De P.A.N. was zeer actief in de dorpen rond Eindhoven. Na de bevrijding vroeg de Staf van de P.A.N aan de commandanten in de dorpen om hun ervaringen op papier te zetten. Dat is gebeurd en de verslagen zijn bewaard gebleven.
Verslag van commandant Sjef Lavrijssen: Son is volgens de Duitsers: "een broeinest van verzet".
Aanleiding voor dit Duitse beeld kan zijn, dat op 30 december 1943 een dodelijke aanslag is gepleegd op buurtboerenleider van Son en Breugel. De heer van Eck uit Son was de plaatselijke leider. Wie achter de aanslag in 1943 zat is onbekend, verzet?, stropers of boze boeren?
De Nederlandsche Landstand werd in oktober 1941 door de Duitse bezetter in het leven geroepen. De belangrijkste taken van de nationaal-socialistische Landstand waren medewerking aan de voedselvoorziening van het Nederlandse volk en het behartigen van de belangen van boeren, vissers en tuinders. 'Boerenleider' was de NSB'er E.J. Roskam. Op papier was de organisatie van de Landstand imposant. In de praktijk bleek de organisatie al snel een fiasco. Veel boeren weigerden de contributie te betalen en de leiding maakte zich schuldig aan corruptie.
Verslag van commandant Sjef Lavrijssen:
Algemene indrukken die mij als commandant zijn bijgebleven uit de tijd van het verzet, verslag is van 4 juni 1947:
Het begin was, dat een bekende uit Eindhoven mij kwam bezoeken en vroeg of het mogelijk was om hier partizanen te vinden en dan een eigen groep te formeren.
Het begin zou bestaan uit het vinden van geschikte mensen om hieraan leiding te geven en dan verder uit te breiden. Ik had hiertegen geen bezwaren en vroeg of er wapens beschikbaar waren, waarop ontkennend werd geantwoord, waarom ik toen niet verder ben gegaan dan enkele vertrouwde mensen uit te nodigen om een kleine groep te vormen, welke als het nodig was, de leiding op zich te nemen en als de tijd er zou zijn de troep verder uit te breiden. Dit uitbreiden had echter geen zin zolang er geen wapens waren. Men maakte het gevaar voor ontdekking er maar groter mede.
Het eerst kwam de vraag of het mogelijk zou zijn voor 30 m3 hout te zorgen, voor een eventuele noodbrug over het Wilhelminakanaal. Hiervoor werd gezorgd, maar natuurlijk tegen zwarte prijzen, want bonnen werden hierdoor vanzelfsprekend niet gegeven. Toen kwam de vraag naar ruimte voor het opslaan, daar het aan de zuidzijde van het kanaal moest komen. Hiervoor werd een geschikte ruimte verkregen in een garage. Toen kwam echter het ongeluk dat de eigenaar dezer garage door de Sicherheitsdienst gezocht werd als gijzelaar en dientengevolge werd de garage door de Sicherheitsdienst verzegeld. Goede raad was duur.
Bleef het hout daar zonder meer, dan werd dit natuurlijk ook in beslag genomen. Ook van mij was een broer moeten gaan vluchten, omdat hij eveneens gezocht werd als gijzelaar en wij waren het er nog niet over eens of het niet op een abuis berustte of ze hèm moesten hebben of mij.
Ik wendde mij daarom tot de Gemeentesecretaris welke met mij in de illegaliteit was. Wij besloten toen Weber van de Sicherheitsdienst te bellen en hem te vragen of wij enig hout uit de garage konden halen.
Het trof, dat wij juist het Hoofdbureau van de Recherche aan het verbouwen waren, dus konden zeggen dat wij het hiervoor nodig hadden. De Secretaris belde op en Weber vroeg van wie dit hout was. Toen hij de naam hoorde vroeg hij direct: "Is die kerel identiek met wie ik zoek?", waarop natuurlijk ontkennend werd geantwoord. Weber kwam naar Son en had geen slechte zin, alleen vertelde hij mij dat hij Son zou fertig machen, want het was een broeinest van verzet.
Ik antwoordde hierop, dat als er iets gebeurde, dit toch niet door de Sonse mensen zou gebeuren, waarop hij zei dat ik er dan toch ver naast was. Ik vroeg hem of ik het andere hout niet mocht laten liggen tot ik het nodig had, waarop hij vroeg hoe dikwijls ik er in zou moeten. Ik vroeg of het eens in de maand zou gaan. Dit vond hij goed.
Toen wij er een paar planken uit hadden zeiden wij dat wij voorlopig wel vooruit konden waarna hij de zaak weder verzegelde.
Een tijdje nadien toen het op een avond nogal waaide heb ik de zegels van de Sicherheitsdienst er af gehaald. Ik denk, die komen nog wel van pas. ’s Morgens naar het Gemeentehuis, waar ik Weber liet opbellen, dat door de storm en regen de zegels eraf waren gegaan, waarbij hij ons ook nog bedankte voor de waarschuwing.
Toen in augustus 1944 de Duitsers aan het terugtrekken waren en aan het Wilhelminakanaal een verdedigingslinie aanlegden begon er meer activiteit te komen. Toen begonnen wij mannen uit te zoeken welke geschikt zouden zijn om mede te helpen. Dit gebeurde alleen op papier daar het verder nog geen zin had omdat het verzoek om wapens nog niet kon worden ingewilligd.
"Alleen commandant Sjef was druk in de weer om zijn tekentalent te botvieren op een schets van de artillerie-opstellingen der Duitsers aan de noordzijde van het Wilhelminakanaal. De gemaakte schets werd door hem, ondanks de zeer strenge controle der Oostenrijkse en Duitse helden, regelrecht aan zeker iemand in Eindhoven bezorgd, die op zijn beurt voor doorzending zorgde, door de Duitse linies naar de Commandant van het 2e Britse leger, die met zijn divisie aan onze zuidgrens vertoefde".
Het gevormde groepje hield zich voornamelijk bezig met bespioneren der werkzaamheden der Duitsers, wat niet zo gemakkelijk was daar deze het liefst ‘s avonds, als er niemand op straat mocht, hun werkzaamheden welke soms overdag gedaan waren, ‘s avonds weer wijzigden, zodat wij ook in de avond op stap moesten wat mij bijna eenmaal het leven kostte, toen ik van een verkenning terugkwam (welke nodig was voor de tekening die ik aan het maken was van de versterkingen) bij het terugkeren plotseling vlak bij huis voor drie Duitsers stond, die achter een café uitkwamen. Weglopen was onmogelijk want het was meteen "Handen op" en daarna "Ha, een spion", waarna de kleinste der drie zijn revolver trok en mij achter in de rug duwde, waarna de anderen mijn zakken begonnen na te zoeken waar natuurlijk niets in was. Het ergste, of misschien wel mijn geluk, was dat de kerels dronken waren. Toen zij vroegen wat ik op straat deed, antwoorde ik dat had opgebeld over een noodslachting voor een koe, die verongelukt was. Na mij nog even te hebben uitgescholden en gedreigd dat ze me zouden doodschieten ben ik aangewandeld, wat ze toelieten. Misschien durfden zij mij niet om te brengen, omdat ze dronken waren.
Toen ik bij mij om de hoek van het huis wilde gaan, gooiden ze me met een lege cognacfles, maar raakten me niet. Ik was blij dat ik de hoek om was van het huis want een muur er tussen is toch veiliger daar een revolverloop in de rug maar een raar gevoel is. Intussen was onze straat afgezet.
Een post op de brug, zodat niemand naar Son mocht en een post een kilometer op Eindhoven aan, zodat er niemand naar Eindhoven kon. Wel mochten wij melk halen bij de boeren, maar we moesten op de weg blijven. Van deze gelegenheid maakten wij gebruik om de berichten en ook de tekening, welke ik gemaakt had van de verdedigingslinie naar de post in Eindhoven te brengen. Met een melkkan gewapend ging ik dan des middags door de post, die ik vergunning vroeg om melk te halen, waarop hij antwoordde: "Binnen 15 minuten terug". Gauw naar een boer op Bokt waar ik een fiets kreeg met volbanden en dan naar Eindhoven om ’s avonds als er weer melk gehaald mocht worden met de andere mensen terug te keren, wat hen nooit is opgevallen.
Toen kwam het bericht dat wij bij de eerste aanzegging moesten evacueren. Wij er als de kippen bij om de mensen voor te houden niet te gaan. Wij dachten eerst dat het zou lukken. Als men ze hoorde zou niemand gaan, maar daar verschijnt een handwagen en iemand begint wat op te laden, hem gevraagd om toch zeker niet te gaan kwam het antwoord: " ik breng maar wat goede spullen weg". Nog geen twee uur later was de hele buurt aan het evacueren zonder dat ze het moesten, er was geen houden aan.
Het evacueren werd door de moffen toegestaan, doch alleen over de wegen. Toen er enkele mensen zagen dat wij met nog een paar collega’s inderdaad niet weggingen, bleven er nog een enkele meer. ’s Avonds van de 15e september kwam er een boodschap dat iemand een paar joden in huis had en zelf wilde evacueren. De Joodse vrouw was ziek, ze had een beslag gehad. Wat moeten we nu beginnen. Ik gaf hem de raad naar de Zusters te gaan en daar te vragen of hij ze daar mocht brengen. Zeg, dat ze haar desnoods een kap opzetten. Hij er op af. Het resultaat was dat hij ze er mocht brengen na eerst hierin nog de Pastoor te hebben moeten kennen. Toen kwam de moeilijkheid van het overbrengen. Er waren natuurlijk geen liefhebbers voor want zij moest door de Duitse post gebracht worden. Ik besloot het zelf maar te doen. Ik haalde wat planken uit de garage door een raampje aan de achterkant, want de voordeur had ik geblokkeerd. De Duitse zegel der Sicherheitsdienst, welke ik er vroeger had afgehaald, was ons goed van pas gekomen, daar ik met een R.K. priester er ingebroken had en de goede autobanden van de auto’s gehaald en naar veiliger oorden gebracht, waarna de deur werd dichtgemaakt en door mezelf verzegeld, waardoor geen enkele Duitse soldaat in de garage kwam en ikzelf ook niet meer door de voordeur kon. Van de planken timmerde ik een grote kist waarin de zieke vrouw tussen dekens en kussens geplaatst werd en daarna de kist dichtgespijkerd.
De kist werd op een handwagen geplaatst en de tocht kon beginnen. Enkele benauwde ogenblikken. De Duitse post hield mij aan en vroeg waar ik naar toe moest en wat ik in de kist had. Ik antwoordde dat ik moest evacueren en naar mijn ouders ging. De kist bevatte boeken en breekwerk. De doortocht werd verleend, maar ik moest binnen 10 minuten terug zijn. Wat was ik blij dat ik er door mocht, het was een pak van mijn hart. Maar op tijd terug kon niet want eer de vrouw uit de kist en naar boven gebracht was, was er wel drie kwartier verstreken, zodat toen ik bij de post terug kwam, deze tegen mij begon te schelden en mijn persoonsbewijs vroeg. Toen ik hem dit liet zien nam hij mij het af en stak het in zijn zak waarna hij zei dat ik moest gaan werken aan de "Deckungslocher" (schuttersput) wat ik niet deed. Ik ging naar huis. Maar jawel, ’s middags kwamen twee moffen mij uit het huis halen en namen mij mee naar het terrein waar al veel mensen aan het werk waren. Allen echter mensen, die onder bedreiging uit huis waren gehaald. Goddank was er niemand vrijwillig gekomen wat voor het Sonse volk pleitte.
Ik kreeg een schop en na een paar steken gedaan te hebben vroeg ik om een kruiwagen te mogen halen bij een boer wat werd toegestaan. Maar ik bleef bij de boer en kwam niet meer terug voor 18:00 uur toen ik zag dat de mensen naar huis mochten gaan. Er werd mij niets gevraagd of gezegd. Alleen werd mij medegedeeld dat wij de volgende morgen om 08:00 uur weer terug moesten zijn.
Maar ’s morgens om 07:00 uur had ik al twee moffen in huis, die mij kwamen halen en zonder eten of drinken mij naar de brug brachten, waar al een paar slachtoffers meer aanwezig waren. Toen er een groepje bij elkaar gebracht was, want vrijwillig was er weer niemand gekomen, werden wij naar het terrein gebracht, waar de groep steeds aangroeide van mensen, die onder bedreiging uit de huizen waren gehaald. Ik maakte een der bestaande "Löcher" een beetje dieper en breder zodat ik er helemaal in kon gaan zitten zonder dat iemand mij zag.
Bovendien bleek het een goede schuilplaats te zijn want er kwamen zwermen jagers en typhoons. Ze beschoten de bossen en de Duitse tanks. Het ging er geweldig aan toe. Door de bombardementen werden in de bossen mensen getroffen die zich verscholen hadden om te ontkomen aan de mensenjacht der moffen. Om 13:00 uur mocht ik gaan eten.
Ik zeg nu krijgen ze me niet meer en ging direct in mijn geheime schuilplaats waar ook nog twee joden verborgen waren. Er kwam echter niemand en jawel om ongeveer 15:00 uur is daar een massa vliegtuigen in de lucht en zien wij parachutisten er uit springen. De strijd ging voorgoed beginnen. Ik deed direct vrouw en kinderen met de Joden in de kelder en ging terug naar boven. Dit kwam geheel onverwachts en nu zat ik ook nog aan de verkeerde kant van het Wilhelminakanaal.
De troep had geen wapens behalve ik, die een pistool had. Gelukkig waren er aan de andere zijde van het Kanaal wel enkele jongens doch ook allen zonder wapens en het waren er ook nog maar weinig want onze groep was nog niet uitgebreid omdat er geen wapens waren.
Gevechten
Majoor James La Prade gaat door de bossen, pal zuid naar de brug over het Wilhelmina-kanaal. Daar slaat hij links af en valt de Duitsers bij de brug in de flank aan. Hij weet niet dat er twee Duitse 88 mm kanonnen bij de brug staan, beschermd door mortieren en mitrailleurs. Er volgen hevige gevechten bij het R.K. Sanatorium voor zenuwlijders, tegenwoordig Zonhove. Het bataljon trekt zich terug. Robert Sink stuurt een 2e bataljon over de hoofdweg naar de brug. Zij komen een 88 mm kanon tegen bij de Sint Aloysius jongenschool. Dit kanon wordt uitgeschakeld met een bazooka van John Lindsey van de 506e regiment. De bazooka doodt ook een lid van de geschutsbemanning. Zes andere Duitse soldaten slaan op de vlucht. Ze worden zonder pardon neergeschoten door sergeant John Rice.
Aan het einde van de straat ligt de brug over het Wilhelmina kanaal. Als ze vlak bij de brug zijn, wordt de brug voor hun ogen opgeblazen. De Amerikanen kunnen niet verder naar Eindhoven optrekken. Het 506e regiment graaft zich in rond buurtschap Bokt, 1.5 km ten zuiden van het kanaal.
De draad voor de brug te laten springen was direct verlegd naar de zuidzijde van het kanaal. Alles ging in verdediging. Langzaam aan zag men ze terugtrekken, maar steeds vuurden zij in de richting van het dorp, doch steeds verder gingen ze terug. Een handgranaat kwam bij mij op de binnenplaats terecht waardoor een Duitse soldaat werd gewond maar direct door zijn makkers weggedragen. Omstreeks 17:00 uur waren de Amerikanen al over het kanaal en zeer vlug bij mijn huis waar ik toen tevoorschijn kwam. Direct ging er een geweer op maar hij liet het ook weer zakken toen hij zag dat het in orde was. Een buurman moest het echter, omdat hij achter het gordijn stond, met de dood bekopen. Men dacht natuurlijk dat het een Duitser was. Direct was ook …… bij de hand, die vloeiend Engels spreekt. Er werd toen direct op het hout gewezen, waarna direct begonnen werd met het leggen van zware balken over de brokstukken van de vernielde brug. Inmiddels gingen twee collega’s, welke ieder een karabijn kregen mede op weg naar Eindhoven. Wij gingen door met behulpzaam zijn bij het bouwen van de noodbrug en het maken van grote vlotten voor het overbrengen der jeeps en gewonden.
Dat ging de hele nacht door. Na een paar uur geslapen te hebben trokken wij naar de ander zijde van het kanaal waar verschillende jongens waren die zich kwamen melden om behulpzaam te zijn.
Geweren en munitie hadden we voldoende van gevangengenomen Duitsers. Dat het met het kiezen van een geweer niet zo nauw genomen werd bleek later, toen een van de jongens, die munitie mee naar de voorste linies bracht en de Amerikanen even terug moesten trekken, gebruik van zijn geweer wilde gaan maken. Het bleek dat hij een Belgisch geweer had met Duitse patronen, die natuurlijk niet pasten. Wat was hij vlug in het dorp terug om een ander geweer, maar nu zocht hij er een betere uit. Deze groep heeft ontzettend gewerkt. Onder het vuur der Duitsers bracht zij munitie en voedselpakketten naar de voorste linies hetgeen niet alleen gevaarlijk maar ook zwaar werk was.
Het was jammer dat er zoveel voedselpakketten, welke per parachute voor de Amerikanen werden neergelaten door de burgers werden meegenomen en het zag er naar uit dat onze bevrijders honger zouden moeten lijden. Wij hebben tenminste menig brood kapot gesneden, daar zij anders niet te eten hadden. Ook de groep "Verzamelen parachutes" had het druk daar mij door de Amerikaanse Commandant verzocht was deze op te halen.
Vele mensen maakten er echter ook jacht op en ik weet, dat de textielpositie lang niet best was geweest zodat het niet te verwonderen viel. Maar dienst was dienst en al viel het soms hard, wij moesten bij de mensen de parachutes weer in beslag nemen.
Het viel niet altijd mee om de mensen aan het verstand te brengen dat ze de parachutes niet mochten meenemen, daar de soldaten ze zelf weggaven maar deze gaven er niet om. De Commandant dacht er echter anders over daar de parachutes nog vaker gebruikt zouden moeten worden.
De mensen kwamen in feeststemming en de vlaggen kwamen uit. Doch twee Hollandse officieren die mede geland waren zeiden dat de mensen de vlaggen binnen moesten halen want we zijn er nog niet. Maar de mensen geloofden het niet wat kon hen nog gebeuren. De Amerikanen waren er. Intussen was onze groep al uitgebreid tot 44 man. Wij hadden ze maar aangenomen en niet altijd even nauw gekeken. We kwamen toch al mensen tekort en er was altijd wel iets waarvoor ze geschikt waren.
Doch de Duitsers kwamen er de beste voor ons uitzoeken. Iemand van de P.A.N. te Nuenen kwam dinsdag 19 september melden dat er een partij tanks vanaf Helmond aan kwam. Ik gaf dit door aan de Hollandse officieren en toen de Duitsers ’s avonds in de aanval kwamen was de groep zo teruggebracht tot 18 man. Het was een goede selectie, alleen de besten bleven over.
Gelukkig was het Engelse leger gearriveerd, anders had het er voor ons donker uitgezien. De moffen zaten met een tank nog geen 50 meter van de brug en schoten een vrachtwagen in brand, doch de tank was spoedig afgewerkt. Van alle zijden kwamen de moffen opzetten en tevens bombardeerden ze Eindhoven.
Het was de bedoeling een doorbraak te forceren. Verschillende huizen en boerderijen werden in brand geschoten. In het zevende huis vanaf de brug stak een Duitser een Amerikaan aan de bajonet en wist zelf te ontkomen. Aan alle zijden werd gevuurd. Langzaam werd echter het vuren minder en om middernacht was het weer rustig tot de andere dag half tien toen van de richting Nederwetten de aanval opnieuw begon hoofdzakelijk met tanks en mitrailleurs. Ook deze aanval werd echter afgeslagen. De Duitsers trokken terug omdat ze bang waren te worden ingesloten.
Toen kwam het bevel om alle vreemdelingen die in Son waren in bewaring te stellen daar men bang was dat er spionnen waren. Dat viel niet mee, want er waren veel mensen uit omliggende plaatsen naar de Amerikanen komen kijken en ze konden met de aanval niet meer terug. Wie dus geen kennissen had of iemand kon opgeven die hem kende, moest worden opgesloten in de school. Gelukkig toonden vele begrip voor de toestand en schikten zich direct. Anderen daarentegen verzetten zich maar het hielp hen niets want het moest. Het viel echter niet mee om deze mensen te legeren. Dekens hadden wij niet en wij hadden maar één groot lokaal, want in de andere lagen militairen. Wij hadden wat stro op de grond uitgespreid en daarin moesten allen slapen, alles bij elkaar. Vrouwen en kinderen aan één kant en mannen aan de andere zijde. Het was stampvol. De eerste nacht was het nogal rustig. Ze werden bewaakt door twee P.A.N. mensen, die stonden daar van 20:00 uur ’s avonds tot de volgende morgen 08:00 uur zonder aflossing. Het was een hele tijd, maar men zag er niet tegenop. Wij hadden het te druk naar gelang de mensen die wij hadden. Een dienst van 16 uren, overdag zonder aflossing was heel gewoon en nooit werd er gemopperd. De jongens waren altijd bereid en hun wil was buitengewoon, anders waren wij hiertoe niet in staat geweest. Het gebeurde ook wel eens dat ze helemaal geen bed zagen doordat zij overdag dienst hadden in de bossen en ’s nachts op wacht moesten bij de geïnterneerden.
Toen het morgen werd, kwam het probleem van het eten. Brood hadden wij nogal vlug, maar het was droog brood en verder niets totdat wij hoorden dat een boer uit Breugel nog boter zwart verkocht had. Ik stuurde er direct iemand op uit voor huiszoeking en die bracht toen een paar pond boter mee. Dat was iets. De eerste dag was er geen warm eten, maar de tweede dag waren de Zusters zo welwillend dat zij voor allen aardappelen kookten. De volgende dag zorgden wij zelf voor de aardappelen, welke door de geïnterneerden werden geschild. De groep werd echter dagelijks kleiner. Daar wij steeds mensen troffen die iemand van hen kenden. Toch hadden we er nog 8 N.S.B.ers tussen van andere plaatsen, welke wij later naar Eindhoven overbrachten.
Ook hadden wij nog ongeveer 70 geëvacueerden uit Best te verzorgen, welke in de garage van de Destructor (Tegenwoordig Rendac, destructiebedrijf, verbranding van slachtafval, huisdieren ed) gelegerd waren. Deze bezorgden ons echter niet veel moeite, daar door de Directeur, de Bedrijfsleider V. alles in het werk werd gesteld om de mensen te legeren en te voeden. Wat tekort was werd door ons verzorgd.
Steeds kwamen er berichten binnen van burgers die Duitsers hadden gezien. Kwamen onze jongens echter ter plaatse waar men ze gezien had dan waren er nergens te bespeuren. Zulk een onderzoek wil ik even beschrijven.
Wij gingen met vijf man op patrouille naar Best langs het kanaal en gingen verspreid door de heide. Toen wij bij de Destructor aankwamen en even waren gaan zien hoe de geëvacueerden het maakten, kwam de bedrijfsleider mij vertellen dat er Duitsers in het bos waren. Hij bracht tevens de persoon die ze had gezien. Hem hierna gevraagd zei hij, dat hij een half uur van te voren in het bos was en daar bij een kuil vier mensen zag met blote bovenlichamen, anders kon hij niets zien. Ik vroeg "waren het geen Engelsen". "Neen" zegt hij want ze zeiden "in orde" wat een Engelsman toch niet zegt. Ik vroeg of hij mij even de richting wilde aanwijzen want het is daar dicht kreupelhout en mastbos. Hij ging een klein eindje mee en wij vonden een smal paadje welke volgens mijn zegsman er bij uitkwam. Ik ben toen teruggegaan en heb gevraagd wie er mee ging.
Alle vier waren zij bereid. Wij zoetjes tussen de struiken door en voorwaarts een eindje van elkaar af op het aangegeven punt aan. Jawel, daar zag men vier blote bovenlichamen boven de grond uitsteken, handen op, wat ogenblikkelijk geschiedde, maar toen zijn onze P.A.N. banden zagen schoten zij in de lach, maar hielden toch hun handen omhoog. Naderbij gekomen zagen wij echter dat het Engelse soldaten waren, die zich aan het wassen waren en daar een post hadden. De pelotonscommandant V. was er ook bij en legde hen het geval uit en inderdaad had er eentje gezegd, het is in orde. Hij kende Duits en dacht, dat verstaat die man wel, maar nu had het juist de verkeerde uitwerking gehad. Hij stelde er echter prijs op dat we waren komen kijken daar ze nu konden zien dat er ook Nederlanders waren die tegen de Moffen wilden vechten en ze zich tussen vrienden bevonden.
Op patrouille naar Breugel
’s Avonds komt er bericht, er zitten vier S.S.ers in Breugel, dus moet er direct een groep naar toe. Allen waren echter op pad. Eindelijk drie man gevonden. Toon, Johan [ waarschijnlijk Toon van Dinter en Johan Habrakenen of Lavrijssen] en Sjef ?. Deze moesten er dan maar op af. Wij hadden op het moment niet meer mensen ter beschikking daar de Commandant Sjef en patrouillecommandant V. mede op patrouille moesten naar de richting Best, daar er in die richting lichtkogels werden afgeschoten.
Het waren eigenlijk te weinig mensen doch ze durfden het aan en gingen op stap. De eerste moeilijkheden kwamen toen zij bij de verst vooruitgeschoven Amerikaanse post kwamen. Het was moeilijk om hen aan het verstand te brengen dat zij verder wilden. De Amerikanen vonden het roekeloos, maar onze jongens dachten in hun enthousiasme om achter de Moffen te jagen, niet aan het gevaar dat ze liepen.
(Dezelfde groep had er al meer dan vijf binnengebracht).
De Amerikaanse soldaat mocht zijn post niet verlaten, anders was hij ook mee gegaan. De Patrouille trok verder, langzaamaan, want het was donker.
Toen zij door de kom van het dorp heen waren en niets hadden gehoord of gezien, wilden ze terugkeren. Plotseling hoorden ze echter het geluid van zachte stemmen links van de straatweg, in een weiland. Langzaam ging de patrouille erop af met het geweer in de aanslag en in volle spanning.
Toen zagen zij een stromijt (hooiberg) staan waar ze zeker in zouden zitten. Het bevel "Handen op" werd direct gevolgd maar hoe groot is de verbazing als het geen Duitsers blijken te zijn maar vier burgers uit Aarle Rixtel. Wat waren die mensen geschrokken. Ze waren naar Son gekomen om de Amerikanen te zien en toen de Duitse aanval begon konden ze niet meer naar huis terug, zodat ze meenden in de stromijt te overnachten. Deze patrouille heeft deze mensen naar de boerderij van T. gebracht waar ze in de paardenstal hebben overnacht".
Verslag van een 2e rapporteur uit Son:
"Enige tijd voor de bevrijding werden door de Sonse ondergrondse strijder S.L. [ Sjef Lavrijssen ] enkele betrouwbare mannen verzameld om op een bepaald tijdstip, hetwelk verband zou houden met een eventuele bevrijding van de gemeente Son en Breugel, met de wapens in de hand op te treden tegen de Duitsers die nog steeds het dorp bezet hielden.
De aangezochte personen werden allen een witte armband uitgereikt, waarop de letters P.A.N. waren gedrukt. De activiteit der meeste P.A.N. leden was vóór 17 september zeer minimaal. Alleen commandant Sjef Lavrijssen was druk in de weer om zijn tekentalent te botvieren op een schets van de artillerie-opstellingen der Duitsers aan de noordzijde van het Wilhelminakanaal. De gemaakte schets werd door hem ondanks de zeer strenge controle der Oostenrijkse en Duitse helden regelrecht aan zeker iemand in Eindhoven bezorgd, die op zijn beurt voor doorzending zorgde, door de Duitse linies naar de Commandant van het 2e Britse leger, die met zijn divisie aan onze zuidgrens vertoefde. Verdere activiteit dan de in ontvangstname der P.A.N armband is er door de P.A.N. leden niet geweest, behalve dan een enkele uitzondering.
Op 17 september 1944 werden burgers onder wie ook enkele P.A.N.leden, door de Duitsers gedwongen een tankgracht en eenmansputten te graven. De plannen van de Duitsers werden echter niet geheel uitgevoerd daar de Amerikaanse luchtmacht tegen de middag de bossen aan de noordzijde van het Wilhelminakanaal in de richting Best, ging bombarderen. De gravers wisten niets beters te doen dan zichzelf in veiligheid brengen in de door hen gemaakte putten, waardoor ze het idee kregen toch niet geheel voor niets te hebben gewerkt. Het bombardement was bedoeld om de in de bossen aanwezige Duitsers vast tot heengaan te bewegen wat ten dele heel aardig gelukte. Ze begonnen in zeer georganiseerde wanorde zich in de richting van de brug over het Wilhelminakanaal te begeven naar Eindhoven.
De schrik sloeg de mannen om de Duitse harten. De verwarring steeg echter wel ten top toen plotseling een Amerikaanse luchtlandingsdivisie per parachute of "glider" neerstreek. Toen gaven enkele Duitse Afdelingen nog zeer goed partij en wisten met goed gericht vuur enkele Amerikaanse vliegtuigen in brand te schieten, waarbij de bemanning de dood vond. De behouden, op de grond neergekomen troepen bonden echter onmiddellijk de strijd aan en slaagden erin de Duitsers te verjagen. Intussen landen steeds meer troepen, doch door het prikkeldraad waarmede de weiden waren afgerasterd, werden vele "gliders" (zweefvliegtuig) vernield, waarbij de inzittenden werden gedood of gewond.
Diverse Duitse soldaten hadden zich verkleed in overalls en liepen op klompen om gevangenneming te ontgaan, doch de P.A.N. mensen, die iedereen in een straal van enkele kilometers van gezicht kenden, pikten deze schelmen er onmiddellijk uit. Toen de avond viel werd alles rustig en zochten de meeste burgers een slaapplaats in de kelder op.
Toch bleven op deze dag nog enkele mensen in actie. Commandant Sjef had n.l. met vooruitziende blik een grote partij zwaar hout met timmermansgereedschap etc. laten opslaan in een garage aan de zuidzijde van het Wilhelminakanaal, dichtbij de brug, om een noodbrug te bouwen indien de Duitsers erin zouden slagen de bestaande ijzeren ophaalbrug te laten springen, waarin ze ook geslaagd zijn.
Waarschijnlijk had dit verhinderd kunnen worden indien wapens waren uitgereikt. Het geval was, dat twee Duitse soldaten zich met hun "opblaasapparaat" bij de garage bevonden. Deze kerels waren gemakkelijk buiten gevecht te stellen geweest indien slechts enkele geweren aanwezig waren. Laat ons hierop niet verder doorgaan, daar de Hogere Commandanten wel zullen weten waarom dit niet is geschied.
Naar ik juist verneem was in de eliminatie van deze "Sprenggruppe "voorzien, daar deze zich oorspronkelijk aan de noordzijde van het kanaal bevond. Door de Amerikaanse parachutisten werd de groep echter naar de zuidzijde gedreven en daar alle burgerverkeer op de brug was uitgeschakeld konden de Duitsers niet meer benaderd worden. Nadat de brug was opgeblazen was het dus zaak om zo spoedig mogelijk de Amerikanen, die tot nu toe hun materiaal met rubberbootjes overbrachten, een betere overgang te verschaffen. Vooral voor het overbrengen van jeeps met gewonden zou dit een grote verbetering geven.
Enkele Amerikaanse officieren werden verwezen naar de P.A.N. tolk V. voor het geven van inlichtingen. Commandant Sjef was reeds druk in de weer met houtslepen voor een noodbrug en het behoeft geen betoog dat de Amerikanen blij waren zo spoedig mogelijk geholpen te worden. Onder leiding van Captain Mac. Pherson werd het uitgezochte materiaal verwerkt tot een noodbrug. Daar het echter nog enige tijd zou duren voor deze brug klaar was, werd begonnen met het bouwen van twee vlotten. Deze werden vervaardigd van ledige ijzeren vaten met daarop een stevige onderlaag van balken. Aan weerskanten werden lange touwen gebonden en zodoende heen en weer getrokken door de soldaten. De gierpontjes hebben zeer veel materiaal overgebracht.
Ook gingen enkele P.A.N. mannen erop uit om achtergebleven Duitsers te verschalken, waarin ze dan ook wonderwel geslaagd zijn, zonder één schrammetje op te lopen. Hun werd op zekere dag medegedeeld dat zich ergens in een boerderij vier Duitsers hadden verscholen. Toen Henk en Sjef E. die dit gevalletje eens zouden opknappen bij de bewuste boerderij aankwamen werd met veel geschreeuw de Duitsers verzocht zich over te geven. Deze uitnodiging werd grif aanvaard en de één na de ander kwam braaf met de handen in de nek tevoorschijn. Toen alle vier waren aangekomen ging Sjef de boerderij in en vond daar 1 machinegeweer en vier geweren compleet met munitie. De Duitsers bleken dus oorlogsmoe te zijn en hadden zich daarom blijkbaar overgegeven. Deze redenering bleek echter niet juist te zijn, want de Duitsers dachten met meer tegenstanders te doen te hebben gehad en hadden het niet "oneervol" gevonden zich aan de overmacht over te geven. Groot was echter hun verbazing en woede toen ze bemerkten dat Sjef en Henk wél geweren hadden doch geen munitie.
Daar Son de primeur had gehad van bevrijding door Amerikaanse parachutisten en een plaats was, waar dankzij de nu reeds aanwezige troepen van het 2e Britse leger tamelijk goed aan rookmateriaal en andere artikelen was te komen, behoeft het niet te verwonderen dat vele inwoners van omliggende plaatsen naar Son en Breugel kwamen om ook iets van hun gading te vinden. Vele parachutes waren in onbevoegde handen geraakt en werden tegen buitensporige prijzen verkocht aan lieden, welke ze als souvenir wilden bewaren of om hieruit artikelen te vervaardigen om de textielnood te lenigen. Bij deze toevloed van mensen waren natuurlijk ook lieden wie de grond in hun eigen gemeente te heet onder de voeten was geworden en die poogden door verandering van woonplaats hun arrestatie te ontgaan.
De 19e en 20e september kwam een tegenaanval van de Duitsers met tanks en zware mitrailleurs uit de richting Nederwetten, terwijl tegelijkertijd de "Luftwaffe" een bombardement op Eindhoven uitvoerde. Men begrijpt de consternatie onder de burgerbevolking. Het aantal P.A.N. leden kromp ontzettend en vele burgers uit andere gemeenten konden niet meer naar hun basis terugkeren en zochten dus onderdak in Son en Breugel. Niet iedereen gelukte dit en daarom werd besloten om deze mensen te interneren in een lokaal van de R.K. Jongensschool te Son.
Best was door de Schotse troepen geëvacueerd en een 70 tal inwoners hadden onderdak gevonden in de garage van de Destructor aan het Wilhelminakanaal. Voor deze mensen werd gezorgd door de inmiddels overleden Directeur A. en zijn bedrijfsleider. Wij ontvingen van de Britse Commandant in Best een bewijs van toegang voor Best en konden ons dus daar overal bewegen. Vele evacuees konden wij een dienst bewijzen door met hen naar hun woning te gaan om kleren, dekens , etc. op te halen. Onze mannen die toch al overbelast waren kregen nu ook nog wachtdiensten te verrichten op enkele punten aan de Bosdijk, tussen de gemeente Best en de brug over het Wilhelminakanaal. Het gebeurde op een zekere dag dat door hem iemand aangehouden werd die naderhand een spion bleek te zijn. Deze knaap werd overhandigd aan het Britse Hoofdkwartier, dat zeer met deze gevangene was ingenomen.
Lees het orginele verslag in PDF
Opgesteld op 4 juni 1947