Paterskerk in oorlogstijd 1940 - 1944

Gebouwd in opdracht van de Paters Augustijnen, die het naastgelegen klooster Mariënhage al in 1891 hadden gekocht. 
Oorsprong Het aloude klooster Mariënhage is eeuwenlang voor de stad Eindhoven en omgeving van grote religieuze betekenis geweest. Nadat de bouw van de Paterskerk in 1898 voltooid werd, richtten de paters Augustijnen van klooster Mariënhage de aanliggende noodkerk aan de Kanaalstraat in als gymnasium voor jongens. Doel was het opleiden van jongens die later de toe zouden treden tot de augustijnen, en het voorbereiden op hogere studies. De school werd gevestigd in gebouwen op het kloosterterrein. In 1966 werden voor het eerst meisjes toegelaten. 
Zijn geschiedenis neemt een aanvang in 1419 toen vijf vrome Eindhovense burgers besloten een gemeenschappelijk leven te gaan leiden onder de regel van de heilige Augustinus. Na bijna 600 jaar gaat het klooster dicht in 2017 en sluit de Augustijnenkerk of Paterskerk in Eindhoven.

Onderstaande tekst komt uit boekje Honderd jaar Paterskerk 1898 -1998 door Jean Coenen

Het Heilig Hartbeeld werd op 19 maart 1898 op de toren geplaatst. Gijske Janssen, een 15-jarige jongen, stond op een platform boven op het puntje van de toren om aanwijzingen te geven voor een juiste plaatsing ervan. Na afloop kreeg hij als dank voor zijn gevaarlijke werk van de weduwe Booms-Kneepkens een gouden horloge. Weduwe Van Best-Pompen (1851-1922) had de kosten van het beeld voor haar rekening genomen. Het beeld is vier meter hoog en de afstand tussen de handen bedraagt vijf meter.

Klooster en kerk in oorlogstijd

Tijdens de Tweede Wereldoorlog veranderde er veel voor het convent en de Paterskerk. Aan de hand van het dagboek van de fraters filosofen en het dagboek van het Convent Onze Lieve Vrouw van Troost kunnen we de lotgevallen van de kloosterlingen schetsen.

Ofschoon Nederland een neutraal land was, werd het leger in 1939 vanwege een dreigende oorlog met Duitsland in staat van paraatheid gebracht. Enkele dagen voordat de Duitsers op 1 september 1939 Polen binnenvielen, werd in Nederland de mobilisatie afgekondigd. Er werd een luchtbeschermingsdienst opgericht, die tot taak had het luchtalarm in werking te stellen zodra vliegtuigen naderden. Diverse kerktorens in Eindhoven werden ingericht als post voor de luchtbeschermingsdienst. Zo nu en dan werden er in Eindhoven luchtbescherming oefeningen gehouden. Zodra de sirenes gingen moesten de paters meteen naar de kelder. Frater Mauritius Rijven en frater Titus Dievelaar hadden een taak bij de Geneeskundige Dienst en moesten zich dan melden bij de centrale post in de stad. Pater Leopold Verhagen was blokleider en frater Linus Reijkers moest dagelijks naar de radio luisteren.

Het was te hopen dat er geen bombardementen kwamen, want de gewelven van de kerk vertoonden enkele scheuren, die hoognodig gerestaureerd dienden te worden. In april 1940 werd daarom een deel van de kerk afgesloten en werd het koorgebed in de huiskapel gehouden.

Op 10 mei 1940 brak toch nog onverwacht de oorlog uit. In allerijl werd de schuilkelder in orde gemaakt. Voor de ramen werd zand aangebracht, enkele zwakke plekken werden met balken verstevigd en in de kelder werden stoelen, banken en een altaartje voor het H. Sacrament geplaatst. Op zaterdag 11 mei waren de Duitsers al zo dicht genaderd dat drie keer het luchtalarm afging en de paters de schuilkelder in moesten. Er werden voorbereidingen getroffen om het klooster in geval van nood te kunnen verlaten. ledere kloosterling kreeg een burgerpak en wat geld ter beschikking. De koffers moesten worden klaargezet voor een eventuele vlucht. Er werden adressen opgeschreven waar men in geval van nood naar toe kon gaan. Het eerste luchtalarm vond plaats op de namiddag, toen enkele paters in de Paterskerk aan het biechthoren waren. Zij namen het Heilig Sacrament mee naar de schuilkelder. De kerkgangers renden mee om daar een veilig heenkomen te vinden. Onder hen was juffrouw Pauline, de dienstmeid, die in tranen uitbarstte toen een van de paters het Rozenhoedje begon voor te bidden. Op Pinksterzondag 12 mei 1940, was Eindhoven al door de Duitsers bezet. De eerste colonne reed al om 8.30 uur door de straten, maar desondanks gingen in de Paterskerk alle missen gewoon door. De kerk zat vol en er werd veel gebruik gemaakt van de gelegenheid om te biechten.

Rond de middag kwam een grote groep Duitse soldaten door Eindhoven gemarcheerd in de richting van België.
Terwijl zij zongen: "Und wir fahren... gegen England", klonk in de Paterskerk: Veni, Sancte Spiritus, lava quod est sordidum... rege quod est devium. (Kom, Heilige Geest, was ons schoon van het vuil en breng de afgedwaalden op de weg).

Duitse wehrmacht marcheert door Eindhoven.

Duitse wehrmacht op dak Philips met op de achtergrond gashouder en Sint-Catharinakerk.

14 mei 1940

Vanwege de kans op luchtaanvallen moest het klooster worden verduisterd. Het hele leven in het klooster was ontregeld, zelfs het "silentium" (de paters mochten vroeger niet onnodig met elkaar praten) bestond niet meer. Tijdens een luchtalarm was er geen "Slot", zodat de burgers met de paters mee mochten naar de schuilkelder onder het klooster.

Op 14 mei hervatte het kloosterleven zijn normale gang. De Duitse troepen waren al verder opgerukt en de stad Rotterdam was door een zwaar bombardement getroffen. In de Eindhovense ziekenhuizen werden gewonde soldaten geopereerd. Enkele paters waren steeds in het Binnengasthuis aanwezig. De kloosterlingen kregen van de prior te horen dat zij niet meer de kerktoren mochten beklimmen en het was verboden om naar de radio te luisteren. Om 23.15 uur werd de mededeling verspreid dat generaal Winkelman Nederland had overgegeven. De Duitse bezetting was een feit.

De Duitse soldaten die enige tijd in Eindhoven bleven, zorgden voor weinig overlast. Zij maakten wel eens gebruik van het voetbalveld van het gymnasium, maar vroegen daar steeds toestemming voor. Door de oorlog was de toevoer van levensmiddelen en goederen ontregeld. Op last van de Luchtbeschermingsdienst waren de etalageramen van de winkels beplakt. De treinen waren boven de grote rivieren gebracht. Bij Tongelre versperde een ontspoorde kolentrein de doorgang. In hotel Nijpels aan het Stationsplein werd een Ortskommandantur ingericht en de Philipsfabrieken werden op 17 mei door de Duitsers bezet. De paters konden al na enkele dagen bepaalde zaken niet meer krijgen. Zo waren er op 22 mei 1940, de feestdag van de heilige Rita, nergens in de stad rozen te koop.

De eerste tijd namen de Duitsers weinig nadelige maatregelen. Zij stelden zich mild op ten opzichte van de Nederlandse bevolking. Wel moesten er geleidelijk meer veiligheidsmaatregelen worden getroffen. Op 12 november 1940 moest ook de kerk helemaal worden verduisterd. De maatregel werd niet voor niets genomen, want enkele dagen later vielen Engelse bommenwerpers aan, zodat de paters en de internen weer de schuilkelders in moesten. Aangezien het klooster weer tot "Slot" was verklaard, mocht de dienstmeid Pauline niet in de schuilkelder. Zij bleef in haar eigen vertrek met Sint Nicolaas Brood en brandende kaarsen op tafel. Kaarsen werden overigens ook steeds schaarser. Ze mochten alleen nog voor verlichting worden gebruikt.


Op 3 maart 1941 werd de gashouder op het terrein van de gemeentebedrijven aan de Nachtegaallaan getroffen door een vliegtuigbom. Deel van het Villapark zoals Fazantlaan Lakerstraat Nachtegaallaan werd ontruimt.
Op een gegeven ogenblik raakte het gas in brand en door de uitschietende steekvlam werd heel Eindhoven fel verlicht. Achter in Woensel kon men op straat de krant lezen, niettegenstaande het voor het bombardement volslagen donker was en de straatverlichting volledig was gedoofd. 

Op 3 maart 1941 werd het klooster opgeschrikt toen de nabijgelegen gashouder door brandbommen was getroffen en in lichterlaaie stond. De vlammen sloegen over naar de fabriek van Schellens, die op korte afstand van het klooster lag. Uit voorzorg hield de brandweer het klooster nat. In de Tramstraat had een bom een groot gat geslagen en waren vele ruiten gesneuveld. Het klooster zelf bleef wonder boven wonder ongedeerd. hetgeen volgens de paters te danken was aan de Heilige Nicolaas van Tolentijn. De volgende dag was de schade goed te zien. Het dak van de gashouder was ingestort. Het bouwwerk was vanwege de oorlog geheel gecamoufleerd. Door de brand was de oorspronkelijke kleur en het opschrift "Persil blijft Persil" weer zichtbaar. Een paar dagen later zou het 50-jarig bestaan worden gevierd van het klooster, maar dat stelde men liever uit tot na de oorlog, mits de kloosterlingen die zouden overleven! Het voedselgebrek werd steeds nijpender. Veel producten waren alleen op distributie- bonnen verkrijgbaar. De binnentuin van het klooster werd omgespit en eind april werden er aardappelen gepoot.

Deel van binnentuin van het klooster met overblijfselen oude klooster. foto Riek de Waal 1965

In de loop van 1941 gingen de Duitsers hun houding ten aanzien van de Nederlanders wijzigen. Het was duidelijk dat de bevolking zich niet vrijwillig wilde laten "nazificeren", ofschoon de Duitsers van mening waren dat de Nederlanders tot hetzelfde Germaanse ras behoorden. De vrijheid van meningsuiting werd daarom beperkt en kritische kranten verschijningsverbod opgelegd. In dat kader werd op 18 augustus 1941 door de Duitsers het maandschrift "Onze Lieve Vrouw van Goeden Raad" verboden. Het blad verscheen vanuit klooster Mariënhage en werd door heel Nederland verspreid.
Op 10 september 1941 werd de feestdag van Nicolaas van Tolentijn gevierd. Het was abnormaal druk en iedereen probeerde Sint Nicolaasbrood te bemachtigen. Soms vroegen de bedevaartgangers aan de paters of het broodje zonder bonnen verkregen kon worden.

In 1942 werd de voedselschaarste steeds nijpender. De paters haalden bij de boeren in de omtrek aanvullende levensmiddelen. De eigen kippen leverden eieren en zo nu en dan vlees. Ook de sigaren, een van de weinige genotsmiddelen van de kloosterlingen, waren vrijwel niet te verkrijgen.

Centrale Keukens Gemeente Eindhoven 
Goed voor een warmen maaltijd af te halen te Stratum

Voedels op de bon ook voor de augustijen

Op 11 april 1942 kwamen twee Duitsers de kloostergebouwen bekijken. Omdat de kans groot was dat de gebouwen gevorderd zouden worden, nam de prior contact op met pater provinciaal. Deze kwam naar Mariënhage en belegde op 14 april een vergadering met alle paters. Daar werd besloten om kloosterbibliotheek, die uit 5.500 boeken bestond naar de zolder van het Buitenziekenhuis. De oude schilderijen zouden naar veilige plaatsen worden overgebracht en de voedselvoorraad naar de kelder onder de sacristie. Na overleg met de zusters van het Binnengasthuis zouden enkele delen van het Theresiahuis door de paters kunnen worden gebruikt als keuken, refter en woonruimte voor de broeders die in de keuken werkzaam waren.

De overige paters en broeders zouden op de 2de en 3de verdieping van het meubelmagazijn van de firma Lodewijks een nieuw onderkomen krijgen. De fraters, pater magister en pater Socius zouden worden ondergebracht boven het kantoor van wijnhandel Boex. Drie dagen later werd de verhuizing werkelijkheid.

Op 17 april 1942 kwam de Ortskommandant met enkele Duitsers naar het klooster voor een tweede inspectie. De paters kregen het bericht dat zij uiterlijk op maandag 20 april het klooster moesten verlaten. Zij mochten niets meenemen, behalve hun persoonlijke bezittingen. De kerk, de sacristie, de buitentuin en de moestuin werden nog niet gevorderd, ofschoon de moestuin enkele maanden later alsnog in beslag werd genomen. Voor de verhuizing kregen de paters volop hulp van Eindhovenaren die met auto's, paard en voerden. Tijdens het in veiligheid stellen van de spullen, werd het woord "persoonlijke wagen, handkarren, bakfietsen en zelfs fietsen goederen naar de nieuwe locaties vervoerden. Tijdens het in veiligheid stellen van de spullen, werd het woord “persoonlijk
bezitting" zeer ruim opgevat. Zelfs toen een Duitse bewaker een oogje in het zeil kwam houden, werd nog van alles weggesleept, tot de ingekuilde aardappelen en appelen toe. De goederen die door de kloosterlingen werden achtergelaten, waren echter niet veilig voor de Duitsers. Binnen de kortste keren waren pakjes tabak, kousen, dozen zeep, horloges en andere zaken door de nieuwe bewoners gestolen.

"De fraters, pater magister en pater Socius zouden worden ondergebracht boven het kantoor van wijnhandel Boex."
Nieuwstraat 32 Eindhoven. Monumentale pand Boex uit 1795, gesloopt in 1956.
foto: www.eindhoveninbeeld.com

Huisvesting bij Boex

Uiteraard was de oude dagorde van de kloosterlingen door de nieuwe situatie volledig verstoord. De kloosterlingen waren tijdelijk bij particulieren ondergebrachten zaten alle maal over de stad verspreid, omdat de nieuwe huisvesting nog ingericht moest worden. De fraters werden voor 17 dagen op vakantie gestuurd. Op 27 april 1942 werd het klooster in de Rechtestraat in gebruik genomen, er werden heuse celletjes gebouwd van hout met karton, waar plaats was voor een tafel, stoel en bed. De fraters betrokken op 6 mei hun nieuwe huisvesting bij Boex. De nieuwe "kloosters werden door pater provinciaal op 9 mei 1942 ingezegend. In de Paterskerk was het leven van de augustijnen onveranderd gebleven. Als vanouds werden de kerkdiensten op de normale tijden gehouden. De drie dagelijkse maaltijden werden door de paters, fraters en broeders gezamenlijk genuttigd in het Theresiahuis.

De Duitsers begonnen inmiddels ook arbeiders naar Duitsland te sturen, die daar in Duitse fabrieken moesten gaan werken. Op 4 juni 1942 ging pater L. van de Borg als begeleider mee met een aantal arbeiders van de Karel I sigarenfabriek naar Duitsland, die daar tewerkgesteld werden in sigarenfabrieken in het plaatsje Oberndorf. Pater Van der Borg bleef tot eind december 1943 in Duitsland.

Het eigen voedsel in het klooster werd zo nu en dan afgewisseld met eten dat via de distributiebonnen werd verkregen. De maaltijden stonden bekend onder de naam "Philiprak". Op 19 oktober 1942 werden de meeste paters ziek van het voedsel. Zij leden aan zogenoemde "phili-kramp". Broeder Ferdinand moest zelfs per brancard worden afgevoerd. Ook de sigaren gingen kwalitatief achteruit. De paters waren goede Hudsonsigaren gewend, maar kregen nu sigaren via het rijksbureau voor tabak. Gelukkig werd er soms een varken geslacht, zodat de kloosterlingen konden genieten van zult, balkenbrij en verse worst.

Op Sinterklaasdag, 6 december 1942, werd een hevig bombardement uitgevoerd op de Philipsfabrieken. Daarbij werden onder meer het Binnengasthuis en de Sint Catharinakerk getroffen. De Demer brandde grotendeels af en het huis van Boex, waar de fraters zaten, raakte eveneens in brand. Het vuur kon bij Boex snel worden geblust, maar de fraters moesten tijdelijk elders worden ondergebracht, onder meer bij Andriessen op de Markt, de "Waschmachientjes" naast het Theresiahuis en bij "tante Puck" in de Pauwlaan. De stad was in diepe rouw vanwege de 200 dodelijke slachtoffers en de vele vernielde huizen. Een bom die op het Binnengasthuis was gevallen had vijf religieuzen en drie verpleegsters gedood. 

Voor de vijf zusters en één van de lekenzusters vond op 11 december de uitvaart plaats in de Paterskerk, omdat de Catharinakerk onbruikbaar was. De paters gingen gezamenlijk met 80 zusters van het Binnengasthuis in processie van de kerk naar hun kloosterkerkhof. De lijkkisten werden tijdens deze ontroerende tocht door de zusters zelf gedragen..

Op 25 januari 1943 werden op last van de Duitsers de klokken uit de toren van de Paterskerk gehaald. De heer J. Mandigers schonk de paters een ketel van zijn fabriek, die provisorisch als klok kon dienen. De surrogaatklok heeft twee jaar in de toren van de Paterskerk gehangen.

Na de reparatie van het huis van Boex waren de fraters daar tijdelijk teruggekeerd. Tijdens een tweede luchtaanval op Philips op 30 maart 1943 sneuvelden de ruiten van huize Boex door de luchtdruk van de explosies. Op 15 april gingen de fraters definitief naar een andere locatie, namelijk het Sint Gerardushuis nabij de Sint Gerarduskerk in Eindhoven-Stratum. De Gerarduskerk zat destijds zonder priester, omdat pastoor Hamers als gijzelaar was afgevoerd. Hij keerde op 20 november 1943 weer terug na ruim een jaar vastgezeten te hebben.
De afstand naar het Theresiahuis was groter geworden, zodat de fraters daar alleen het middagmaal gebruikten. Wel woonden zij alle kerkdiensten in de Paterskerk bij. (Het Theresiahuis lag aan de Jan van Lieshoutstraat 3)

Op 17 juli 1943 bereikte een droevig nieuws het convent in Eindhoven. Tijdens een bombardement op Amsterdam was de Ritakerk van de augustijnen door een bom getroffen. De kerk zat vol vanwege de viering van het 25-jarig bestaan. De schade was groot, maar gelukkig waren er weinig dodelijke slachtoffers.

In 1944 werd de kans op Engelse luchtaanvallen richting Duitsland steeds groter. De Duitsers gaven daarom op 14 januari 1944 opdracht aan de paters om het Heilig Hartbeeld op de toren te camoufleren. Het beeld was op de nachtelijke route voor de Engelse vliegers een herkenningspunt. Enkele werklui voerden met halsbrekende toeren het moeilijke werk uit. Op 1 maart 1944 eisten de Duitsers het Buitenziekenhuis "Sint Jozef" op. Daar lagen de boeken van de paters augustijnen opgeslagen. Deze werden met een auto van de firma Martin overgebracht naar het pand van Lodewijks in de Rechtestraat. Het ziekenhuis werd verplaatst naar het Sint Gerardushuis, zodat de fraters voor de zoveelste keer een ander onderkomen moesten zoeken. Dit keer kwamen zij terecht in de Montessorischool aan de Vestdijk, die eigendom was van de zusters van het Binnengasthuis.

Op 6 juni 1944 begon de invasie van de geallieerde troepen in Normandië. In de daaropvolgende maanden werd het vliegveld Welschap geregeld onder vuur genomen en lieten Engelse vliegtuigen bommen vallen op de spoorwegverbindingen. De kloosterlingen zagen vaak vliegtuigen brandend naar beneden storten, op 22 juli 1944 maar liefst zes op één nacht. Ook bemerkte men de geleidelijke terugtocht van Duitsers naar het noorden.

"De kloosterlingen zagen vaak vliegtuigen brandend naar beneden storten."

"In de daaropvolgende maanden werd het vliegveld Welschap geregeld onder vuur genomen."

De bevrijding

Begin september 1944 werden het klooster Mariënhage en de gebouwen van het gymnasium weer door de Duitsers verlaten. Op 3 september was de terugtocht goed zichtbaar. Op de Vestdijk stond de hele dag een lange file van Duitse vrachtwagens, die van het zuiden naar het noorden reden. Inmiddels waren de geallieerde troepen gevorderd tot de grens België Nederland. De verwachting was dat zij snel Nederland zouden bevrijden, maar tot ieders verbazing viel de opmars stil. Wel waren op "Dolle Dinsdag" 5 september 1944 veel Duitsers gevlucht. In de stad was er de hele dag een zenuwachtige stemming onder de Duitsers, die in alle haast zoveel mogelijke goederen in gevorderde vrachtwagens probeerden mee te nemen. In de nacht van 5 op 6 september schrokken de paters wakker van de hevige knallen, die van vliegveld Welschap kwamen. Daar waren de Duitsers bezig met het opblazen van gebouwen en munitie-opslagplaatsen. De explosies waren zo hevig dat zelfs in de stad de ruiten sneuvelden. In het oude klooster was veel schade, onder meer sneuvelde daar een gebrandschilderd raam in de kloostergang.

Na enkele dagen durfden de paters de gebouwen te betreden en werd begonnen met het opruimen van de troep, die door de Duitsers was achtergelaten. Ook burgers en verzetsmensen kwamen heimelijk in het oude klooster om er bruikbare spullen en Duitse munitie weg te halen.

Eddy Verkaik schrijft: "Hoofdkwartier Augustin klooster opgeslagen". In het dagboek van een verzetsstijder staat: "Vanmiddag laat hebben we uit de kelders van het klooster Mariënhage alle Duitse munitie weggehaald. Kees, de marechaussee, had de leiding: hij was er het eerst. Wij kwamen later met broodkarren van de Etos. Bakfietsen op houten wielen, die in de lege, stille stad een hels lawaai maakten. En we moesten nog wel over de Vestdijk langs de garage van de Wehrmacht. Enkele paters liepen op de uitkijk te brevieren. We zijn niet gestoord en hebben een massa munitie naar een garage op het Hertog Hendrik van Brabantplein gebracht. Vanavond moest hals over kop de munitie uit het klooster weer uit die garage weg, net voor de neus van een stel landwachters, maar 't is Eddy gelukt.

Op 10 september was de viering van het feest van de H. Nicolaas van Tolentijn. Er kwamen boeren te voet vanuit Son, Aalst en Zeelst ter bedevaart, maar niemand durfde per fiets of auto naar de Paterskerk te gaan uit angst dat het voertuig door Duitsers gevorderd zou worden.

17 september 1944

Op zondag 17 september 1944 begon de grote aanval van de geallieerden. Tijdens de Hoogmis hoorden de kerkgangers de vliegtuigen van de "Tommies" overvliegen. De bommen overstemden het "Alleluja" en diverse personen begonnen zenuwachtig met hun stoel te schuiven. Pater Leopold Verhagen sprong op de kansel en deelde mee dat de H. Mis in stilte zou worden voortgezet en dat iedereen die dat wilde naar huis mocht gaan. De bombardementen werden steeds heviger. In het ziekenhuis werden gewonden binnengebracht en enkele fraters gingen met Rode-Kruisband om de arm de stad in om mensen voor bloedtransfusie op te halen.

In de middag trok een lange dikke streep vliegtuigen langzaam voorbij. In de richting van de Petruskerk waren kleine witte stipjes te zien. Het waren Amerikaanse parachutisten, die tussen Son en Sint Oedenrode daalden. De bevrijding was begonnen!

De volgende dag werd in en om de stad volop geschoten. De laatste Duitse soldaten in de stad bliezen enkele militaire objecten op, vernielden de overgebleven machines bij Philips, de wissels van de spoorbaan en enkele seinhuisjes. Tegen 12.30 uur bereikten de eerste parachutisten vanuit Woensel de stad. Met een tussenruimte van ongeveer twee meter liepen de "yankees, beladen met licht geschut, aan weerszijden van de Vestdijk. De mensen aan de kant van de weg waren dol van vreugde en aan het gejuich leek geen einde te komen. Toen het rustcommando werd gegeven, kwamen de zusters bouillon brengen voor de soldaten. Een schilder begon al driftig Duitse opschriften, zoals HKP (Hauptkraftwagenpark) en Wehrmachtsheim met oranje verf over te schilderen. Hier en daar werd zelfs al een rood-wit-blauwe vlag uitgehangen. Er werd spontaan gedanst en gezongen "Wij leven vrij, wij leven blij". Toen iemand plotseling het "Wilhelmus van Nassouwe" inzette, zongen honderden mensen op de Vestdijk al vanaf de volgende regel mee.

18 september 1944 met augustijnen op de achtergrond

De paters, fraters en zusters van het Binnengasthuis mengden zich in de feestvreugde.

Ofschoon de strijd nog voort woedde en er steeds meer gewonden naar het Binnengasthuis werden gebracht, voelde de Eindhovense bevolking zich vrij. Leden van de PAN (Partizanen Afdeling Nederland) vervoerden in auto's NSB-ers, die zij gearresteerd hadden, naar het politiebureau. De omstanders joelden en floten toen zij voorbij reden. Duitse krijgsgevangenen liepen, met de handen gevouwen achter hun hoofd, door de stad. Toen de paters 's avonds in de refter zaten, kwam pater Langemeyer binnengestormd met het bericht dat de Tommies vanaf het zuiden de stad binnen waren getrokken. Een onafzienbare rij tanks trok met een oorverdovend lawaai over de Stratumse Dijk, de Rechtestraat, Demer en Fellenoord richting Nijmegen. Ook de Irenebrigade, met prins Bernhard, zou mogelijk in de lange rij meetrekken. Normaal moesten de fraters om 20.00 uur binnen zijn, maar dit keer bleven zij tot 21.15 uur in de Rechtestraat kijken naar de doortrekkende tanks. De straat was helemaal met een beknellende warme benzinedamp gevuld. Die avond werden acht fraters uit bed gehaald om in het ziekenhuis te komen helpen.

Op 19 september gingen diverse paters en fraters in het ziekenhuis verder met hun werk.
Anderen liepen door de stad om te gaan kijken naar het doortrekkende Tweede Engelse Leger. De Irene Brigade was nog steeds niet aangekomen. Tegen 18.30 uur werd gewaarschuwd dat iedereen van de straat moest omdat Duitse tanks de stad naderden. Toen om 20.00 uur over de radio een reportage werd uitgezonden over "Eindhoven in feeststemming", waren buiten felle oranje-achtige lichtflitsen zichtbaar, die gevolgd werden door knallen. Tot ieders verbazing gingen de sirenes en moesten de paters vluchten naar de schuilkelder van het ziekenhuis. Duitse vliegtuigen vlogen over en gooiden bijna een uur lang bommen. In de kelder van het Binnengasthuis zaten paters, fraters, zusters, dokters, verpleegsters en zieken te bidden, terwijl de vloer en het plafond dreunde. Na enige tijd werd het stil. Toen een van hen buiten ging kijken. bleek dat het ziekenhuis gespaard was. Het tegenover gelegen Hauptkraftwagenpark had een voltreffer gekregen. De stad stond in lichterlaaie. Het ziekenhuis kon moeilijk hulp bieden aan de gewonden, omdat er door het bombardement geen toevoer van gas en water was. Het bombardement, een dag na de bevrijding van de stad, had aan ongeveer 200 inwoners het leven gekost en duizenden mensen waren dakloos. Stratum was het zwaarst getroffen. Daar waren wagens met munitie, die in de nabijheid van de kerk stonden, geraakt. Op de Biesterweg vielen 42 doden, toen daar een schuilkelder werd gebombardeerd.

De volgende ochtend gingen de paters kijken naar de ravage. Het pand van Boex was flink beschadigd. De meubelzaak van Lodewijks aan de Rechtestraat was totaal verwoest. De paters waren niet alleen dakloos geworden, maar de hele bibliotheek, waartoe kostbare boeken behoorden, was in vlammen opgegaan. De paters werden tijdelijk bij goede bekenden, verspreid over de stad, ondergebracht. Voor het eerst tijdens de oorlog werden er geen kerkdiensten gehouden in de Paterskerk. Alle ruiten van het klooster Mariënhage, het gymnasium en de ruiten aan de binnentuinzijde van de Paterskerk waren gesneuveld.

Na enkele dagen bleek dat de aanval richting Nijmegen en Arnhem, die bekend stond als "Operatie Market Garden", was mislukt.

Terugkeer repatrianten uit Duitsland gingen naar klooster Mariënhage. Foto van de keuken najaar 1944 met opvallende poster van een Engelse/Amerikaanse soldaat op de kast geplakt.
foto https://www.rhc-eindhoven.nl

Na de bevrijding

Op 26 september betrokken Engelse militairen het oude klooster Mariënhage, dat nog steeds zonder ramen was. Dit betekende wel dat de paters voorlopig nog niet terug konden keren. In plaats van het pand aan de Rechtestraat konden zij het huis van Passtoors aan de Vestdijk 47 betrekken.

In de Paterskerk moest men zich enige tijd behelpen met kaarslicht. De vorderingen van gebouwen was nog niet voorbij. Op 19 november 1944 moest de Montessorischool worden ontruimd om ingericht te worden als ziekenhuis. De fraters kregen nu de beschikking over huize "Maria" in de Nieuwstraat. Aan de overzijde van de straat keken zij uit op de puinhopen, die op 19 september waren veroorzaakt.

Ofschoon Eindhoven al enige tijd bevrijd was, werd de stad toch in december 1944 en januari 1945 opgeschrikt door bombardementen of het geluid van afweergeschut. Op 21 februari 1945 vielen zelfs enkele doden, toen een bom het Diaconessenhuis raakte. Op 4 april 1945 keerden de fraters en een deel van de paters naar het oude klooster Mariënhage terug, maar op 14 mei, negen dagen na de Duitse capitulatie, werd een groot deel van het klooster gevorderd voor de repatriëring van duizenden arbeiders, die vanuit Duitsland weer in Nederland kwamen. Onder hen waren ook S.S.-mannen en meisjes, die bij de luchtafweer hadden gewerkt. Enige van deze meisjes probeerden zelfmoord te plegen door zich de polsen open te snijden. Op 26 mei 1945 waren er maar liefst 2.600 gerepatrieerden in Mariënhage en het gymnasium ondergebracht. Inmiddels kwam er bericht uit Duitsland dat pater Vasen het concentratiekamp Dachau levend had verlaten. Op 5 juni kwam hij weer in Venlo aan. Langzaam keerden uit Noord-Nederland fraters naar het klooster terug, die in september 1944 met vakantie waren gegaan en die niet meer in staat waren geweest om terug te keren.
Op 28 juli 1945 waren de laatste gerepatrieerden vertrokken en was Mariënhage weer helemaal ter beschikking van het convent.

Augustijnenkerk - Paterskerk - Mariënhage Hoek Tramstraat -Kanaalstraat Eindhoven

Na de oorlog

Op 10 juni 1945 kon de houten camouflage van de toren van de Paterskerk worden verwijderd. Daarna volgde de kroning van het H, Hartbeeld, die onder belangstelling van duizenden Eindhovenaren werd bijgewoond. Voor het huis van Passtoors was een altaar geplaatst, waar de nieuw benoemde deken van Eindhoven, Hezemans, het lof opdroeg Rondom het altaar stonden als vanouds bruidjes en koorknapen. De oude luister van het Rijke Roomse Leven was hersteld. Het kroningsfeest duidde een nieuw begin aan na de moeilijke oorlogsjaren.

Op 16 juli 1945 kon de verduistering van de kerk worden verwijderd. Twee weken later droeg de Engelse militaire overheid het klooster officieel over aan de paters, zodat begonnen kon worden met de restauratie van Mariënhage. Vanwege de schaarste aan materialen nam dat meer tijd in beslag dan gepland was.

Het herstel van de Paterskerk, waarvan tijdens het bombardement van 19 september 1944 diverse belangrijke glasramen waren gesneuveld, werd in 1948 aangepakt. Op 6 juni 1948 werd het 50-jarig bestaan gevierd van de Paterskerk. De hoogmis werd opgedragen door pater provinciaal, die geassisteerd werd door pater Gerardus Langemeyer (Amsterdam 1906 - Eindhoven 1949) en pater Eusebius Peters. De meerstemmige mis werd gezongen door de fraters en "Die sanghertjens uyt die Haghe", die onder leiding stonden van pater Caspar Oddens. Ter gelegenheid van het jubileum werden in de Paterskerk twee nieuwe gebrandschilderde ramen geplaatst. De ramen waren geschonken door de Eindhovense bevolking. Het geld was verzameld door leden van de Erewacht van het Heilig Sacrament. Het bestuur van die erewacht bestond destijds uit vice-voorzitter Caspar de Haan sr. en secretaris/penningmeester G.J. van der Zande.

Het zuidelijk transeptvenster was vervaardigd door de glazenier Charles Eyck. Het stel de de doop van Sint Augustinus door bisschop Ambrosius voor. Het noordelijk transeptvenster, van de hand van de kunstenaar Daan Wildschut, gaf het sterfbed van de heilige Augustinus te zien met aan de onderzijde de belegering van de stad Hippo door de Vandalen in het jaar 430. Ook in de Lourdeskapel werden drie nieuwe gebrandschilderde ramen aangebracht van glazenier Daan Wildschut, voorstellende de 15 geheimen van de rozenkrans 15.

Op de toren werd aan de voet van het Heilig Hartbeeld verlichting aangebracht, die voortaan iedere avond tot 24.00 uur zou branden. Dat laatste bleek echter niet haalbaar te zijn omdat de vervanging van kapotte lampen te kostbaar was Met de nieuwe ramen was de meeste oorlogsschade hersteld.

In 1956 bleek bij het aanbrengen van een bliksemafleider op het H. Hartbeeld, dat daar schade was aangericht door kogelgaten.

Noten

Onder het Buitenziekenhuis verstond met toen het Sint Jozefziekenhuis aan de Aalsterweg. In de stad lag het Binnengasthuis of Binnenziekenhuis.

Het Theresiahuis lag aan de Jan van Lieshoutstraat 3,

Het meubelmagazijn was gevestigd in de Rechtestraat 58.

De wijnhandel van Boex lag op de hoek van de Markt met de Nieuwstraat.

De parochianen moesten gebruik maken van een noodkapel in de Kerkstraat en na het bombardement van 19 september 1944 van een noodkapel op de Wal in "Katholiek Leven. Pas in augustus 1945 kon de Sint Catharinakerk weer voor kerkdiensten worden gebruikt.

Honderd jaar Paterskerk in Eindhoven 1898 -1998 door Jean Coenen

Bron 

Honderd jaar Paterskerk in Eindhoven
auteur: Jean Coenen
Uitgegeven in 1998
ISBN 9080428310
80 pagina's, bevat illustraties
tekst uit hoofdstuk 8 9p. 61 - 70 en pagina 71 uit hoofdstuk 9.
Boek is alleen antiquairs beschikbaar bij:
https://www.boekwinkeltjes.nl
In te zien bij Eindhoven in beeld

H. Hart- of Paterskerk is een rijksmonument