Max trouwde in 1914 met Jolan Grünfeld (1891) uit Boedapest. Het echtpaar kwam in 1915 vanuit Oostenrijk naar Eindhoven. Ze wonen sinds september 1918 in de Hoogstraat 120. Ze kregen vier kinderen: Rob (3 juni 1915), Theo (1918), Eddy (1919) en Blanca (1920). De vrouw Jolan woont, na overlijden in 1922 van Max, samen met haar broer Aladar Grünfeld in het pand van zijn kledingzaak, Willemstraat 65. In maart 1943 worden Jolan en Aladar, door verraad, naar Westerbork gebracht. Op 13 april 1943 volgde een transport naar Sobibor. Daar zijn broer en zus enkele dagen na aankomst vermoord.
De vier kinderen Rob , Theo , Eddy en Blanca van Max en Jolan overleven de oorlog. Blanca is in de periode 1944 /1945 actief als koerierster met de schuilnaam Olzinga en vermomd als een zuster. Zij brengt berichten tussen Eindhoven en Amsterdam in de periode september. 1944 -1945.
Rob Wiener vertelt aan Frans Dekkers in zijn boek Eindhoven 1933 -1945 "Wat mij nog razend maakt is de houding van politie-commissaris Brinkman. Hij was ontzettend proDuits. Dat had ik reeds voor de Duitse inval gemerkt. De tijd waarin de NSDAP'ers van de Duitse kolonie in Eindhoven zich manifesteerden. We merkten het aan de Duitse dienstmeiden die voor de nazi's spioneerden in Eindhovense gezinnen. Maar vooral ook door een vergaande tolerantie van Brinkman. Ik ging vaak dansen bij Verheugen aan de Demer. Op een gegeven moment werd dat steeds meer “besloten”. We mochten er op een dag niet in. Toen zijn we toch door een zij-ingang binnen gegaan. En daar zagen we in die zaal een groot aantal gasten in bruinhemden met hakenkruisen. Er was een vergadering of zo. Daarop zijn we met een groep naar het Eindhovense politiebureau gegaan om hen in te lichten over deze gang van zaken. Maar Brinkman zei: “Daar kunnen we niets tegen doen... dat is een besloten vereniging.” Hierop zijn we teruggegaan (met leden van de Eindhovense boksvereniging Pugilisten ) en hebben we die lui naar buiten geslagen. Dat was in 1939."
Rob Wiener en zijn broer Theo zijn eind jaren dertig actief lid van de Pugilist, een boksvereniging in Eindhoven.
"Nee dan vroeger, in de dertiger jaren, ten tijde van boksschool, de Pugilist van Janus Herks en Sportschool Eindhoven van Huib Huizenaar, twee gevierde pugilisten. Toen was er meer kunde, meer liefde, meer talent. Het was de tijd van het "gecultiveerde boksen", want zelfs intellectuelen, die hun spieren weer wilden leren gebruiken, voelden zich ertoe aangetrokken.
Rob Wiener was 3 jaar kampioen bokser van Zuid Nederland in de jaren 1937, 1938 en 1939.
Theo Wiener gaat na 2,5 jaar onderduiken, na de oorlog weer boksen.
Eindhovenaar Rob Wiener
Overzicht van mijn gevangenneming en wat ik zelf heb gezien en meegemaakt in diverse concentratiekampen.
Dat ik nog leef is door mijn grote constitutie en mijn conditie. Ik was 10 jaar sportman, goed getraind, heb al die jaren aan de bokssport gedaan en was 3 jaar kampioen bokser van Zuid Nederland in de jaren 1937, 1938 en 1939.
Ik kwam ook weleens bij hem. Wij hielpen elkaar wel eens, zoals ik ook wel af en toe bij andere collega’s kwam, zoals firma M. van de Rijt (Boschdijk 26) en van Luijt (van Luijt & van Wezel N.V, Merellaan 9).
Ik kende geen afgunst, voor mij waren het collega’s.
Ik had geen flauw vermoeden dat die van Hoof mijn grootste vijand zou worden en ik wist ook niet dat hij bij de N.S.B. was en een functie zou krijgen bij de S.S. als radiopolitie. Dat hoorde ik later pas, toen ik gearresteerd was. Ook dat hij mij heeft verraden. En dat kwam waarschijnlijk door een toevalligheid.
Van Hoof is na de bevrijding gearresteerd en hij heeft een paar jaar in Vught gezeten. Vooral voor zijn optreden bij de Eindhovense radiopolitie. Veroordeeld tot internering 1950. Echter vanaf voorjaar 1949 adverteert hij weer voor zijn radiozaak.
Zie ook zijn rol bij de radiopolitie in Eindhoven
De zender is klaar
Mijn zender was al klaar in 1940, maar ik was er steeds mee aan het experimenteren. Op een dag moest ik wat koperen buis hebben, ik wou nog een zendspoel maken voor een andere frequentie, dus ging ik naar de Prins Hendrikstraat 36, naar de firma Badenberg. Ik wist dat hij een Duitser was, maar deed ook zaken met hem, en hij was volgens mij een van de goede Duitsers, en volgens mij geen nazi-gezind iemand.
Dus toen ik daar kwam om die koperen pijp te halen, stond net Hein van Hoof daar.
Ik zei natuurlijk niet, toen ik het meenam, waar ik het voor nodig had, maar sprak gewoon over de zaken, verder niets. Ik dacht verder nergens aan, dat was in april 1940.
Toen in 1940 de Duitsers binnentrokken, heb ik die zender verstopt in mijn werkplaats, en was van plan om die te gaan gebruiken, in samenwerking met een of andere verzetsgroep, of zelf er iets mee te doen. Maar zover is het niet gekomen.
[ Alleen een goede kennis, de tandarts, Cor Th. A.M. Hoogenbosch, die zendamateur was met de code PAoNN, wist hiervan. Op de Willemstraat 29 had deze tandarts vanaf 1926 zijn praktijk. Cor Th. A.M. Hoogenbosch was tijdens de oorlog actief voor het verzet. De P.A.N. (Partizanen Aktie Nederland) gebruikte zijn telefoonlijn voor het P.A.N onderkomen op Willemstraat 26. De laatste maanden voor de bevrijding was hij afwezig en opende zijn praktijk weer op 23 oktober 1944. Na de bevrijding van Eindhoven werkte hij tot april 1945 voor Bureau Inlichtingen. ]
Op een middag kwam een stel officieren, Duitsers met auto en motoren, dus van het leger, die zaten op de Oirschotsedijk, bij mij in de zaak. Ze waren al een paar weken in Eindhoven. Heel Nederland was al bezet. Ze waren heel vriendelijk en vroegen of ik met ze mee wilde gaan want zij hadden daar een Funkgerät [radiozender] en dat was defect.
Ik vertelde hen dat ik dit niet kon maken en trouwens, ik had geen zin om iets voor die moffen te doen. Maar zij geloofden mij zeker niet, en toen begon een van die lui wat brutaler te worden en zei dat ik mee moest. Enfin, ik kwam op de kazerne, moest naar dat ding kijken, maar ik zei, daar weet ik niks vanaf, heb geen schema, en als ik dat moest doen wist ik ook niet hoe lang het zou duren. Enfin, ik vertrouwde het hele zaakje niet, want ik vond het gek dat ze net bij mij daarvoor kwamen. Ik zei hun dat ze beter naar de Philips Technische Dienst konden gaan, die waren gespecialiseerd.
Ze zouden wel zien en ik werd naar de zaak teruggebracht. Ze waren nog steeds vriendelijk en ik dacht niet meer aan die geschiedenis, maar zat er toch wel over na te denken waarom ze bij mij geweest waren.
Maar ik zag dat die Duitsers overal kochten in Eindhoven en wij werden als joodse zaak niet lastiggevallen. Het leven ging gewoon door, dat dacht ik, maar ik was er goed naast. Na een paar weken dat ik op de kazerne was geweest, stopte er een Duitse wagen. Er kwamen drie hoge pieten van de S.S. bij mij in de zaak, met een paar Eindhovense politiemensen.
Goede contacten met politie
Ik was zeer goed bekend met het Eindhovense politiekorps, kwam ook veel op het bureau, daar verschillende agenten boksles hadden in onze boksvereniging, de Pugilist, van mijn vriend André Rasenberg, vele malen kampioen van Nederland.
Hij was ook zeer bekend en kwam, net als ik, vaak bij de politie. Hij gaf training aan veel corpsleden.
Net als commissaris H.J. Pijls, hr. Matla, agenten J.J.M. van de Biggelaar, Gijs Mosterd [ontslagen en veroordeeld na de oorlog] , C. Verhagen, waren er nog andere boksliefhebbers. Ze kwamen op alle wedstrijden kijken en zodoende kende ik velen in het corps.
Arrestatie in Eindhoven
Enfin, dus op die bewuste dag, data etc. [datum is 10 juni 1940] weet ik niet meer, stonden die drie moffen bij mij binnen en vroegen plotseling of ik wel eens die radiozender wilde laten zien.
Ik schrok, maar liet niets merken. En zei hun dat ik dat niet had en hoe ze daaraan kwamen, want ik had dit nergens voor nodig. Ik deed goed stom, maar ineens kreeg ik een draai om mijn oren.
Ik stond als vastgenageld, wist niets van hun praktijken en sloeg terug. Ik nam dit niet, maar kreeg nog meer slaag en toen trokken ze alles van de stellingen af, radio-onderdelen. Er zijn toen veel radio’s stukgevallen. Ze gingen alles doorzoeken en toen vonden ze het apparaat. Dat is die zender, zeiden zij. Ik zei dat ze gek waren. "Het was een reclameapparaat dat ik gemaakt had om een lampje draadloos te laten branden en dat ik nu niet meer gebruikte".
Maar enfin, het bewuste apparaat namen ze in beslag en ik moest onmiddellijk met hen mee. Ik mocht niets meenemen en mijn zaak moest op slot. Thuis veel gehuil en gejammer, maar niets hielp. Ik moest mee.
Die Eindhovense politiemensen stonden al gek te kijken, die waren zo’n arrestatie ook niet gewend. Dat er geslagen werd en alles stuk gesmeten werd.
Ik kwam dus op het bureau en ze kwakten mij in een cel. Ik heb daar, als eerste Eindhovense gevangene, zeven weken gezeten. Dus al de eerste weken dat de moffen Eindhoven zijn binnengekomen. Nu zal ik in het kort vertellen hoe het verder is gegaan.
Gefängnis Bochum
Ze probeerden van alles van mij te weten te komen. Of ik tandarts Hoogenbosch in de Willemstraat kende, ik zei alleen van naam, en of ik verzetsgroepen kende.
Enfin, ik wist niets en zei niets. Ze begonnen steeds vriendelijk, maar toen begonnen ze te schelden van stinkjood en staken mij met veiligheidsspelden in mijn achterwerk, hielden sigaretten brandend tegen mijn armen. Enfin, ze sloegen als een stelletje gekken op mij los. Zo ging het iedere avond. De laatste avond werd ik weer middernacht uit mijn cel gehaald en naar de Parklaan gebracht. Toen stonden al mijn boks prijzen en medailles op hun tafel. Ze begonnen mij te pesten en vroegen of ik gebokst had. Ze zeiden, een jood is veel te bang om aan die sport te doen en dat ik die bekers en medailles gekocht had. Ik gaf geen antwoord. Ik kon ze wel naar de keel vliegen, zo haatte ik die dikke moffen. Opeens zei die ene mof dat ik maar eens moest bewijzen dat ik kon boksen en moest maar met hem een rondje maken.
Ik zei hun dat dat niet ging want we hadden geen bokshandschoenen en er was geen boksring. Ik dacht dat “ventje is gek” was en zag wel dat hij zat te judassen.
Kom doe je jas uit en ik moest voor hem gaan staan en ik moest dan maar zonder handschoenen tegen hem boksen. Hij wilde wel weten of ik kon boksen. Ineens, toen ik mijn jas aan het uittrekken was, kreeg ik een paar slagen op mijn rug, met een gummistok. Ik werd op dat moment zo woedend en sloeg die mof die voor mij stond met mijn rechtervuist op zijn bek. Hij bloedde als een rund, dat zag ik nog wel, maar toen wist ik niets meer. Ik werd bewusteloos teruggebracht in de cel.
Toen heb ik zeven weken in de cel gezeten en niets meer gehoord van die moffen. Af en toe kwamen ze kijken of ik er nog was.
Hr. Matla en commissaris Brinkman wisten niets. Ik vroeg hen steeds wanneer ik naar huis kon, maar zij wisten niets. Tot op zekere dag dat men mij vertelde dat de zaak voor het Kriegsgericht kwam; dat zou op het politiebureau zijn. Mijn ouders werden ingelicht door hr. Matla en zij hadden al een advocaat, mr. Van Dijk genomen die mij zou verdedigen.
Enfin, ik werd op zekere dag uit de cel gehaald. Ik keek mijn ogen uit. Achter de grote tafel was een hakenkruisvlag tegen de muur geprikt. Er zaten vier of vijf Duitsers in uniform achter de tafel en nog wat S.D. in burger. Tot mijn grote verbazing zag ik H. van Hoof ook zitten, geen familie van mij en zag ook geen Hollandse politie.
Of iemand de zitting heeft bijgewoond, weet ik niet. Ik moest op het verdachtenbankje zitten en mocht niet achterom kijken. Ik hoefde niet veel te zeggen, dat deed mr. Verdijk voor mij. Enfin, die hele poespas heeft een half uur geduurd. Van Hoof zei tegen die moffen dat ik bij Badenberg een koperen buis had gekocht en dat hij een groot vermoeden had, dat ik die zender had gebouwd. De advocaat kon mij niet helpen. Hij zei dat ik niet de bedoeling had om een zender te bouwen en als zender te gebruiken, maar als reclame-apparaat.
Kort en goed, ik werd tot twee jaar tuchthuis veroordeeld. Ik had de doodstraf verdiend zeiden ze daar, maar gezien de omstandigheden gaven ze dan maar 2 jaar tuchthuis.
De volgende morgen, zeer vroeg, plotseling, zonder iemand goedendag te kunnen zeggen, kwamen er twee Duitsers in uniform van de S.D. Ik moest achter, tussen hen in geboeid in de wagen zitten. Een ervan had een getrokken pistool. Ik werd in Düsseldorf in de Polizeigefängnis gezet. Heb daar een week gezeten en mocht niet naar huis schrijven. Na een week hebben ze mij naar het Gefängnis van Bochum gebracht. Daar heb ik twee jaar Einzelhaft (geïsoleerde opsluiting) gezeten, zonder te mogen werken in gezelschap, moest pantoffels naaien in de cel. Mocht niet naar huis schrijven, mocht eerst geen pakjes ontvangen. Ik heb toch daar via een bewaker, een oude man, thuis nog kunnen laten weten dat ik in Bochum was.
Later mochten ze iedere maand een pakje sturen, maar ik heb nooit iets ontvangen.
Terug naar Eindhoven
Precies op uur en tijd werd ik na twee jaar in Bochum ontslagen. Ik liep de poort uit met die paar Mark die ik verdiend had en ik was net even buiten de poort, stonden er weer twee van de S.D. en moest ik weer mee. Ze brachten mij weer in de gevangenis van Düsseldorf. Ik vroeg wat dat te betekenen had, ik kreeg geen antwoord. Wel een pak op mijn donder, ze sloegen weer als idioten op mij in. Daar zat ik een week en werd toen voorgeleid. Ik kwam op een kamer met wat S.D.-ers. Ze zeiden dat ik geluk had gehad, dat ze mij niet doodgeschoten hadden. Ik kon weer naar Eindhoven gaan, maar ik moest mij dan iedere dag bij de S.D. in Eindhoven melden. Ik moest daarbij een gele ster op mijn jas doen en ze vertelden mij dat ik deze nooit af mocht doen, dat was dus in 1942. Ik kreeg ontslagpapieren en ze zouden mij naar het station brengen in Düsseldorf. Daar kon ik dan op de trein. Ik kwam daar op het perron, moest op mijn hurken zitten, mijn handen recht vooruit en moest wachten tot de trein aankwam. Dat duurde een half uur en alle mensen keken naar mij. Ik werd moe en als ik mijn handen liet zakken, schopten ze mij.
De trein kwam aan en ik moest achterin de trein in een beestenwagen. In Venlo kwam de machinist, die haalde mij eruit en ik kon bij hem in de locomotief zitten. Ik heb die ster afgedaan. Van hem hoorde ik wat er nu in Holland aan de gang was, hoe het met de joden was en met de oorlog en de N.S.B. en van het verzet en onderduikers. Dus ik was niet gerust, ik wist niet meer of ik mijn familie weer zou vinden in Eindhoven, want hij vertelde mij dat er al veel joden weggehaald waren in Nederland en naar Dachau en Auschwitz gesleept waren.
Ik kwam in Eindhoven aan, ging naar de Willemstraat, maar wij woonden er niet toen, vond ik uit. Heb in de straat geïnformeerd en hoorde dat zij nu in de Floralaan 178 woonden, bij de fam. Sanders.
Onverwacht kwam ik ’s avonds laat bij mijn ouders, broers en zus. Veel vreugde natuurlijk. Toen hoorde ik dat zij geen zaak meer mochten hebben en dat het niet goed ging. Ik vertelde hen dat ik wel al in Duitsland gehoord had van concentratiekampen en vergassingen en dat wij nu maar moesten onderduiken.
Onze spullen waren allemaal in een loods opgeslagen en agent Mosterd heeft een hoop van onze spullen gepikt. Die was ook fout.
Mijn familie wilde niet onderduiken, ik zei dat ik mij moest melden bij de S.D. iedere dag en dat het er maar beroerd uitzag. Zij wilden dat ik ging onderduiken, maar dat wilde ik niet, daar ik bang was dat ze mijn familieleden zouden arresteren.
Nog een bijzonderheid, hoe weet ik niet maar de volgende dag, dus toen ik uit mijn bed kwam, stonden er oranje bloemen op de vensterbank, de bel ging en wie mij gedag zei, een paar Eindhovense politielui. Wij waren een borreltje aan het drinken en toen werd er gebeld, een Duitse auto, vlug achterom lieten wij de visite uit. Mijn moeder maakte de deur open. Ze vroegen of ik er nog was, toen moest ik komen, en zeiden dat ik mij moest melden op de Paradijslaan, iedere dag. Ik zei dat ik dit al wist. Enfin, weg waren zij. In de namiddag ging ik naar de Paradijslaan. Werd steeds uitgescholden, ze vroegen mij naar die zender, ik zei dat het geen zender was en dat ik er twee jaar voor gezeten heb. Ik vond het nu wel genoeg.
Ik geloof, de zesde dag dat ik mij weer ging melden en weer weg wilde gaan, snauwden zij mij toe dat ik moest blijven staan. Toen hoorde ik dat ze het politiebureau belden, dat ze mij moesten komen afhalen en insluiten. Later kwamen er twee agenten om mij af te halen, zij spraken met mij en net voordat wij op de binnenplaats waren zeiden ze, loop maar weg, dan schieten wij in de lucht, maar ik zei dat ik dat niet wilde, eerstens voor hen en ook voor mijn familie.
Dus ik werd weer in de cel gestopt, ik heb vier dagen gezeten. Ik heb thuis via hr. Matla [politie] laten weten dat ik er weer zat en waarschijnlijk op transport ging en dat zij onmiddellijk moesten onderduiken. Dat hebben ze dan ook gedaan. Maar mijn ouders zijn verraden op hun onderduikadres, het adres was fout, die deden het voor het geld en toen ze geen geld meer hadden moesten ze weg. Ze werden opgepakt toen zij naar een ander adres wilden gaan, waar mijn broers zaten. Die zijn toen ook op het politiebureau gebracht, daar hebben zij hun polsen doorgesneden, ze wilden niet meer leven. Het is bijtijds opgemerkt, ze zijn behandeld en op transport gesteld en ze zijn in Sobibor omgekomen.
Mijn broers en zus zaten ondergedoken bij fam. J. Daamen op de Heezerweg 224 tot het einde van de oorlog. Buitengewoon goede mensen. Dat waren echte Nederlanders. Mijn zus is in het verzet en bij de Stoottroepen geweest.
[Ook op het adres Leenderweg 361 (hoek huidige Floraplein) Eindhoven van familie Jhr. J. W. Loudon - Osieck konden Eddy en Theo Wiener per 13-8-1942 onderduiken. Volgens overlevering, uit 2010 blijkt dat "een ruimte achter een zolderkamer, uit respect voor de toenmalige onderduikers, door de huidige bewoners zo veel mogelijk in de oorspronkelijke staat is gehouden." Tijdelijk zijn per 13-8-42 Jolan Wiener-Grünfeld en haar dochter Blanca ondergedoken op Floralaan 178]
Gijzelaarskamp Haaren
Na vier dagen op het politiebureau kwam ik in Gijzelaarskamp Haaren, Noord-Brabant terecht. Heb ook even in Sint Michielsgestel gezeten en kennis gemaakt met hr. B. van der Werf [ hoofdinspecteur bij de politie] en nog meer gijzelaars. Zodoende kende ik Hr. van der Werf en ben er na de oorlog mee bevriend geraakt. Toen was Van der Werf hoofdcommissaris van de politie Eindhoven.
[Extra informatie: Robert Wiener heeft gevangenisnummer Ha-569, beroep radiomonteur. Hij arriveerde in Haaren op 13-8-1942. Hij wordt daar gevangen gezet, op dezelfde dag komen daar ook vast te zitten: Salomon Samas (Ha-568) geb. 1-5-1918 beroep: Typograaf en Salomon Wolf (Ha-572) geb. 28-1-1880 beroep: accountant.
Hij vertrekt uit Haaren op 6-2-1943 om 7.30 uur ( naar Westerbork) samen met:
Martin van den Berg Ha-663 uit Brussel geb. 12-2-1923
Samuel Dotsch Ha-1112 uit A’dam geb. 11-10-1911
Andre Marisco Ha-683 uit R’dam geb. 15-9-1875
Fridrich Lustig Ha-695 uit Deventer geb. 13-9-1920
Barend Wolf Ha-679 uit Den Haag geb. 13-11-1907
Benard J. Wolf Ha-662 uit Meppel geb. 15-10-1921
Bron: met dank aan Henk van Helvert ]
Auschwitz
Van Haaren ging ik op transport naar Westerbork en na een paar dagen als politiek gevangene had ik een “S” op mijn concentratiekamp kleding, dat betekende Straf geval (Staat Feindlich), naar Auschwitz op transport. Daar heb ik anderhalf jaar, kan ook 2 jaar zijn, ik wist geen datums, dagen en maanden, gezeten. Ik leefde als een wezenloze, niets kon mij meer schelen, alleen wilde ik overleven om mij te wreken.
Robert Wiener is op 6 februari 1943 in kamp Westerbork aangekomen (barak 66) en drie dagen later, op 9 februari 1943 op transport gesteld naar Auschwitz. [Info van www.kampwesterbork.nl]
Volgens bovenstaande document is hij op 3 juni 1945 uitgeschreven bij Auschwitz. Opvallend is het woonadres op het document: Smalle Haven 130, Eindhoven. Daar woonde zijn Éhefrau (vrouw), maar die was er niet. Waarschijnlijk was het een vertrouwd adres waar hij of Duitse instanties eventueel post naar toe kon sturen? En hadden de bewoners contact met zijn broers en zus. Robert Wiener trouwde in 1947 met Josephina Raske. Maar eerst moet hij nog Auschwitz overleven.
Auschwitz
Na die tijd in Auschwitz geweest te zijn, na veel ontberingen, honger, ziektes, 3 x typhus gehad, hongeroedeem, en veel rot commando’s zoals in de steengroeve werken, met een dun pak aan, weinig eten en veel geknuppel door Kapo’s en Vorarbeiter en S.S.
Ik heb in de gaskamers moeten werken. Vrouwen en kinderen kwamen met nieuwe transporten aan. De vrouwen moest ik geheel ontkleden en alle haren afscheren, toen kregen zij een stukje zeep in de handen en moesten wij ze in een zogenaamde ruimte met douches doen, maar wij wisten dat daar gas (blauwzuur) uit kwam.
Dan werden de lijken van eventuele gouden tanden en van ringen die ze nog aan hadden, ontdaan en werd alles op wagen gegooid, net balen stro, en zo gingen ze het crematorium in, waar de hele dag en nacht vuren branden en waar een verschrikkelijke lucht was. Dat commando was verschrikkelijk, heb dat maar even gedaan.
Toen vroegen zij een radio technieker, ik melde mij daar voor, met nog anderen, ik werd uitgezocht en moest in de S.S. barak de radio van commandant Thurer (Unterscharführer Theurer) maken, die was defect.
Dodenmars uit Auschwitz naar Dachau
Heb veel gepikt als ik de kans kreeg, sigaretten, worst, water, brood uit de S.S. keuken. Ik heb veel geriskeerd, maar als je honger hebt doe je heel veel, dat je anders niet zo vlug zou doen.
Ook toen in 1943 een transport van joden uit Vught aankwam, waarbij diverse Eindhovense joden waren, zoals dr. Slager (kwam 1 mei 1945 terug), Ben Andriesse en nog meer. Die hadden honger en ik sprak met ze dat het met wat geluk en niet op te vallen en te werken, je het misschien kon overleven. Ik ben ’s nachts veel op rooftocht geweest om eten te pikken uit de S.S. keuken en bracht dat mijn kennissen uit Eindhoven. Ik kende het klappen van de zweep al een hele tijd, voordat ze kwamen. Enfin, zij hebben het overleefd, maar zijn door ziekte toch kort na de bevrijding in Holland gestorven. (PS. In Dachau heb ik ook pater Titus Brandsma meegemaakt).
[Slechts één op de vijf gedeporteerden overleefde de eerste weken in Auschwitz. Robert Wiener was hier twee jaar.]
[Boek Eindhoven 1933 -1945 schrijft: "Met veel geluk heb ik weten te overleven. In het concentratiekamp deed ik op verzoek van de moffen bokswedstrijden. Dan kreeg je extra vlees. Voorts stal ik als de raven. Het interesseerde me op een gegeven moment niet meer of ik al dan niet dood was. Ik sloop dan naar de ss-keuken, brak een ruitje en stal levensmiddelen."]
[Extra informatie: Op zondag waren er in Auschwitz bokswedstrijden tussen boksers uit diverse landen. Volgens de Queensberry-regels, de ronden moeten drie minuten duren en één minuut tussen de ronden. De wedstrijden in Auschwitz vonden plaats op de appelplaats, in aanwezigheid van de verzamelde kamp-SS’ers en de gevangenen. Het waren stille gevechten, de toeschouwers juichten niet. Scheidsrechter was vaak de commandant van het kamp Auschwitz-Monowitz, Hauptscharführer Heinrich Schwarz, de man die de boksploeg, voor zijn plezier, van Auschwitz had samengesteld. Volgens het boek uit 2021: Noah - Het verhaal van een overlevende, ISBN 9789044933147
Uitgebreid online verhaal hierover op de Spaanse site: https://especiales.marca.com/boxeo-auschwitz/index.html ]
In 1944, welke maand en datum weet ik niet meer, ging het steeds slechter met de oorlog voor de Duitsers. Er ging het gerucht dat de Russen op weg waren naar Auschwitz. Op een avond kreeg de kampleiding bevel van Himmler om Auschwitz te ontruimen. Wij kregen alleen een brood en een kroes met water, het was vriezend weer, moesten ’s nachts aantreden en op mars te voet met heel dunne kleding naar Dachau. De moffen kregen geen tijd meer om de crematoria en het kamp op te blazen. En zo marcheerden wij dag en nacht met tienduizenden naar Dachau.
’s Avonds werden wij een paar uur in boerenschuren ondergebracht, er was haast niets te eten. Duizenden en duizenden werden door de S.S,. op mars, neergeknald.
Oude mensen en zieken die niet meer mee konden, werden koelbloedig onderweg afgemaakt.
En zo kwamen wij na dagen lopen met een klein aantal in Dachau aan.
Wij werden daar in blok 8 gestationeerd en heb daar tot einde 1945 gezeten tot wij door de Amerikanen werden bevrijd.
Duitsers waren op de vlucht.
Ook daar werd het kamp net voor de Amerikanen binnenrukten op München, ontruimd. Zij joegen ons de bergen in, dus het bosgebied. Wij moesten allen een groot dal in. Machinegeweren werden op de gevangenen van alle kanten afgeschoten. Daar kwamen heel veel mensen om. Ik ben met nog vele anderen door de vuurlinie kunnen komen en stootte op een legereenheid van de Amerikanen. Een neger richtte zijn geweer op ons, enkele tientallen die met mij gevlucht waren. Toen zag hij dat wij concentratiekamp gevangenen waren en ze namen ons meer naar een Amerikaanse kazerne, een Duitse natuurlijk, maar die hadden de Amerikanen ingepikt.
De Duitsers waren op de vlucht. Toen was ons leed geleden, maar het had geen paar weken meer moeten duren of ik had het ook niet meer overleefd.
Ik werd erg ziek, ik woog nog maar 70 pond (35 kilo) en ik ging mee naar het militaire hospitaal in Parijs, waar ik een half jaar gelegen heb. Toen ik wat beter was ben ik op transport gegaan naar Eindhoven. Ik kwam op het vliegveld aan en toen kwam ik in het noodziekenhuis op de Emmasingel te liggen. Daarna in het Binnenziekenhuis. Heb nog een half jaar in de ziekenhuizen gelegen.
Weer in Eindhoven
Ik vond toen mijn broers en zus nog terug en we zijn opnieuw begonnen met de zaak. Wij hadden geen rooie cent meer over. Philips heeft ons weer de gelegenheid gegeven om weer te kunnen leven. Wij kregen spullen in consignatie en betaalden als het verkocht was. Na hard werken en sparen hebben wij ons weer kunnen waarmaken, wij hebben nu een drukke zaak en veel vrienden en kennissen.
Die van Hoof is wel toen na de bevrijding gearresteerden hij heeft een paar jaar in Vught gezeten. Ik ben hem wel nog eens tegengekomen, maar moest mij in bedwang houden om mijn gevoelens niet te uiten. Ik kon hem wel van alles aandoen, als ik hem in mijn vingers kreeg. Maar gelukkig kon ik het opbrengen om te doen alsof hij niet voor mij bestond.
En alhoewel ik in mijn hart de Duitsers haat, kom ik toch meer tot de ontdekking, dat je niet alle Duitsers over een kam kunt scheren. Overal zijn goede mensen en kwade mensen, die heb je onder elk volk. Ook onder het joodse volk. Men mag niet discrimineren. Dat hebben ze met ons joodse ras gedaan en nu nog.
En dat is het wat de hele wereld tot een puinhoop maakt.
En daarom mogen we ondanks alles, ook alle Duitsers niet veroordelen.
[ In boek Eindhoven 1933 -1945 staat nog: Kort daarop kon ik een financiële vergoeding krijgen van IG-Farben, een eenmalige uitkering van 50.000 gulden. Dat heb ik principieel geweigerd. Ik ben opnieuw een eigen zaak gaan opbouwen, met behulp van Philips. Die gaven me uitstel van betaling. Leverden artikelen die ik pas hoefde te betalen als ik deze verkocht. Zo heb ik me weer opgewerkt. Een KZ-syndroom heb ik hieraan niet overgehouden. Wel wat lichamelijk ongemak.]
In onderstaande briefje laat Robert Wiener dat hij de oorlog en alle verschrikkingen heeft overleefd.
De zus van Rob Wiener is koerierster en trouwt met Joodse Engelandvaarder Maurits Goudeketting
Blanca Wiener (Eindhoven, 1920), ze is in 1942 ondergedoken bij familie van de Ven, Smalle Haven 30 en later Floralaan 178 Eindhoven. Na de bevrijding van Eindhoven door het verzet gevraagd om documenten over te brengen naar en van Amsterdam. Haar de schuilnaam was Olzinga en reisde als verpleegster.
Foto en verhaal op https://blokland.dordtenazoeker.nl
Zij trouwt in 1946 te Eindhoven met Maurice Goudeketting geb: 1920 te Velsen. In 1953 vertrekt het echtpaar met hun 2 kinderen naar Toronto Canada.
Maurice Goudeketting schrijft een boek over zijn oorlogs- en verzetsbelevenissen: "Memoirs of my life before, during and after World War Two" Zijn boek [PDF -12 MB] hier te downloaden.
Groep militairen poseert samen met verplegend personeel (zusters), voor hotel 'Boschoord' te Oisterwijk, het herstellingsoord van de Stoottroepen in Noord-Brabant.
Maurits was het jongste kind in het gezin van Alexander en Kaatje Goudeketting- Wijnschenk.
Na de oorlog trouwt Maurice met Bianca Wiener, een Joodse vrouw in het verzet in Nederland.
Op 4 september 1943 had ik mijn eerste vlucht. Maar de eerste vlucht dat we bombardeerden was op 5 januari 1944.
Zo'n 58 / 70 missies gevlogen.
Engelandvaarder
https://vimeo.com/131011558
Zijn boek [PDF] hier downloaden: "Memoirs of my life before, during and after World War Two" [12 MB]
extra bron:
https://www.joodsamsterdam.nl/maurits-goudeketting/
Maurits woont in Eindhoven waar zijn ouders de winkel "N.V. Wijnschenk’s Vischhandel" hebben op de Kleine Berg 23. Hij ziet Blanca voor het eerst in 1925/26 als ze met haar broer Rob meegaat, die zijn vriend Felix Goudeketting bezoekt, de broer van Maurits. Rob en Felix kennen elkaar van de Padvinderij in Eindhoven en Joodse families kenden elkaar.
De zaken gaan goed, ze hebben door heel Nederland winkels en handel.
In 1927 opent vader Alexander Goudeketting een Wijnschenk’s Vischwinkel in Den Bosch in de Vischstraat 19. In 1929 verhuist het gezin naar Den Haag, waar ook een viswinkel wordt geopend. Felix Goudeketting zal in 1934 een viswinkel in Brussel openen. In 1933 verhuist het gezin naar Amsterdam. In 1936 is Maurits weer in Eindhoven, waar hij zijn tante in de viswinkel helpt.
In 1937 gaat hij naar Brussel waar hij in de viswinkel van zijn oom Joop Bas, werkt. Zijn ouders gaan in de viswinkel van hun zoon Felix werken. Zij wonen met Felix en zijn vrouw Esther in de Chaussée de Wavre 71. Maurits woont bij zijn oom Joop.
Op 18 mei 1940 vallen de Duitsers Brussel binnen.
Die maand vertrekken de twee gezinnen in een nieuwe Ford en een oudere vrachtwagen naar Parijs en verder naar Villeneuve d’ Aveyron. Daar verblijft men op een boerderij.
In januari 1941 worden de auto’s verkocht en gaat het hele gezelschap per trein naar Narbonne. Daar worden twee appartementen gehuurd via de Nederlandse ambassade in Marseille.
Het is december 1942. De situatie verslechtert. Aangeraden wordt naar Perpignan (Le Soler) te gaan. In Perpignan was nog een Nederlandse consulaat, de enige ambassade die nog in functie was. Joseph Willem Kolkman is daar werkzaam en bezorgt vele Nederlandse vluchtelingen nieuwe papieren. Zijn heldenrol is hier beschreven, helaas vermoord door de Duitse bezetters.
Maurits: "Hoewel we met mijn vader daar wel naar toe konden gaan, weten we ook dat mijn vader niet sterk genoeg is om over de Pyreneeën te komen. Hij hoest en heeft veel gewicht verloren. Op 15 december 1942 moeten we een moeilijke beslissing nemen. Mijn vader vindt dat mijn broer en ik moeten proberen Spanje te bereiken. De volgende dag vertrek ik per bus. Mijn broer Felix komt een dag later. Maar het is de laatste keer dat ik mijn vader en broer zie".
Maurits is dan 22 jaar. Hij heeft een vals paspoort gekregen van de Nederlandse ambassade in Perpignan. Hij weet te voet door de sneeuw over de Pyreneeën te komen, aanvankelijk met behulp van twee gidsen en in het gezelschap van drie Nederlanders en vier Fransen. Het is een zware klim van meer dan 5 uur, ze komen in een sneeuwstorm terecht en raken elkaar kwijt. De Nederlander "de Jong" en twee Fransen komen om het leven. Maurits enkel bevriest.
In het hotel waar hij verblijft zitten ca. 15 Nederlanders, die zullen worden opgenomen in het Nederlandse leger. Ze zouden vanuit Cadiz naar Curaçoa varen, maar die reis gaat niet door. Begin mei 1943 reizen ze naar Lissabon, waar ze worden en worden ondergebracht in een motel in Sintra. Op 26 juni 1943 vliegt Maurits van Lissabon naar Bristol, Engeland. Hij wordt ondergebracht in de Royal Victoria Patriotic Building in Wandsworth, London.
Daar wordt hij ondervraagd: Zie "Copy of Interrogation Report prepared upon M. Goudeketting‟s arrival at the Royal Victoria Patriotic school"
VERHAALVERSLAG NEDERLAND VEILIGHEID
In mei 1940 ontsnapte Mauris Goudeketting met zijn ouders en zijn broer vanuit België naar Zuid-Frankrijk. Van half maart 1942 tot december 1942 moest hij in verschillende kampen en een fabriek werken.
In december 1942 kwam hij aan in Perpignan. Op 19 december vertrok hij met A.H. Groen (zie nr.21) om rapporten aan te vullen van aankomende Nederlanders in Engeland in (19.42 mei) J.J. Ronne (zie nr.51 van dit rapport). Hij, De Jong. 4 Fransen en 2 gidsen reisden te voet over de Pyreneeën richting Spanje, tijdens deze reis kwamen de Jong en 2 Fransen om het leven.
Op 26 december 1942 kwam hij in Barcelona aan, waarna hij op 31 december legaal naar Madrid reisde.
Zijn reis naar Barcelona werd volledig te voet afgelegd, behalve de laatste 60 kilometer met de trein.
Op 26 juni 1943 kwam hij vanuit Lissabon per vliegtuig aan in Engeland.
Er werd me gevraagd of ik bij de marine, de landmacht of de luchtmacht wilde meevechten. Ik koos de luchtmacht. Daarvoor moest ik in training en dat zou in Canada plaatsvinden. Het zou 1,5 tot 2 jaar duren voor deze training afgerond zou zijn. Ik vroeg dus of er ook werk bij de luchtmacht was met minder trainingstijd en een boordschutter zou maar zes weken nodig hebben.
Maurits neemt dienst in Dutch Naval Air Force en wordt opgeleid tot air gunner (boordschutter). Begin september 1943 wordt hij opgenomen in het Squadron 320 van de R.A.F. Op 4 september 1943 maakt Maurits zijn eerste vlucht in een B 25 Mitchell II bommenwerper.
6 juni 1944 was D-day. Hoewel op die dag de landing was op de stranden van Normandië werd al ver daarvoor begonnen met het beschieten en bombarderen van Duitse doelen in Frankrijk. Vanaf half april 1944 werd het aantal vluchten geïntensiveerd. We bombarderen kanonnen-posities bij Saint Marie le Bois (24 april), Marschall Yards bij Parijs (25 april), Montreuil (26 april), Marshall Yards bij Cambray (28 mei) en Namur (29 mei), kanonnen aan de kust bij Calais (30 mei) en zo ging het door. Het maakte de weg vrij voor de grote operatie van 6 juni. Belangrijke Duitse posities waren beschadigd of vernietigd. Het was ook moeilijk, want bij bommen weet je nooit hoeveel onschuldige mensen erbij omkomen.
In oktober 1944 wordt de basis van het Squadron, Melsbroek in België. Het personeel werd ondergebracht in Zaventem. België was in september al bevrijd. Ik had toen al 58 missies gevlogen. In die maand kwam Koningin Wilhelmina bij ons op visite. Zij spelde ons allemaal het Vliegerskruis op. Ze vroeg me wat ik deed in een vliegtuig. Ik antwoordde dat ik schutter was, en ze ging verder. Mijn 15 seconden van beroemd zijn!
Op 14 november 1944 landden er drie van onze Mitchells in Eindhoven. Waarschijnlijk de eerste 3 geallieerde vliegtuigen die landen in Nederland. We worden gehuldigd in Helmond.
Op 15 december 1944, na 70 vluchten, heeft Maurits zijn laatste vlucht. Hij treedt uit actieve dienst.
Op 17 december 1944 kwam ik aan op het station van Chateauneuf les Bains, 390 km ten zuiden van Parijs. Ik kwam in contact met een lid van het Franse Verzet en vertelde hem dat ik een vrouw van 50 zocht, haar dochter van ca. 30 en een kind van ca 3 jaar. Hij bleek deze mensen te kennen en na een half uur waren we bij een klein huis. Ik vroeg de verzetsstrijder te vragen of de vrouw van 30, mijn schoonzus, naar buiten te komen want ik was bang wat de shock zou doen bij mijn moeder. Toen ik bij het huis kwam zag ik Esther in de deuropening. Even later zag ik mijn moeder. Ik zal nooit vergeten wat ze zei: "Ik heb er één terug". Mijn moeder, schoonzus en nichtje waren drie jaar in de onderduik geweest met behulp van het Franse verzet. Mijn vader en broer waren gedeporteerd naar de kampen. Het Rode Kruis kon later laten weten wat er met mijn broer was gebeurd, maar de omstandigheden rond mijn vaders dood bleven altijd onduidelijk. Van mijn directe familie waren veel mensen vermoord, van de verdere familie waren het er tientallen.
Maurits vliegt op 26 maart 1945 naar Eindhoven. Eerst heeft de Air Transport Service een kantoor in Breda, twee weken later in Eindhoven.
Eind april, begin mei 1945 gebeurt er iets heel bijzonders :
"Op een dag toen ik aan het wachten was op binnenkomende vliegtuigen zag ik een DC-3 aankomen. Die landde vlakbij en ik zag dat zich in het vliegtuig, gewonde burgers bevonden. Een aantal lag op veldbedden. Het medisch team bracht hen de hangaar binnen.
Toen ik dichterbij kwam, kon ik mijn ogen niet geloven. Alle mensen zagen eruit als levende skeletten. Een van de verpleegsters zei me dat ze in Parijs waren opgestegen en dat het Nederlandse burgers waren die in ziekenhuizen in heel Frankrijk hadden gelegen. Ze vertelde mij ook dat de meesten recent waren bevrijd uit concentratie-kampen.
Ik ging de hangaar verder binnen en zag ca. 24 mensen. De meesten konden nauwelijks spreken. Zij wachtten allemaal op transport per ambulance naar het Binnenziekenhuis in Eindhoven.
Toen gebeurde er iets dat ik nooit zal vergeten.
Een van de gezichten, met meer botten dan vlees, kwam mij bekend voor.
Ik zei tegen hem "Robert" ?
Hij keek mij vragend aan en ik herhaalde mijn vraag "Robert Wiener" ?
Hij keek mij aan en zei "Moutje" ?
Moutje is zoiets als "kleine Maurice" of Maurice-je.
Zo noemden ze mij toen ik klein was.
Rob Wiener was een vriend van mijn broer Felix, toen wij in Eindhoven woonden.
Zij waren 4 jaar ouder dan ik, maar ik herinner mij dat hij zijn jongere zus Blanca meenam als hij ons bezocht. Het is wel een heel klein wereldje.
Rob werd naar het ziekenhuis in Eindhoven gebracht waar ik hem bezocht.
Ik hoorde dat Rob’s moeder en zijn oom Aladar Wiener een kledingzaak hadden gehad in Eindhoven. Hij zei mij dat ze begin 1942 waren gearresteerd en naar het Kamp Vught waren gebracht. Rond juli 1942 werd Rob naar een ander concentratiekamp gebracht. Hoewel hij klein van stuk was, was hij een bokser die in goede conditie verkeerde. Ik wilde hem nooit willen vragen wat hij deed om het kamp te overleven, maar ik ben er tamelijk zeker van dat de Duitsers hem tewerk stelden, vanwege zijn fysieke fitheid".
In Eindhoven hoort Maurits dat Johan en Maria Daamen drie joden op hun zolder lieten onderduiken: Fritz Kohl en de broers van Rob Wiener, Theo en Eddy. Kort daarop ontmoet hij Blanca Wiener bij de familie Daamen. Het is twintig jaar geleden dat hij haar voor het eerst gezien heeft.
Blanca en Maurits trouwen in Eindhoven op 10 april 1946. Ed Wiener trouwt met Nel Daamen. Zij hebben een ruim huis in Eindhoven en Blanca en Maurits trekken bij hen in. Theo Wiener ontmoet zijn latere echtgenote Jo Meerholz.
In december 1945 is Rob Wiener hersteld van zijn ontberingen. Hij wordt ontslagen uit het ziekenhuis en wil zijn radiozaak voortzetten. Zijn oude winkel op de Willemstraat is door bombardementen vernield. Rob krijgt een noodwinkeltje op de Fellenoord 42 aangeboden.
Rob vraagt zijn twee broers, Theo en Eddy, om mee te werken aan de herstart van Radio Wiener. Dat doen ze. Eddy heeft bij Philips gewerkt en hij kan elektrische apparaten repareren. Theo doet de boekhouding en een deel van de verkopen.
Rob doet de meeste verkopen en alle inkopen. Maurits leert apparaten te repareren door de kunst van Eddy af te kijken.
In 1949 openen de broers Wiener een tweede winkel in Den Bosch. De winkel wordt gerund door Maurits. Op 10 augustus 1953 vertrekken Maurits en Blanca met hun twee kinderen naar Canada. Ze varen in 12 dagen met de Groote Beer naar Halifax.
In oktober 1953 volgen Eddy en Nel met hun kinderen Hans en Yolanda.
Maurits ontwikkelt zich, samen met Eddy, tot een succesvol zakenman. Aanvankelijk in radio’s en TV’s, later in allerlei andere zaken.
Het verraden van Jolan Wiener en Aladar Gründfeld waardoor beide zijn vermoord in Sobibor.
Op 8 december 1944 schrijft zoon Eddy Wiener een brief aan de P.T.T. (andere correspondentie is niet aanwezig) over de rol van Meurs en Geerlings in het verraad aan de Gestapo.
Het laten onderduiken leverde voor sommige personen een gunstige financiële situatie op. Zij lieten mensen onderduiken om er zelf beter van te worden. Van Meurs chanteerde zelfs onderduikers die hun onderduikadres verlieten. Lees onderstaande schokkende brief.
De goede onderduikgevers waren de familie: Daamen (onderduikadres Blanca, Eddy en Theo) , Müller [K. Müller: Groenten, conserven en fruit. Heezerweg 103] en van de Ven, Smalle Haven 30.
Laatste adres van moeder Jolan Wiener is Kamillestraat 33, de joodse bewoners familie Presser, die daar woonden, zijn ook in Auschwitz vermoord zijn. Lees ook https://www.eindhoven4044.nl/4/bakker.html
De afwikkeling van deze zaak rondom van Meurs is onduidelijk.
Philips had in 1939 de eerste TV's ontwikkeld. Door de oorlog is de introductie hiervan uitgesteld. Pas november 1950 eerste publieke uitzendingen in Eindhoven.
Rob Wiener experimenteerde november 1948 ermee.
https://www.eindhovenfotos.nl/6/televisie_eindhoven.html
Links staat Rob Wiener de bouwer van de TV. In het midden staat Eddy en rechts Theo.
Na de oorlog: De drie broers starten opnieuw een radiozaak in een noodwinkeltje aan de Fellenoord 72, dat later voortgezet wordt in de Kruisstraat 61 Eindhoven.
1948 Demonstratie televisie-ontvanger door radio Technisch bureau Wiener. Diverse advertenties in het Eindhovens Dagblad, najaar 1948.
Deze "kijkdagen" waren op de proef uitzendingsdagen van Philips Experimentele Televisie (PHET), drie avonden per week, anderhalf uur lang
Robert Wiener met Frans Dekkers
Foto 1982 gemaakt ter gelegenheid van het verschijnen van het boek "Eindhoven 1933 -1945".
Dit boek is later verboden verklaard zie www.fransdekkers.nl