Jasper Daams, eind twintig en net begonnen als biochemicus bij het NatLab in Eindhoven, treedt waarschijnlijk in 1939 in dienst bij Philips. Naast zijn wetenschappelijke carrière koestert hij een diepe liefde voor de natuur, die na de oorlog tot uiting komt in een boek over de Brabantse natuur, geschreven voor de ANWB.
In hetzelfde jaar dat hij bij Philips begint, 1939, trouwt Daams met Wip Wingelaar. Te midden van de chaos van de oorlog, in een reeds bevrijd Eindhoven, wordt op 6 november 1944 hun eerste zoon, Jasper Daams jr., geboren.
Trouwfoto 1939: Jasper Daams en Wip Wingelaar bron foto: yadvashem.org
Tijdens de oorlogsjaren resideert de familie Daams aan de Floralaan 168 in Eindhoven, een adres dat na de oorlog wordt gewijzigd in Floraplein 12. Deze ruime, elegante woningen, gebouwd in 1939 aan de rand van Eindhoven, vormen de "kopwoningen" van de daarachter gelegen Kruidenbuurt, met straten als Madeliefstraat, Korenbloemstraat, Margrietstraat, Centauriestraat, Strobloemstraat en Ganzebloemstraat.
De oorlog legt de bouwplannen in de omgeving stil, en pas tussen 1950 en 1954 wordt Floralaan West voltooid. Dit tijdsverschil geeft het Floraplein zijn unieke karakter, een plek met twee gezichten: de vooroorlogse grandeur van de kopwoningen en de naoorlogse architectuur van Floralaan West.
Floralaan 168 /Floraplein 12 (foto 2016)
Floralaan/Floraplein situatie 1939 -1945
De iconische fontein die het Floraplein siert, werd pas in 1961 gebouwd, ruim na de oorlogsjaren en de eerste bewoners van de Floralaan. Dit was een genereus geschenk aan de inwoners van Eindhoven, geschonken door sigarenfabriek Mignot & de Block, ter gelegenheid van hun honderdjarig bestaan.
advertentie Dagblad van het Zuiden 22 -12-1942
Beschaafd meisje, 24 jaar
P.G., zoekt vriendin, om
samen gemeubileerd te
gaan wonen. Floralaan
168. Eindhoven. P.G.= Protestantse Godsdienst.
Jasper Daams bracht naast zijn werk veel tijd door in de natuur, waar hij een grote kennis van paddenstoelen opdeed. In 1942 gaf hij zelfs een lezing en organiseerde hij een tentoonstelling over dit onderwerp. Zijn passie voor de natuur diende echter ook als dekmantel voor zijn verzetsactiviteiten tijdens de Duitse bezetting: hij smokkelde Joodse jongeren en anderen de grens over.
Daarnaast had hij veel contacten in Loosdrecht, zijn geboorteplaats. Een van zijn Joodse vrienden, Barend Waterman, die in de diamanthandel in Amsterdam werkte, bezat daar een stuk grond. Waterman wilde er een kwekerij beginnen, gelegen naast het Paviljoen Loosdrechtse Rade. Deze kwekerij werd een onderduikadres voor tientallen Joodse jongeren.
De familie Waterman wilde naar Brazilië, in juli 1942 nam hij contact op met vrienden in Antwerpen om een visum voor hem in Brazilië te krijgen. Jasper had contact gekregen met de brouwersknecht Hubert Peeters, die in het Belgische Hamont woonde, een plaatsje vlak bij Budel, maar in het Nederlandse Maarheeze werkte. Deze man stak de grens over met een speciaal pasje en verstopte in zijn fiets, briefjes van Barend Waterman, aan zijn vriend heer Cox in Antwerpen.
Jasper Daams vertelt over die periode “Trieste situaties en wanhopige pogingen om visa te krijgen voor Zuid-Amerika, andere pogingen om een "Ausweise" te krijgen via Zwitserland en Berlijn, door het storten van sommen geld op banken in Algiers of Buenos Aires, etc.” “Ik herinner me een bijeenkomst met de heer Cox, compagnon van de heer Waterman en enkele Belgen, recht onder de neus van de Duitsers in het Century hotel vlakbij het Station van Antwerpen, waar een groot feest van hoge officieren in gala-uniform aan de gang was. "Ik herinner me het verifiëren van adressen in de Pelikaanstraat in Antwerpen, de wijk van de diamantairs, waar je terecht kwam bij mensen in doodsangst omdat de Vlaamse NSB'er had huisgehouden.”
Het visum verkrijgen voor de familie Waterman lukt niet, ze overleven de oorlog door onder te duiken.
Gezin Joop en Willy Westerweel-Bosdries
Door zijn bemoeienis met vluchtwegen ontmoette hij Joop Westerweel overtuigt pacifist en humanist. Joop is op vele plaatsen actief bij het helpen van ontsnappingsroutes opzetten. De personen rondom de onderwijzer Joop hadden een non-conformistische karakter, de groep had weinig contacten met andere illegale groeperingen. Succesvol waren hun inspanningen zeker: van de 300 Palestinapioniers die de Westerweelgroep onder haar hoede had, overleefden twee derde de oorlog.
Daams vertelt later: “Het ontvangen van Joop Westerweel bij ons in Eindhoven, die ondanks alle ellende, een feest waren. Je ontmoette zelden iemand, die zo bezeten was door een realistisch idealisme. We kenden hem als een man met een weelderige haardos en gekleed in een zeiljopper. Wij waren verbijsterd na de arrestaties in Rotterdam. Gelukkig wist hij heel listig te ontsnappen. Ik herinner me levendig dat wij 's avonds thuiskwamen en een 'geestelijke' aantroffen, die wij in het eerst geheel niet herkenden. Zo was hij uit Rotterdam naar Eindhoven getrokken. Ik herinner me nog hoe hij toen die avond bij ons 'De Achttien Dooden' van Jan Campert voordroeg. Dit gedicht is in 1941 geschreven door Jan Campert. Het gaat over achttien verzetsstrijders die in hun cel op hun executie wachten.
Via Daams en Hubert Peeters uit België leerde Joop de grensovergang Budel-Hamont kennen, die hij nog vele malen illegaal zou oversteken met Joodse mensen. Ook in België bouwde hij de eerste contacten op, om mensen naar Frankrijk te kunnen laten vluchten. Bij Jas Daams hebben Joop Westerweel, Shushu en Menachem voor en nadat ze de grens passeerden vaak gelogeerd. Ook veel Joodse jongeren brachten in Eindhoven de nacht door voordat ze over de grens werden gebracht.
De vluchtroute, die van Eindhoven via Budel naar België liep, was vooral bedoeld voor Palestinapioniers; jonge Joden die op de vlucht voor de nazi's in Nederland waren beland en zich hier voorbereidden op een (boeren)leven in Palestina. Na de Duitse bezetting van Nederland wilden ze via België, Frankrijk en Spanje hun einddoel Palestina bereiken.
Hoe dat verder allemaal ging, dat wist je nooit precies. Joop Westerweel hield alle betrekkingen onderling zo goed mogelijk gescheiden. We wisten dat een paar Philips-mensen (ir. J.J. van Rijsinge en C.C. Verheyen, beide werkzaam afdeling filmgeluiden) door contacten met Philips-Gevaert erbij betrokken waren. Ook de Philips-man, werkzaam NatLab, baron ir Willem Jan van Heeckeren en zijn vrouw Johanna (Jenny) Boon, was onderdeel van een vluchtroute, die door de Westerweelgroep was opgezet. Zij hadden in een sparrenbosje aan de Oirschotsedijk 6a tijdelijk twee luxe woonwagens dusdanig bij elkaar gezet en aan elkaar gekoppeld, dat er een bruikbare woonruimte ontstond. Bruikbaar ook om enkele tientallen Joodse vluchtelingen tijdens de Tweede Wereldoorlog kortstondig geheim onderdak te bieden. Jongeren die verder moesten, sliepen daar in een soort lade. De familie Heeckeren woonde in 1942 ook in Zutphen (Almenseweg of Almenscheweg 144a Zutphen / Almen volgens telefoongids uit 1942.
Daams vertelt: "Wat dat betreft kon je de gekste dingen verwachten. Ik herinner me dat, notabene in 'Spertijd, 's avonds omstreeks elf uur een koetsje voor de deur bij de Floralaan stil hield met een paar jongelui dat bij ons de laatste nacht in Nederland doorbracht. Twee zulke uitgesproken joodse typen, dat je je afvroeg hoe die ooit zelfs maar een twintig kilometer door de bewoonde wereld konden trekken. Begeleid door een Haags meisje waren ze voorlopig op weg naar de Atlantik Wall. Hun documenten waren zelfs papieren van de 'Organisation Todt!" Een Duitse bouwmaatschappij waar je vrijwillige basis en in het kader van de Arbeitseinsatz werden arbeiders aan het werk gezet. Ze bouwden onder andere bunkers, kustversterkingen en wegen. Voor zover ik weet zijn ze er toch goed doorgekomen.
Onvoorstelbaar waren de moeilijkheden voor de leiders van de groep. Ze waren altijd in touw, zowel in Nederland als daarbuiten. Joachim Simon (Shushu Simon) vlak voor zijn arrestatie logeerde nog bij ons. “Wij hielden altijd ons hart vast als hij op reis was omdat hij zo'n uitgesproken "on-Arisch" uiterlijk had.”
Ook Menachem Pinkhof vertrok vanuit het Eindhovense adres aan de Floralaan vaak de grens over en weer terug. Aanvankelijk was 'Vrij Frankrijk' een vrij gemakkelijk te bereiken punt. Toen Frankrijk geheel bezet was, werd de organisatie nog gecompliceerder.
Uiteindelijk zou Joop Westerweel op 10 maart 1944 in Budel worden opgepakt, terwijl hij de Joodse meisjes Ruth Direktor (18) en Thea Perlmutter (19) de grens over wilde helpen. Met mede-verzetsman Bouke Koning werd hij aangehouden. Koning en Westerweel belandden in een cel onder het gemeentehuis in Budel, waar ze probeerden de veldwachter die hen bewaakte over te halen hen vrij te laten. Dat lukte niet, wellicht omdat de Budelse burgemeester in die tijd - Alphons Bouwman - fanatiek NSB'er was. Op 11 augustus 1944 werd Westerweel in Vught door de Duitsers gefusilleerd.
Bevrijding
Daams pakt na de bevrijding zijn oude hobby weer op en schrijft op 6 november 1945 in het Eindhovens Dagblad over paddenstoelen in oud Nederlands: "Een goede aanvulling van onze rantsoenen. In dezen tijd van schaarste aan verschillende groenten zullen ongetwijfeld vele menschen uitzien naar iets, dat die groenten vervangen kan. Nu kunnen wij in de herfstmaanden terecht bij de paddenstoelen, die in groote hoeveelheden in de bosschen te vinden zijn. ... Vertrouw niet op volksverhaaltjes, zooals b.v. dit: alle paddenstoelen, die, als ze gekookt zijn een zilveren lepeltje zwart maken, zijn giftig. Dit is niet waar. Laat ze toch even controleeren door deskundigen, die U verder graag willen inlichten over bereiding' van werkelijk smakelijke schotels."
Hij verhuist later weer terug naar Loosdrecht en schrijft daar een tweetal boeken over zijn geboorteplaats.
"Philips was een broeinest van verzet",zou Daams lang na de oorlog in brieven over zijn oorlogsverleden schrijven. "Er zaten op het NatLab en trouwens bij heel Philips veel mensen die zich op een of andere manier met het ondergronds werk bezighielden. Allemaal mensen die wisten dat ze hun mond moesten houden. Er stonden bij Philips gewoon kistjes met radiobuizen om mee te nemen voor het maken van zenders of ontvangers. Ik wist dat er ook op de een of andere manier aan een vrij grote geheime zender werd gewerkt. Je praatte er niet over, dat was te gevaarlijk", stelde Daams.