Joodse onderduikers in huis.
Hendrik Bakker, van beroep verwarmingsmonteur in de jaren dertig, is getrouwd met Johanna Kaptein. Samen met hun tienjarige zoon Herman wonen ze in de Eindhovense Kruidenbuurt in Stratum, op het adres Kamillestraat 36 in Eindhoven. Deze hele woonwijk en alle huizen zijn in 2009 gesloopt. Zelfs de straatnaam is uit Eindhoven verdwenen; deze straat heet nu Lavendellaan.
Feit is dat de Kamillestraat 36 in de oorlogsjaren, vanaf 1942, een belangrijk Joods onderduikadres was in Eindhoven. Buurtbewoner de heer Mozes Presser uit Kamillestraat 33 en zijn gescheiden vrouw Theresa Presser-Polak, die later in Amsterdam ging wonen, zijn in de Duitse val gelopen en in Auschwitz vermoord.
Een buurman, een paar huizen verderop, Franciscus Damen (09-07-1902), wonend op Kamillestraat 54 in Eindhoven, is in april 1943 vastgezet omdat hij hulp gaf aan Joodse onderduikers. De gevolgen van zijn arrestatie zijn onbekend.
Advertentie in:
Dagblad van het Zuiden
03-11-1942.
Opvallend want de winkel-eigenaar was ondergedoken.
Toen de Duitsers in augustus 1942 begonnen met het deporteren van de Joden uit Eindhoven, boden Hendrik en Johanna Bakker-Kaptein hun bescheiden woonhuis aan als onderkomen voor de familie Benninga.
Hendrik Bakker was een klant van Jakob Benninga (14-11-1906), die een grossierszaak had in galanterieën op Stratumseind 56 in Eindhoven. Dit was een soort groothandel in sierlijke snuisterijen e.d., ter "versiering eener wel ingerichte woning". Er werden alleen goederen verkocht aan venters, marktkooplui en winkels. De winkel liep goed; hij kocht zelfs in 1936 een auto met kenteken N-45881. Jakob had deze winkel sinds 1935 samen met zijn jongere neef, Jacob Benninga (8-10-1917).
Hendrik Bakker vertelde de Joodse familie dat hij hen zou helpen in geval van problemen en onder alle omstandigheden bereid zou zijn hen op te vangen. Tot eind augustus 1942 werd de zaak ook gewoon voortgezet. Zelfs de Duitsers kochten bij hem.
Jakob Benninga was als eerste op Bakkers aanbod ingegaan. Op 27 augustus 1942, toen de Duitsers alle Joden bevolen Eindhoven te verlaten, ging hij rechtstreeks naar het huis van de Bakkers in plaats van naar het treinstation.
Het huis van de Bakkers was klein en werd krap met zoveel mensen die er woonden. Na enige tijd werd besloten dat het (voornamelijk) uit veiligheidsoverweging beter was om Zjudie's 3-jarige zoon Max elders onder te brengen. Een 3-jarig kind kan moeilijk stil zijn en voornamelijk op een kamer leven. Hij kon terecht bij het gezin Bonder in het Drentse Grolloo, familie van mevrouw De Leeuw, die zorgde voor etensbonnen. De heer J.E.H. Rademakers, Sint Rochusstraat 23, een leidinggevende bij Gemeentewerken en lid van de ondergrondse, zorgde voor de post tussen het ondergedoken Eindhovense echtpaar en het gezin Bonder in Grolloo.
Ook ging Hendrik Bakker op zoek naar een alternatieve onderduikplek voor de jongere neef Jacob. Hij stuurde hem naar zijn ouders, die bij de vrienden van Hendrik in Aalst logeerden, de oudere Jakob en Zjudie in Eindhoven achterlatend. Een maand nadat zijn neef Jacob het huis van de Bakkers had verlaten, werd de schuilplaats van zijn zus Lena (29-06-1919) onveilig en opnieuw openden de Bakkers hun huis en namen haar op.
Gelukkig kregen de families ondersteuning van het verzet door verstrekking van extra bonnen. De distributiebonnen voor het gezin werden verzorgd door de heer en mevrouw De Leeuw, een vroegere klant van Jakobs winkel, en door de actieve verzetsvrouw mevrouw Hilda Verwey-Jonker.
Familie Bakker
Het echtpaar Benninga heeft de familie Bakker als fijne mensen ervaren. Eigenlijk was het maar één keer spannend geweest. De dokter kwam op ziekenbezoek bij heer Hendrik Bakker. Toen de dokter de trap opging, zei de tienjarige zoon Herman Bakker: “Dokter, u moet niet de eerste deur hebben (daar zaten de Benninga's), maar de achterste deur.” Stel je voor dat de zoon dit niet gezegd had en de dokter de verkeerde kamer was binnengegaan.
Jakob en Zjudie Benninga hebben in totaal 25 maanden, en Lena 12 maanden, ondergedoken gezeten en zijn in deze periode geen moment buiten geweest. Ze hielden zich bezig met lezen, kaarten en fineerwerk. De heer Bakker moest regelmatig nieuw materiaal kopen voor het fineerwerk. Omdat hij bang was dat dit te erg zou opvallen, besloot hij dit niet meer in een kleine zaak, maar bij een groot warenhuis Vroom & Dreesmann (V&D) te kopen. Toen hij kort na het einde van de oorlog bij V&D was, vroeg de verkoopster: “Zijn de onderduikers bij u weg?” Daarna vertelde ze dat zeer veel onderduikers zich met fineerwerk bezighielden!
De bevrijding
Pas in mei 1945 kon Zjudie haar zoon Max ophalen in Drenthe. Ondanks het feit dat haar zoon drie jaar was toen hij naar Drenthe ging en haar bijna drie jaar niet gezien had, herkende hij haar meteen.
Zoon Max herinnert zich zijn onderduiktijd in Drenthe als een geweldige tijd. De familie Bonder had in het dorp laten weten dat ze een kind uit Zeeland te logeren kregen. Daardoor kon Max rustig buiten spelen en was er geen gevaar als Duitse soldaten om water kwamen vragen. De heer Bonder noemde hij 'Pa' en dochter Bonder, die weliswaar Rens heet, maar door Max tot op de dag van vandaag 'Zus' genoemd wordt. Zij ontfermde zich ook als een zus over Max. Max heeft nog steeds contact met 'Zus', die nu in Rotterdam woont. De zoon van de familie Bakker, Herman, woont in Frankrijk en ook daarmee was tot het overlijden van Jakob regelmatig contact.
Hendrik en Johanna Bakker namen grote persoonlijke risico's. Op het herbergen van Joden stonden strengere straffen. Ze hebben de Benninga's verborgen gehouden en hen gered van de nazi-vernietiging.
Yad Vashem onderscheiding
Toen mevrouw Bakker 85 jaar werd en inmiddels weduwe was, heeft ze dan ook een Joodse onderscheiding gekregen. Op 28 juni 1984 erkende Yad Vashem Hendrik Bakker en zijn vrouw, Johanna Bakker-Kaptein, als Rechtvaardigen onder de Volkeren.
Extra informatie
Hendrik Bakker is geboren op 8 december 1903 en overleden op 9 april 1979.
Johanna Kaptein is geboren op 7 november 1897, de overlijdensdatum na de bezetting is onbekend).
De voornaam van Jakob Benninga, geboren op 14 november 1906, wordt soms op internet met een 'c' of soms met een 'k' geschreven. In dit verhaal is het Jakob met een 'k' en zijn neef met een 'c' geschreven. Deze manen feit is gebaseerd op hun terugkeer na de bevrijding (zie artikel hieronder). Na de bevrijding in 1944 stonden de Benninga's in de krant. Ze waren teruggekeerd in Eindhoven, een stad die ze eigenlijk nooit verlaten hadden.
Jakob Benninga woonde na de oorlog weer op Stratumseind 56. Later, in 1961, is de winkel met magazijn verhuisd naar het Bleekpad in Eindhoven.
Jakob Benninga overleed op 5 april 2000 op 93-jarige leeftijd. Omroep Brabant heeft in 1998 een uitgebreid interview met Jakob over de oorlogstijd uitgezonden.
Zjudie Benninga-Benninga is geboren in Deventer op 28 september 1912 en overleden in Eindhoven op 14 januari 1998 (op 85-jarige leeftijd overleden). Ze is begraven op de Joodse Begraafplaats in Eindhoven.
Zoon Max Benninga is nog in het bezit van een gekregen fineerschilderij dat door zijn ouders gemaakt is.
Bronnen:
Het verhaal van familie Bakker is eerder gepubliceerd in bij oorlogsverhalen Onderzoek Joodse gemeenschap in Eindhoven door Phocas Kroon.
Ander deel van het verhaal staat bij de Yad vashem organisatie. Aantal gegevens zijn extra toegevoegd.
PDF Onderzoek Joodse gemeenschap in Eindhoven door Phocas Kroon.
Omroep Brabant, Jacques Grijpink in gesprek met Jacob Benninga in 1998.
http://www.ihesm.com/eindhoven1934/
Google Maps Kamillestraat 36
Na de bevrijding in 1944 staan de Benninga’s in de krant. Zij zijn weer teruggekeerd in hun stad Eindhoven, die zij eigenlijk helemaal niet verlaten hadden.