vlnr: Frits Philips en ir. Ν.A.J. Voorhoeve, 4 februari 1945 op bezoek bij H. M. Koningin Wilhelmina, (Philips, Nationaal Steun Fonds (NSF) en namens de gereformeerde kerken uit het Zuiden).
Foto zie  Hilda Verwey Jonker of BeeldbankWOII

Dr. ir. N. A. J. Voorhoeve: Philips-ingenieur en Verzetsman

N.A.J. Voorhoeve was al in 1931 werkzaam bij Philips. Volgens het interne telefoonboek van Philips werkte hij in 1940 bij de ontwerpgroep E.T.F.  Hij had in die tijd een eigen secretaresse. Voorhoeve bekleedde binnen Philips een belangrijke positie, zowel op wetenschappelijk als op bestuurlijk gebied. Later zou hij adjunct-directeur van Philips worden.

Tijdens de Duitse bezetting was Dr. Nico Voorhoeve belast met de leiding van het NSF in de provincie Noord-Brabant. Hij zamelde, met behulp van een staf medewerkers, geld in voor dit fonds. De gelden werden hoofdzakelijk uitbetaald aan de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO).

Voorhoeve vervoerde het geld in een linnen zakje op de borst, of liet dit door zijn vrouw, Alida Lucia Voorhoeve, doen in havermoutpakjes. Het geld was afkomstig van één specifieke bank en was niet in de administratie verwerkt. In Eindhoven opereerde hij onder de schuilnaam Bob de Graaf. Hij of zijn echtgenote bezocht regelmatig het geheime adres Nieuwstraat 13A, de koerierscentrale gevestigd in de vakkledingwinkel van Wielinga, om steungeld voor onderduikers te brengen.

In oktober 1946 is er een kort verslag, in de vorm van een interview, met hem gehouden. Wanneer begonnen uw activiteiten?

Eind 1941 – begin 1943 [waarschijnlijk 1942]. Ik heb geld opgehaald voor personeel van Philips dat moest onderduiken. Philips had een afzonderlijke onderduikorganisatie die per maand f 15.000 à f 18.000 steun ontving, alles à fonds perdu [zonder vooruitzicht op terugbetaling], voor de helft van het Philips-personeel en voor de andere helft van het N.S.F. Deze steun aan de afzonderlijke Philips-organisatie duurde tot de bevrijding.

In oktober 1946 is er een kort verslag, in de vorm van een interview, met hem gehouden. Dit verslag is aanwezig bij NIOD Amsterdam - archief 251a Stichting LO - LKP

Wanneer begonnen uw activiteiten?

Eind 1941 – begin 1943 [waarschijnlijk moet hier staan 1942]. Ik heb geld opgehaald voor personeel van Philips dat moest onderduiken. Philips had een afzonderlijke onderduikorganisatie die per maand f 15.000 à f 18.000 steun ontving, alles à fonds perdu [zonder vooruitzicht op terugbetaling], voor de helft van het Philips-personeel en voor de andere helft van het N.S.F. Deze steun aan de afzonderlijke Philips-organisatie duurde tot de bevrijding.

Op welke manier nam u geld op?
Er bestond een onderscheid in 3 categorieën: A, B, en C gelden.
A-geld werd opgenomen à fonds perdu (geschonken dus).
B-geld werd geleend met belofte van teruggave na de bevrijding.
C-geld bestond uit bankbiljetten van f 500 en f 1.000, welke na de bevrijding ook zouden worden teruggegeven.

In het algemeen geschiedde de lening op basis van vertrouwen. Toch kreeg de geldschieter wel een bewijs, namelijk een oud effect, waarvan Dr. Voorhoeve op een lijst de naam van het effect, het nummer, het bedrag en de naam van de geldgever aantekende. Op het effect stond niet meer aangetekend dan bijvoorbeeld: "Goed voor f 5.000". Ook buitenlandse bankbiljetten, waarvan er uiteraard maar één met hetzelfde nummer in omloop was, golden met een soortgelijke aantekening als bewijs voor de geldschieter. Na de bevrijding vroegen de geldgevers op aanvraagformulieren, gestaafd door de effecten of buitenlandse bankbiljetten, hun geld terug bij het Centrale Bureau van het N.S.F.

Iman van de Bosch had een microfoto in beheer van een volmacht tot geldopname van minister-president Gerbrandy. Deze volmacht werd natuurlijk aan niemand ooit als bewijs getoond.

Methode van de administratie. 
De LO vulde schadeformulieren in, waarop de personele gegevens van de gesteunden en het steunbedrag per maand vermeld stonden. De LO zond maandelijks borderellen aan Voorhoeve, zodat deze kon zien hoeveel geld nodig was. [Onder een borderel verstaan we een begeleidingsbrief die bij waardepapieren, handelsdocumenten of betalingsopdrachten wordt verstrekt en die instructies en aanvullende gegevens bevat met betrekking tot de verwerking van deze documenten.] Deze borderellen vermeldden bv. J 11 f 20. J-categorie (bv. Joden, militairen, studenten etc.), 11-volgnummer en het bedrag per maand aan steun.

De schadeformulieren werden regelmatig aan Amsterdam doorgegeven. Zij waren geperforeerd en werden van elkaar gescheurd naar Amsterdam gebracht. De bovenhelft vermelde de naam, de benedenhelft het adres. Wel droegen zij hetzelfde volgnummer. Bij het huisnummer werd daarentegen steeds een bepaald getal opgeteld, terwijl de districtaanduiding met Romeinse cijfers plaatsvond. In Noord-Brabant heeft het N.S.F. f 2.000.000 uitgegeven.

In Eindhoven werd één à twee ton per maand uitgegeven gedurende de laatste maanden vóór de bevrijding. In totaal gaf district Eindhoven f 133.000 uit en verzamelde het f 120.783.
De heer Voorhoeve had Eindhoven ingedeeld naar de volgende confessionele richtingen: katholieken, gereformeerden, hervormden, baptisten, niet-kerkelijken.

Het N.S.F. in Noord-Brabant is pas goed georganiseerd in januari 1944. Door de geschetste administratie-methode was controle mogelijk. Soms werden steekproeven genomen. Er is nooit fraude bij de medewerkers ontdekt. De administratie-methode had aldus een psychologisch effect.

Dr.Ir.N.A.J. Voorhoeve woont tijdens de oorlogsjaren Eindhovenseweg 54 Geldrop.
Zijn gezin laten tijdens de oorlog ook een Joods echtpaar "Sally en Duidje" onderduiken.

Bron RHC-eindhoven / Boek Acht eeuwen Eindhoven dl1, blz 389, Jan van Schagen.

Zijn vrouw Alida Lucia Voorhoeve was draagster van het Verzetsherdenkingskruis, zij had ook de achternaam Voorhoeve.

 

Na de bevrijding van Eindhoven
Hij is een van de oprichters van 'Landelijk Herstel', later de stichting '40-'45 genoemd.
Deze stichting was al op 20 september 1944 opgericht ten huize van dr. ir. A.J. Gelderblom ('Van Dijk'), de zuidelijke topman van het NSF (Nationaal Steun Fonds). De L.O. werd vertegenwoordigd door A.W. Vingerhoets ('Filippo'), dr. J. Custers, G.P. Freeman en A. van der Holst en het NSF in Noord-Brabant door ir. N.A.J. Voorhoeve.
Met deze nieuwe organisatie beoogde men de steunverlening aan de talrijke verzetsslachtoffers (gefusilleerden, gevangenen, ontslagenen, gijzelaars en onderduikers) en/of hun gezinnen, voor zover dat nodig bleef, legaal voort te zetten. Een en ander werd in overleg met diverse burgerlijke bestuursinstanties georganiseerd, op schrift gezet en op 6 oktober 1944 ter sanctionering aan DMC-majoor Verhoeff voorgelegd.

Dr. ir. N.A.J. Voorhoeve is jarenlang voorzitter van de G.O.I.W.N.
Dr. ir. N.A.J. Voorhoeve, hoofd van de afdeling Centrale Normalisatie van Philips, werd op 1 december 1956 de eerste waarnemend universiteitsbibliothecaris van de TU/e.

Nicolaas Anthony Johannes Voorhoeve overleed op 3 juni 1965 op de leeftijd van 70 jaar. Hij woonde toen op de Parklaan 87 te Eindhoven.

Brief aan Dr.Ir.N.A.J. Voorhoeve 
De brief dateert 15 mei 1945, 10 dagen na de bevrijding van Nederland en is verstuurd door J. Heemstra.

Brief aan Dr. ir. N.A.J. Voorhoeve

Mr. Holla (schuilnaam Harry), leider van de L.O. in Noord-Oost Brabant, had f 15.000 nodig om een gevangene, Sjaak Vrij, uit de gevangenis te krijgen. Het geld werd geleend van Lentjes & Drossaerts in Den Bosch, een bankinstelling. D. Gelderblom weigerde de lening terug te betalen uit gelden van het N.S.F. Uiteindelijk is het geleende bedrag wel vergoed.

Sjaak Vrij, een KP'er (lid van de Knokploeg), was de persoon die werd vrijgekocht. Dit vertelde Holla in 1979 aan Frans Dekkers. Vrij woonde in Den Bosch op de Ophoviuslaan 104 en was de zoon van de eigenaar van Baggerbedrijf 'De Volharding'. Sjaak overleefde de oorlog dankzij een corrupte Nederlandse SS'er, die hem, tegen betaling, liet ontsnappen.

De betreffende brief is gestuurd namens de stichting Nationaal Steunfonds, Fellenoord 15, Eindhoven. In de laatste oorlogsmaanden was hier de postcentrale van de LO en KP gevestigd.

Ten tijde van de brief was Voorhoeve verbindingsofficier Militair Gezag in Amsterdam.