niet te ontkennen. Daarna wordt weer verzameld en dringen we op een hoopje bij elkaar maar geen Duitser kwam opdagen.

Ongehinderd (er was nog geen luchtafweergeschut geïnstalleerd) hadden ca. 100 lichte bommenwerpers van de Luftwaffe hun bommen laten vallen, ca. tweehonderd slachtoffers makend onder de burgerij. Eindhoven bood dinsdagochtend, aldus later H. J. van den Broek, nu kapitein, die als chef van de subsectie-Radio van het Militair Gezag maandagavond met de eerste groep Militair Gezag-officieren in de stad was aangekomen, een troosteloze aanblik ... Alle vlaggen, alle wimpels, alle versierselen waren als bij toverslag verdwenen ... Met hun kinderen aan de hand trokken ouders naar buiten'

Allen waren teleurgesteld door wat gebeurd was in de eerste uren van de bevrijding waar zij meer dan vier jaar naar hadden uitgekeken.

Teleurgesteld waren toen ook al OD-commandant van Dijk en burgemeester Verdijk: het Militair Gezag had zijn intrede gedaan, aan de burgemeester was duidelijk gemaakt dat hij alle belangrijke zaken aan de militaire commissaris, majoor C. Verhoeff, moest overlaten en aan van Dijk was gezegd dat hij als gewestelijk commandant van de OD geenszins met 'wettig gezag' was bekleed, dat de aanplakbiljetten met zijn proclamatie schielijk van de muren moesten verdwijnen, dat het Militair Gezag zijn zevenhonderd grensbewakers niet nodig had en dat hij de compagnieën OD'ers maar aan de Britten moest aanbieden.