Johann Kropf werd in 1894 geboren in Amsterdam. Woont tijdelijk in de periode 1900-1909 met zijn ouders in Leiden, daarna verhuist hij tot 28e naar Duitsland en kreeg hij de Duitse nationaliteit. Hij keerde in 1922 terug naar Nederland. Hij woont in Eindhoven met zijn vrouw Amanda Beckmann. Ze kregen in 1930 een dochter: Irma.
Johann Kropf was in de jaren dertig werkzaam als levensverzekeringsagent bij De Centrale Arbeiders- Verzekerings- en Depositobank in Eindhoven. Zijn kantoor was zijn woonadres Roostenlaan 121.
J. F. KROPF, agent Centr. Arb. Verz.- en Dep. Bank, wenst allen een Gelukkig Nieuwjaar.Eindhoven, Roostenlaan 121.
advertentie in Zaans volksblad : sociaal-democratisch dagblad Datum 31-12-1938
Tijdens de oorlog bracht een vriend hem in contact met de joodse Benoit de Vries, die een onderduikadres nodig had. Benoit de Vries, was tot 1933 koopman in manufacturen en herenmode artikelen in Rotterdam. Johann en Amanda zorgden voor Benoit vanaf 2 augustus 1942, totdat Eindhoven op 18 september 1944 werd bevrijd. Tijdens de oorlog hielpen Johann en Amanda ook andere Eindhovense onderduikers door hen te voorzien van vervalste identiteitspapieren en bonkaarten.
Na de bevrijding van Eindhoven was Benoit de Vries enige tijd werkzaam bij het militair gezag, in het bronverhaal omschreven als: "hoofd van de Nederlandse Militaire Autoriteit". Toen Johann Kropf, die nog steeds een Duits staatsburger was, onterecht werd gearresteerd, regelde Benoit onmiddellijk zijn vrijlating.
In 1950 kreeg Johann de Nederlandse nationaliteit, op dat moment was hij instrumentmaker. In 1942 had hij zich laten omscholen in Utrecht.
Op 24 december 1979 erkende Yad Vashem Johann Friedrich Kropf [Postuum] en zijn vrouw, Amanda Christine Caroline Kropf-Beckmann, als Rechtvaardige onder de Volkeren.
Polis NV De Centrale Arbeiders- Verzekerings- en Depositobank bron www.vakbondshistorie.nl
De Centrale Arbeiders- Verzekerings- en Depositobank te 's-Gravenhage werd opgericht op 13 februari 1904. Initiatiefnemer en eerste directeur was Nehemia de Lieme (26 maart 1882 -24 juni 1940). De oprichting van De Centrale moet gezien worden tegen de achtergrond van de maatschappelijke ontwikkelingen aan het einde van de negentiende eeuw. De gedachte ontstond om niet alleen door politieke strijd en de inspanningen van de vakbeweging het lot van de arbeidersklasse te verbeteren maar ook door het oprichten van ondernemingen waarvan de winst kon worden aangewend tot verheffing van de arbeidersklasse. In de statuten van De Centrale werd vastgelegd dat minstens 55 procent van de zuivere winst ten goede zou komen aan de arbeidersbeweging. Tweede motief was dat de verzekeringspraktijken in een tijd waarin het toezicht door de Verzekeringskamer nog ontbrak, niet altijd even deugdelijk waren. Derde reden was dat het opzetten van een verzekeringsbedrijf de mogelijkheid bood om mensen die vanwege hun inzet voor politieke partij of vakbeweging hun baan hadden verloren, aan een nieuwe werkkring te helpen. De ontslagen na de spoorwegstaking van 1903 hadden de actualiteit van deze laatste overweging opnieuw benadrukt.
Overigens kan niet gesteld worden dat De Centrale alleen uit de arbeidersbeweging voortkwam. Het initiatief ging mede uit van personen uit de burgerij die sympathiek stonden tegenover de arbeidersbeweging en haar doeleinden en idealen. Tot hen behoorden behalve G.W. Melchers, predikant en Tweede Kamerlid voor de Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (SDAP), zie biografische schets in het BWSA , ook de advocaat I.B. Cohen en de arts W.J. Leuring. Beide laatsten waren geen lid van de SDAP. Ook de directeur, Neh. de Lieme, had geen speciale binding met de sociaal-democratische beweging, en is eerder als een sociaal bewogen liberaal te karakteriseren.
Opmerkelijk is dat men koos voor de juridische vorm van de naamloze vennootschap. In het binnen- en buitenland hadden met de arbeidersbeweging verbonden levensverzekerings-instellingen vaak een coöperatief of een 'onderling' karakter. Bij de oprichting van De Centrale koos men voor een landelijke organisatie in de vorm van een naamloze vennootschap en, mede vanwege de commerciële opzet en financiële belangen, voor een krachtige leiding. Vanaf de oprichting was het Nehemia de Lieme, overigens bij zijn aantreden als directeur nog geen 22 jaar oud, die De Centrale leidde. De opzet als naamloze vennootschap impliceerde de uitgifte van aandelen. Besloten werd alleen personen en dus geen organisaties als aandeelhouder te aanvaarden. Bij de oprichting werd uitgegaan van een kapitaal van ƒ 50.000,- verdeeld in aandelen van ƒ 10,-. Het plaatsen van deze aandelen kostte aanvankelijk de nodige moeite.
In de eerste jaren van haar bestaan kende De Centrale, die zich bovenal bezighield met het afsluiten van levensverzekeringen en het beheer van de haar toevertrouwde gelden, een bescheiden groei.
Rond 1910 waren de financiële moeilijkheden die na de oprichting volgden, voorbij. De vrij moeizame relatie van De Centrale met de SDAP, en met name met hun voorman P.J. Troelstra , zette echter een rem op de ontwikkeling. Het feit dat De Centrale nog niet in staat was tot het verstrekken van winstuitkeringen, vertraagde een verdere toenadering tot de 'rode familie'. Pas na 1920 zou De Centrale daarin een belangrijke rol gaan spelen.
Het interbellum
De absolute winstcijfers van De Centrale vertoonden vanaf 1920 tot 1933 - met uitzondering van 1923 en 1924 - een gestage groei. Na een dieptepunt in 1936 ging het weer bergopwaarts. De Centrale was vooral belangrijk als volksverzekeringsmaatschappij. In procenten uitgedrukt steeg het aandeel van De Centrale in de Nederlandse volksverzekeringsportefeuille van 4,4% in 1926 tot 5,9% in 1939. Het aandeel van De Centrale in de kapitaalverzekeringen was geringer en daalde van 1,6% in 1926 naar 0,9% in 1939 (3).
In de eerste jaren van het bestaan achtte de leiding van De Centrale het nog niet verantwoord bovengenoemde winstuitkeringen ten behoeve van de arbeidersklasse te doen. In 1921 (boekjaar 1920) begon De Centrale gelden uit te keren om te 'worden aangewend tot het langs wettige weg economisch, politiek of cultureel sterker maken der arbeidersklasse' overeenkomstig art. 27 van de statuten. De Centrale keerde dergelijke gelden ononderbroken uit tot het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Deze steunverlening nam diverse vormen aan en varieerde van kleine tot grote schenkingen en van bescheiden renteloze leningen tot omvangrijke hypothecaire leningen tegen gunstige voorwaarden. Behalve door middel van uitkeringen uit de winst steunde De Centrale de 'rode familie' ook uit de z.g. vrije reserve en uit het in 1929 opgerichte Fonds voor Sociale Doeleinden. Overigens moet benadrukt worden dat in de visie van De Lieme de belangen van de verzekerden altijd prioriteit hadden en dat uitkeringen aan de arbeidersbeweging op de tweede plaats kwamen. De gunstige ontwikkeling van De Centrale tot een stabiel verzekeringsbedrijf maakte het mogelijk dat De Centrale zich in het interbellum ontwikkelde tot een van de steunpilaren van de Nederlandse sociaal-democratische arbeidersbeweging.
De Centrale overgenomen door de Duitse bezetters.
Tekst: De Centrale verzekert werkend Nederland Solide & Coulant
Affiche Periode 1940 - 1945
Bron https://geheugen.delpher.nl
[Affiche in kranten 1942 pop-up] met de tekst welkom in 1942..toch een gezegend jaar! De meeste Nederlanders dachten daar anders over
De Tweede Wereldoorlog
Al spoedig na het begin van de Duitse bezetting in mei 1940 werd De Centrale op last van Reichskommissar A. Seyss-Inquart onder Duits beheer gesteld. M.M. Rost van Tonningen werd tot commissaris voor de marxistische partijen en daaraan gelieerde instellingen en organisaties benoemd. Hiertoe werd vanwege de banden met de SDAP ook De Centrale gerekend. Rost van Tonningen benoemde J.A.H. van der Does, afkomstig uit het verzekeringswezen en, evenals hijzelf, lid van de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB), tot directeur.
De bestuurders van De Centrale kwamen voor een moeilijke keus te staan: zich volledig terugtrekken òf te trachten te redden wat er te redden viel. Eind augustus 1940 was van de vóóroorlogse commissarissen alleen G.W. Melchers nog in functie, terwijl ook adjunct-directeur C.M. Simonsz op zijn post bleef. Maar ook zij zouden snel uit de leiding van De Centrale verdwijnen. Simonsz kreeg per 1 mei 1941 ontslag aangezegd. Toen duidelijk werd dat alle inspanningen van de nieuwe bewindvoerders er op gericht waren De Centrale van haar oude, bijzondere karakter te ontdoen en van een nationaal-socialistisch stempel te voorzien, besloot ook Melchers in april 1941 ontslag te nemen als commissaris. Vanaf dit moment kreeg directeur Van der Does alle ruimte zijn plannen met De Centrale te realiseren. Hij voerde een actief overnamebeleid, gericht op de groei van De Centrale. De Duitsgezinde directie maakte een einde aan de uitkeringen ten behoeve van de arbeidersbeweging. De aandelen van De Centrale kwamen in handen van de gelijkgeschakelde vakbeweging en een met de Duitse vakbeweging verbonden verzekeringsmaatschappij.
De periode 1945 - 1985
Na afloop van de oorlog keerde een aantal van de in 1940 en 1941 van het toneel verdwenen commissarissen terug, terwijl C.M. Simonsz, de vroegere adjunct-directeur, de leiding van het bedrijf op zich nam. De Centrale zou in de daaropvolgende jaren trachten haar vóóroorlogse plaats weer in te nemen.
In de jaren vijftig hield De Centrale vast aan de traditionele banden met de instellingen die deel uitmaakten van de sociaal-democratische zuil. Zowel in de directie als in de raad van commissarissen werden mensen benoemd die een vooraanstaande rol speelden in deze beweging en haar organisaties, zoals de Partij van de Arbeid en het Nederlands Verbond van Vakverenigingen (NVV). Ook de voor De Centrale kenmerkende uitkeringen uit de winst werden in 1951 hervat en bleven ten goede komen aan de 'rode familie'.
In de jaren zestig kwamen in de maatschappij ontwikkelingen op gang die tendeerden naar ontzuiling. Op economisch gebied leidde de loonexplosie tot omvangrijke kostenstijgingen. Hoe reageerde De Centrale hierop? In de tweede helft van de jaren zestig en in de jaren zeventig had De Centrale moeite de maatschappelijke en economische ontwikkelingen te volgen. Men raakte onthecht van de ten dele uiteenvallende sociaal-democratische achterban, terwijl men de uit bedrijfseconomisch oogpunt vereiste schaalvergroting en automatisering in onvoldoende mate van de grond kreeg. Directieleden wisselden elkaar in snel tempo af. In 1979 leidde het ontbreken van een helder, van visie getuigend beleid tot een crisis in het management. Een nieuwe directie trad aan maar deze zette in de eerste helft van de jaren tachtig in onvoldoende mate een nieuwe koers uit. De problemen in het management, de te hoge bedrijfskosten en de vaak in gebreke blijvende dienstverlening leidden in 1985/1986 tot een wisseling van de wacht, grondiger dan in de voorafgaande jaren. Een nieuwe algemeen directeur, afkomstig uit de sociaal-democratische beweging, werd aangetrokken, terwijl enkele nieuwe directieleden, die geen binding met PvdA en NVV/FNV hadden, 'van buiten' uit het bedrijfsleven kwamen. Ook de meeste sectorhoofden werden vervangen. De Centrale zou in de jaren na 1985 streven naar een verbetering van het management van het bedrijf, van de kwaliteit van het aangeboden product en van de daarmee verbonden dienstverlening. Tegelijkertijd was het beleid na 1985 in toenemende mate gericht op het aangaan van samenwerkingsverbanden, in 1990 culminerend in de vorming van de Reaal Groep.
bron: www.archivesportaleurope.net
Lees ook: https://www.vakbondshistorie.nl/dossiers/de-centrale-en-concordia/
Boek in 2 delen: De Centrale Centraal. Geschiedenis van de Centrale Arbeiders- Verzekerings- en Depositobank opgericht in 1904 tot aan de fusie in de Reaal Groep in 1990. auteur: dr Jacques van Gerwen. uitg. 1993, 449 pagina's, A4 format, ill. ISBN 9789068610734
Johann Friedrich Kropf werd 18 november 1894 geboren in Amsterdam - overleden 21 september 1965
Amanda Christine Caroline Beckmann 16-12-1895 - 27-03-1981
Dochter irma Johanna Irmgard Lydia 9-10-1930 - 3 - 6 - 2019 Bron