Foute Eindhovense vrouwen

Een viertal verhalen over vrouwen die voor de bezetter kozen.
In tegenstelling tot diverse Eindhovense verzetsvrouwen

De vrouw in oorlogstijd.

In de Tweede Wereldoorlog werden mensen gedwongen tot extreme keuzes, waarbij vrouwen niet onderdeden voor mannen. De redenen waarom vrouwen kozen voor de bezetter liepen uiteen: van de ideologie van hun ouders tot opportunisme, politieke overtuiging of persoonlijke banden. Om een tegenwicht te bieden aan de vele verhalen over verzetsvrouwen op deze site, belichten we hier vier vrouwen uit Eindhoven die tijdens de bezetting de verkeerde kant kozen. Deze verhalen maken duidelijk dat er geen eenduidig beeld is van "de vrouw" in oorlogstijd. Het verhaal van de Amsterdamse Blonde Jet, die in Eindhoven diverse mensen verraadde, valt buiten deze focus, maar is via deze link volledig te lezen.

SS-gevangenbewaaksters waren vaak uitgerust met een zweep en een revolver. Een AI-gegenereerde afbeelding.

Eindhovense vrouw als kampbewaakster in Vught, Auschwitz en Ravensbrück.

Begin mei 1947 diende voor het Bijzonder Gerechtshof te 's-Hertogenbosch de zaak tegen Theodora Antonia Maria Kole, geboren op 8 november 1923, uit Eindhoven, die beschuldigd werd van collaboratie met de Duitse bezetter.

Zij kwam uit een arm gezin, dat in 1941 van Den Bosch naar Eindhoven verhuisde. Haar werkloze vader vond in die periode werk op Fliegerhorst Eindhoven. Op het Eindhovense vliegveld werden betonnen startbanen aangelegd voor de Duitse luchtmacht. De foute Nederlandse aannemers hadden veel arbeiders nodig, eerst vrijwillig en later gedwongen. Later gingen haar vader en twee van haar broers als SS'ers naar het Oostfront. Een broer sneuvelde tijdens de gevechten aan het Oostfront. Haar moeder werd lid van de NSB. Zelf werd ze nergens lid van, maar ze had wel bewondering voor de Duitse bezetter. Ze ging, na een opleiding van zes maanden, voor het Duitse Rode Kruis werken in een Berlijn's ziekenhuis. Hier werd ze ontslagen en ging in oktober 1943 aan de slag in kamp Vught.

Maria Kole, 20 jaar in 1943, verklaarde dat ze het uniform van de SS-kampbewaaksters bewonderde en daarom navraag had gedaan waar ze zich kon aanmelden. In concentratiekamp Vught kreeg ze de taak gevangenen te bewaken. Toen ze echter een brief voor een gevangene het kamp uitsmokkelde, raakte ze in de problemen. Als straf werd ze overgeplaatst naar Auschwitz. Op weg daarheen ontmoette ze een Duitse marineofficier, met wie ze drie weken optrok. In Auschwitz aangekomen, in december 1943, bleef straf echter uit. De president van het Hof betwijfelde dan ook of de overplaatsing naar Auschwitz wel als straf gold. Daarna was Kole nog werkzaam in een munitiefabriek in Leipzig. In Auschwitz is zij getuige geweest van de meest afschuwelijke zaken. De president noemde dit een bedenkelijke staat van dienst voor een Nederlandse vrouw. "Alles is het gevolg van het mooie uniform", aldus de president."

In aflevering 4 besteedt de podcast aandacht aan het relaas van Theodora A.M. Kole.
Een 20-jarige Nederlandse vrouw die kampbewaakster werd in Vught, Auschwitz en Ravensbrück. En ze was niet de enige. 25.000 Nederlanders waren in de Tweede Wereldoorlog bij de Waffen SS. 24 werden bewaker van vernietigingskamp Auschwitz. Onder hen waren negen vrouwen. Een van die vrouwen woonde in Eindhoven.

Eis twaalf jaar gevangenisstraf

Uit het requisitoir van de advocaat-fiscaal bleek dat Kole nog steeds pro-Duitse en nationaalsocialistische sympathieën had. De eis luidde: twaalf jaar gevangenisstraf met aftrek van voorarrest. De verdediger, Mr. Van der Grinten, noemde Kole een hysterica en verzocht het Hof om een psychiatrisch onderzoek. Tijdens het pleidooi barstte Kole in tranen uit, waarop de president haar tot kalmte maande en zei: "U had moeten huilen toen u de ellende in de diverse kampen zag."

Na een eerste rechtszaak, en een psychatrisch onderzoek, verscheen Theodora A. M. Kole in oktober 1947 wederom voor het Bossche Bijzondere Gerechtshof. Mr. Poerink, de president, herinnerde eraan dat deze verdachte ook in Ravensbrück heeft dienstgedaan. Volgens informatie was zij getuige van mishandelingen, maar had ze daar zelf niet aan meegedaan. Mr. Albérs Pistorius wijzigde, gezien het psychiatrisch rapport, zijn eis thans in vijf jaar met aftrek en met ontzetting uit het actief en passief kiesrecht. De verdediger, Mr. Van Kemenade, uitte over deze verzachte eis zijn voldoening en refereerde zich aan het oordeel van het hof, dat over veertien dagen vonnis zou wijzen. Uiteindelijk werd Theodora Antonia Maria Kole op 11 november 1947 veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf met aftrek van voorarrest en ontzetting uit de burgerrechten voor een periode van tien jaar.

Ze vertrok hiernaar Amsterdam, waar ze moeizaam onderdak en werk kon vinden. Ze overleed op 28 augustus 1956, 32 jaar oud, en liet een dochter van 4 jaar achter, die alleen opgroeide in kindertehuizen en pleeggezinnen, onwetend van haar moeders verleden.

Bron: diverse kranten artikelen in Delpher.nl
Eindhovensch dagblad 07-05-1947 [link]
Eindhovensch dagblad 29-10-1947 [link]
Eindhovensch dagblad 13-11-1947 [link]
Podcast nr. 4 https://podcastluisteren.nl/pod/De-Nederlandse-bewaaksters-van-Auschwitz

 

De Duitsgezinde Eindhovense verloskundige Sophia Kortenbroek

Zij verraad een Joods kind en de onderduikgever.

Illustratieve afbeelding, combinatie van AI en oude ansichtkaart Willemstraat, Eindhoven, in de context van het verhaal rondom Sophia Kortenbroek.

Eindhoven 1944: Een kind, een verzetsstrijder en een noodlottig verraad

Adriaan Smits, geboren op 27 juni 1907, woonde aan de Sophia van Wurtemberglaan 57 in Eindhoven. Op dit adres was ook een Joods kind ondergebracht. Zijn schoonmoeder, Antje Piepers-Smits, die eveneens op dit adres woonde, was het oneens met de opvang van het kind. Dit leidde tot een conflict dat zo hoog opliep, dat Adriaan Smits zijn schoonmoeder uit huis zette.

Antje Piepers-Smits wendde zich vervolgens tot Sophia Wilhelmina Elizabeth Kortenbroek, geboren op 18 mei 1881, een 65-jarige verloskundige en lid van de NSDAP. Zij was voornamelijk werkzaam in Breda. In 1903 slaagde zij voor haar examen verloskunde en in 1906 behaalde zij haar diploma als verpleegster van het Zwarte Kruis. Daarmee was zij tevens bevoegd voor de krankzinnigenverpleging. Jarenlang verzorgde en begeleidde zij bevallingen, ook voor de armenzorg in Breda. Waarom zij zich tot het nationaalsocialisme aangetrokken voelde en waarom in Eindhoven kwam wonen, is nog onduidelijk.

Tijdens de oorlogsjaren verhuisde zij naar Eindhoven en woonde in pension Mauritsstraat 60. Zij stond nog als verloskundige vermeld in het telefoonboek van 1941 en 1943. Zij had nauwe banden met SD-commandant Willy Weber en werd door Antje geïnformeerd over het onderduikadres. Kortenbroek stond erom bekend dat ze beweerde een SD-agente te zijn, iets wat Weber, als getuige opgeroepen door de rechtbank, met een cynische opmerking relativeerde. Hij zei: "Die wijven vertellen altijd meer dan waar is"

In het voorjaar van 1944 werden Adriaan Smits en het Joodse kind gearresteerd. Adriaan Smits werd via kamp Vught, Sachsenhausen en Natzweiler-Leonberg naar Dachau getransporteerd, waar hij op 26 april 1945 werd vermoord. Het lot van het Joodse kind is onbekend, maar het wordt aangenomen dat het de arrestatie evenmin heeft overleefd.

Sophia Wilhelmina Kortenbroek werd na de oorlog door het Bijzonder Gerechtshof in 's-Hertogenbosch berecht. De aanklager, de procureur-fiscaal, eiste vijftien jaar cel voor verraad. Uiteindelijk werd Kortenbroek veroordeeld tot zeven jaar gevangenisstraf. Zowel voor als na haar veroordeling zat ze vast in Kamp 'Ave Maria' in Tilburg. Dit was een bewarings- en verblijfskamp voor vrouwelijke politieke gevangenen. Het Militair Gezag had het klooster Ave Maria en opleidingsinstituut voor priesters van de Congregatie van de Paters Oblaten sinds juni 1945 in bezit genomen als een tijdelijk internerings- en verblijfskamp. Pas halverwege 1951 konden de paters terugkeren. Sophia Kortenbroek overleed op 17 augustus 1964, 83 jaar oud en kinderloos.

Antje Piepers-Smits werd na de bevrijding eveneens gearresteerd en heeft enige tijd in gevangenschap doorgebracht.

Bron: Eindhovensch dagblad 02-11-1946 [link]
Bron: https://collections.arolsen-archives.org/en/document/82162
Meer info: https://www.eindhoven4044.nl/9/duikadressen.html

 Johanna Jansen was getrouwd met Christianus B. J. Ivits (NSB lid)
De bijgevoegde afbeelding is door een vorm van Kunstmatige Inteligentie (AI) gecreëerd. Mevr. Jansen staat hierdoor niet op deze afbeelding.

 

„Eindhoven's felste NSB-vrouw”

„Eindhoven's felste NSB-vrouw”, zo werd zij genoemd in de volksmond. Johanna Maria Jansen, geboren 23 november 1904 in Nijmegen, was reeds in 1934 lid van de NSB en tijdens de oorlog ook groepsleidster van de Nationaal-Socialistische Vrouwenorganisatie (NSVO). Ze woonde Zeelsterstraat 104. Bij feesten van de NSB hing zij de vlag uit en naar verering voor Mussert drukte zij uit door een foto van de „leider” in haar kamer te hangen. Teneinde de buren op te voeden in Nationaal-Socialistische geest, plaatste zij haar radio in haar tuin, wanneer Mussert sprak of Max Blokzijl zijn "brandende kwesties” aanprees. „Ze zullen het horen, of ze willen of niet”, was haar mening, daarbij doelend op de buren. Graag paradeerde zij in uniform en verder behoorde zij volgens de getuigen niet tot het soort, waarvan men zegt, dat een goede buur beter is dan een verre vriend. Ze was meer de schrik van de buurt.

Bij de bevrijding van Eindhoven vertrok zij via Utrecht en Westerbork naar Duitsland. In 1945 werd zij gearresteerd.
Na de oorlog veroordeeld tot internering tot 1 mei 1947 met verlies van de beide kiesrechten.
bron: Eindhovensch dagblad 14-11-1946 [link]
Meer bij NSVO https://www.eindhoven4044.nl/9/NSB-eindhoven1941-1944.html

Opbrengen van vrouwen in Eindhoven die samenwerkte met de Duitse bezetters.
Zie ook https://eindhoven4044.nl/3/PAN17.html 
Kaalscheren van vrouwen, na de bevrijding was door P.A.N. leiding verboden maar het is hier en daar, op beperkte schaal, toch gebeurd. 

Het Eindhovensch Tribunaal 

Maria Elisabeth Langenberg, geboren op 30 september 1917 en woonachtig aan de Edelweisstraat 90, werd beschuldigd van lidmaatschap van de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB), de Nationaal-Socialistische Vrouwenorganisatie (NSVO) en de Nederlands Arbeidsfront (NAF). In 1943 ging ze tien maanden vrijwillig in Duitse ziekenhuizen werken, nadat ze omgang had gehad met Duitse militairen. Samen met haar jongere zus, Anna Maria Langenberg, zaaiden de vrouwen angst en terreur in de buurt. De voorzitter van het Tribunaal las enkele getuigenverklaringen hierover voor. Het aangeven bij de SD van verdachte zaken behoorde ook tot haar praktijken. De zussen beschuldigden elkaar van het verraad van de ondergedoken Leysen. Wie deze persoon Leysen is, wordt misschien duidelijk zodra de CABR-dossiers over de zussen Langenberg, worden vrijgegeven.

Maria verklaarde echter dat ze zich niet bewust was van haar wangedrag jegens de buurtgenoten.

Het tribunaal liet haar tot 1 juni 1947 vastzitten en ontnam haar het kiesrecht en het recht op beroep.
Bron: Eindhovensch dagblad 29-08-1946 [link]

Foute vrouwen : handlangsters van de nazi's in Nederland en Vlaanderen
door Paul van de Water

Eenderde van alle leden van de NSB was vrouw. Toch is er nauwelijks onderzoek gedaan naar hun beweegredenen en hun verhaal. In 'Foute vrouwen' onderzoekt Paul van de Water de vormen van collaboratie waaraan Nederlandse en Vlaamse vrouwen zich tijdens de Tweede Wereldoorlog schuldig maakten. Soms betrof het eenvoudige kantoorbanen bij vaak afschuwelijke organisaties, soms ging het om actieve Jodenjaagsters. Opmerkelijke geschiedenissen die Paul van de Water in 'Foute vrouwen' beschrijft, zijn die van de Amsterdamse Ans van Dijk, de Vlaamse Irma Laplasse en jeugdboekenschrijfster Tonny Vos-Dahmen von Buchholz. Er is ook een hoofdstuk gewijd aan kampbewaaksters met foto's.

ISBN 9789401918558
ISBN e-boek 9789401918565
Uitgave 2022

Dit boek bevat geen gebeurtenissen of personen uit Eindhoven.

In het nawoord concludeert de auteur dat er naast grote verschillen in sociale achtergrond, leeftijd en intelligentie ook overeenkomsten zijn tussen de collaborerende vrouwen. Allen verleenden diensten aan de bezetter, maar vrijwel niemand toonde na de oorlog spijt. 

Een opmerkelijk verschil tussen collaborerende mannen en vrouwen is het relatief grote aantal vrouwen dat tijdens het gerechtelijk onderzoek psychiatrisch werd onderzocht. Ook werden bij vrouwen hun persoonlijke omstandigheden vaker meegewogen in het strafproces. Zo werden een moeilijke jeugd of lichamelijke ongemakken meegewogen in de mate van de straf. Ook blijken veroordeelde vrouwen in de naoorlogse jaren vaker te zijn opgenomen in een psychiatrische kliniek dan mannen (10 procent tegen 3,5 procent).