J.M. (Sjef ) Everaers

hulp-Marechaussee en politieman tijdens de oorlogsjaren 1940 -1945

Sjef Everaers foto circa 1950

J.M. (Sjef ) Everaers

Interview van zoon Jos Everaers met zijn vader J.M. (Sjef ) Everaers over de Tweede Wereldoorlog.

Hoewel dit verhaal zich niet direct in Eindhoven afspeelt, is er een interessante connectie. De eerste divisie van de Koninklijke Marechaussee in Brabant, waar het verhaal zich afspeelt, stond onder leiding van majoor Jonkheer Diederic Jacob Herman Nicolaas den Beer Poortugael, die in Eindhoven woonde. Deze divisie bestond uit 273 man: 4 officieren, 137 onderofficieren en 132 marechaussees. Het verhaal biedt een unieke kijk op het leven van een achtergelaten hulp-marechaussee, die later tijdens de bezetting werd samengevoegd met de staatspolitie, onderdook en bevrijding van Limburg meemaakt.

Voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog zat m'n vader bij de hulp-Marechaussee in Hilvarenbeek. Vanuit zijn diensttijd was hij daar gaan werken omdat er weinig andere mogelijkheden waren, maar ook vanwege de gunstige voorwaarden. Bij de Marechaussee verdiende hij 98 gulden per maand met kost- en inwoning, wat in die tijd niet slecht was. In Hilvarenbeek moest de Marechaussee de grens met België in de gaten houden: grensbewaking, stroperij, smokkelen. Hij was 21 jaar toen op 10 mei 1940 de Duitsers Nederland binnenvielen: "...'s morgens om 4 uur kwam het bericht dat Hitler ons land aanviel. We werden meteen opgeroepen en we kregen de opdracht om via België naar Zeeuws-Vlaanderen te gaan. In Waalwijk zag ik de eerste dode Duitser, dat was een van de voorlopers die Nederland geïnfiltreerd hadden. Die hadden vaak uniformen van de Marechaussee aan. "Op die manier hebben ze ook Limburg overvallen: de Nederlandse grenswacht werd overgenomen door Duitsers in Nederlandse uniformen." 

De grens over...

Via Putte gingen ze de Belgische grens over, waar ze eerst niet doorgelaten werden omdat ze bewapend waren. Het was een groep van zo'n driehonderd marechaussees. Na veel geharrewar en overleg in Den Haag mochten ze tenslotte doorgaan. "We waren allemaal op de fiets, we sliepen waar we konden." Via Antwerpen kwamen we in Zeeuws-Vlaanderen aan, in het dorp Sluis. Daar werden we gelegerd in een groot, voormalig Duits klooster. Kort tevoren had er vol gezeten met Joodse vluchtelingen, die nu al op weg waren naar Frankrijk. Ook hebben we nog in Hulst gezeten. Dat was een oud plaatsje met een burchtwal eromheen en daarop hoge bomen. We lagen op die burchtwallen toen we een Engels vliegtuig aan zagen komen, achterna gezeten door twee Duitse vliegtuigen. Vlak voor de burchtwal moest de Engelsman zijn vliegtuig optrekken om over die bomen heen te komen, maar de Duitsers trokken hun vliegtuig op z'n kant en schoten zo tussen de bomen door en kregen de Engelsman te pakken. In Sas van Gent, ook in Zeeuws-Vlaanderen, zag ik de eerste Marokkaanse troepen. Met karren en ezels lagen die in het park, ze hadden van die beenwindsels waarin veel messen zaten. Na een paar dagen moesten we ons terugtrekken in België en we kwamen in Oostende terecht. Daar hebben we negen dagen in het oorlogsgeweld gezeten: bombardementen met brand- bommen, zeegevechten. De vliegtuigen kwamen als kartonnen dozen uit de lucht vallen. Maar er was al veel verraad: de munitie van het Belgische luchtafweergeschut bestond vaak uit zand! De munitie was van tevoren dus al omgewisseld door verraders. Dat was ook bij het Nederlandse leger in de Peel gebeurd. Ze hadden daar goede mitrailleurs, maar ook hier was de munitie verwisseld met patronen waar ze niets mee konden doen. Zeven van de tien kisten waren nutteloos, dat was werk van de NSB. "Maar de Duitsers schoten wel raak."

Persoonsbewijs Sjef Everaers 1941

Terug naar Nederland

Op 29 mei 1940 capituleerde België. Een groot gedeelte van de marechaussees probeerde via een boot naar Engeland te vluchten. De rest, zo'n vijftig man en voornamelijk de hulp-marechaussees, legden hun wapens neer en gingen terug naar Nederland. "De beroeps wilden van ons af, wij zijn toen maar terug gegaan." Via greppels en sloten, met onze fiets in de nek, zijn we in Turnhout aangekomen. Onderweg merkten we dat veel Belgen ontzettend kwaad waren op koning Leopold omdat hij zo snel was gecapituleerd. We kwamen bijvoorbeeld bij het Kanaal, leeggelopen en met de schepen op hun kant, waarin een hoop wapens waren neergegooid. In de omgeving was op sommige bomen geen schors meer over: "daar hadden de Belgen, uit kwaadheid om de overgave, hun geweren op kapot geslagen..." Hier waren zeker duizend Nederlandse militairen, nog maar één officier: de rest was ondergedoken, weg. Er was bij de officieren veel verraad en smeerlapperij. In het zuiden van Nederland was zeker 30% van de officieren fout. Die heulden met de Duitsers, waren NSB-ers of werden SS-ers: van degenen die verdwenen waren, zag je er later enkele terug in een SS-uniform. 

Persoonsbewijs Sjef Everaers 1941

 

Werkzaam als politie in Hilvarenbeek

In Nederland aangekomen, meldden de marechaussees zich bij hun brigadecommandant. M'n vader moest, samen met een collega, naar de inspecteur-generaal in Den Haag, A.W. de Koningh, om verslag te doen van de gebeurtenissen in België. Die was nog steeds in functie, maar m'n vader vertelt dat hij wel 'een goeie' was. A.W. de Koningh begon vlak na de bezetting, in mei, juni, een grote werving onder de Nederlandse mannen om zich aan te sluiten bij de Marechaussee: "Achteraf gezien was dat wel goed, want op die manier konden een hoop mannen in Nederland blijven." Anders liep je het gevaar naar een krijgsgevangenkamp in Duitsland gestuurd te worden. "Mijn broer heeft zo zes weken in een kamp gezeten."

Hierna kon hij terug naar Hilvarenbeek als politieagent. De Duitsers verdeelden Nederland in vijf gewesten, met elk een gewest-commandant: "In Brabant was dat een oud-officier van de Marechaussee, Van Hilten, maar nu liep hij in een SS-uniform rond en dat liet hij duidelijk blijken ook." 

In Hilvarenbeek

De gewesten waren verder ingedeeld in districten. De vroegere districtscommandant van Tilburg, waar Hilvarenbeek onder viel, was gevlucht naar Engeland. Nu zat er een NSB'er, Fokkema uit Smilde, bij de stad Assen.
“We stonden dus wel onder toezicht van de Duitsers, maar we hadden er verder weinig mee te maken." De officieren moesten allemaal een loyaliteitsverklaring ondertekenen. "Ik heb nooit iets hoeven te ondertekenen, maar als je het niet deed, ging je gelijk naar een concentratiekamp." 
Tot 1942 bleef hij in Hilvarenbeek. Hun werk bestond uit patrouilleren bij de grens, het controleren van verkeer en dat soort dingen: "Vroeger, voor de bezetting, gingen we met z'n tweeën op patrouille, maar nu was dat met vier man. Dat deed de leiding in de hoop dat er altijd wel één 'foute' tussen zat. Onder ons zaten wel NSB'ers: Basteyn, dat was er zo een. Daar kwamen we pas later achter. Hij moest iedere week naar Tilburg en we ontdekten dat dat voor een NSB-bijeenkomst was, dat gaf hij ook aarzelend toe. Een van ons wilde hem toen van de trap af gooien, met zijn hoofd naar beneden. We hebben hem tegen moeten houden, dat was iemand die heel fel tegen de Duitsers was. Hij maakte ook altijd luid een grap als we Duitsers tegenkwamen die we moesten groeten. Voordat we dat deden, vroeg hij: "Weet je hoe hoog in Duitsland de stront ligt?" "En dan staken we lachend onze armen in de lucht..."

Nog in het marechaussee uniform, in 1942 staatspolitie uniform. Bovenste rechter persoon is  J. Everaers.

In 1942 ging hij naar de verkeersgroep in Breda, bij de gemotoriseerde brigade. Daar moesten ze onder andere allerlei transporten verzorgen: "Soms moesten we gevangenen overbrengen van de ene naar de andere gevangenis." Later werden we ook ingeschakeld om politieke gevangenen naar het kamp in Vught te brengen. Dat kamp was omgeven met zes rijen, vijf meter hoge, prikkeldraadversperringen. Als je daar eenmaal in zat, kon je er met geen mogelijkheid meer uit. Een collega van me, Kees Zorge, was fel anti-Duits, die moest ik af en toe in de gaten houden want hij nam soms te veel risico. Soms smokkelden we brieven binnen van familieleden, die we van de ondergrondse kregen. Maar het is een keer gebeurd dat we in het kamp helemaal omsingeld werden door twintig SS-ers. 

foto Collectie: Nationaal Monument Kamp Vught.
https://www.nmkampvught.nl

We werden helemaal gefouilleerd, de wagen doorzocht maar gelukkig hadden we toen niets bij. In Kamp Vught zag ik drie groepen: gevangenen met een groene driehoek, die hadden stiekem een varken geslacht of zaten in de zwarte handel; gevangenen met een rode driehoek waren politieke gevangenen en dan waren er de joden met een gele jodenster. De behandeling was daar slecht. Ik heb met eigen ogen gezien hoe twee joden van die grote, zware rioolbuizen een eind weg moesten rollen. Dat ging alleen met de grootste inspanning. Als ze dan eindelijk tien meter verder waren, moesten ze die buis weer terugrollen. Er stond dan een SS-er met een zweep bij, die brulde dat die buis niet stil mocht liggen en riep 'Schweine!'. "Het was echt afbeulen."
Over het transport van de politieke gevangenen zegt hij verder: "Die moffen deden dat heel anders, met veel meer geweld en minder kans om te overleven. "Bij ons ging het veel rustiger." 

Rood: Politieke gevangenen en verzetsstrijders 
Paars (licht): Homoseksuelen (alleen mannen) en seksuele misdrijven
Zwart: Asocialen Werk en dienstweigeraars, lesbiennes, prostituees alcoholisten, zwarthandelaren 
Groen: Criminelen 
Blauw: Emigranten en buitenlanders nazi-Duitsland tewerkgesteld
Bruin: Roma en Sinti
Geel: Joden (soms dubbele kleuren) 
Paars (donker): Jehovah's Getuige 
Rood met letter: Buitenlanders kregen in hun driehoek de eerste letter van land van herkomst (B = België) 
Cirkel zwart-wit-rood: Vluchtgevaarlijk, extra bij driehoek

Sjef Adriaansen Engelandvaarder

In Vught werden ook regelmatig mensen neergeschoten: "Een collega van me, Sjef Adriaansen, was in 1942 ondergedoken en naar Engeland gevlucht. [ Hij werd in de nacht van 10 op 11 januari 1944 samen met de agent Harm Steen (1916-1944) in de omgeving van Breda, geparachuteerd. Hij werkte in de functie van radiotelegrafist  voor het Bureau Inlichtingen. Zijn radiozender werd uitgepeild. Hij werd op 14 juli 1944 in Hoeven door de Sicherheitsdienst (SD) gearresteerd en op 5 september 1944 op de Fusilladeplaats in Kamp Vught gefusilleerd. Bron Wikipedia]  In '44 werd hij gedropt, maar hij liep in de val. In de buurt van Tilburg werd hij opgepakt en een paar weken later in Vught gefusilleerd. "Dat gebeurde vrij regelmatig, dat hoorde je."
De vernietiging van de joden in Duitsland was bekend: "Behalve Vught was er nog een berucht kamp: Westerbork. In '42 begonnen de Duitsers die kampen leeg te halen en op transport te zetten naar Duitsland. Ook politieke gevangenen gingen mee. Wat in Duitsland gebeurde was bekend. Je wist ook hoe gevaarlijk het was om joden een schuiladres te geven. Een weduwe die dat toch deed, werd verlinkt. Een week later werd ze gefusilleerd...
"Ik was politiek niet zo betrokken." Vanuit Breda werden ze soms voor een tijd overgeplaatst naar een andere streek. Zo kwam m'n vader in Steenbergen terecht, een stadje in de buurt van Bergen op Zoom. Via een kleine haven kwamen daar schepen binnen met suikerbieten: "We moesten die controleren op papieren en onderduikers." Want de schippers werden als een vrij volk beschouwd, maar dat waren “onze” beste vrienden. 

Haven Steenbergen. Het lossen van suikerbieten bij de suikerfabriek.

Haven Steenbergen.

Ik heb nooit een scheepsruim van binnen gezien. Op een dag kwam er een auto aanrijden met Duitse officieren. Ik dacht om ons te controleren, maar een week later kwam er een Duitse eenheid, die zich bij de sluis begon in te nestelen. Dat was in het begin heel vervelend, het was een groep van ongeveer 30 man, die ons de hele dag voor de voeten liep. Maar een groot gedeelte van die Duitsers bleken Armeniërs te zijn, Wit-Russen.
Dat waren krijgsgevangenen die voor de keus gesteld waren om of tegen de muur gezet te worden òf dienst te nemen in het Duitse leger. Met die Armeniërs kon ik wel goed opschieten, maar er zaten ook SS-ers tussen. Als we een praatje maakten en een van de Armeniërs deed onopvallend zijn duim omlaag, dan betekende dat dat er een SS-er aan kwam lopen. Soms kregen de Armeniërs van thuis halve liters rum toegestuurd, heel sterk spul. Die werden dan op een avond opengemaakt en dan moest ik meedrinken, dat was best gezellig. Er was ook een circusartiest bij. Iedere zaterdag werd er dan een staalkabel gespannen en daarop ging hij allerlei capriolen maken.
In deze tijd leerde hij m'n moeder kennen. Ze woonde op de Heensche Molen, in een winkeltje. Die winkel was een controlepost, waar ze hun dienstblad af moesten laten tekenen. Er stond daar altijd wel een bak koffie klaar... 

Bij de Heensche Molen ontmoette hij zijn toekomstige echtgenote Corry de Greef.

Everaers vertelt over zijn collega; "Hij maakte ook altijd luid een grap als we Duitsers tegenkwamen die we moesten groeten." Voordat we dat deden, vroeg hij: "Weet je hoe hoog in Duitsland de stront ligt?" "En dan staken we lachend onze armen in de lucht..."

Gemeentepolitie in Venlo

In 1944 besloten de Duitsers het politiekorps langzaam te liquideren: de agenten werden overal uitbesteed en overgeplaatst. De Geallieerden rukten langzaam maar zeker op: ze zaten al in België en Limburg. M'n vader werd overgeplaatst naar de gemeentepolitie in Venlo:
"Maar ik moest daar een kosthuis hebben." Dat duurde wel even want je moest eerst gecontroleerd worden wie je was, door de ondergrondse. Na een paar dagen kreeg ik genoeg adressen en ben ik bij een melkboer gaan zitten. Die woonde in Blerick, aan de andere kant van de rivier, daar ben ik een week of zes gebleven. Maar het vervelende was dat ik iedere keer over een brug heen moest die zwaar bewaakt werd door de Duitsers. "Ik had een gruwelijke hekel aan het groeten van die Duitsers." Op een keer, op weg naar Venlo, stak ik de brug over en daar stond een onderofficier. Maar ik weigerde nu om te groeten en liep de brug af. Op het einde stond een slager in de deuropening van zijn winkel te kijken en die waarschuwde me dat die Duitser zijn pistool op me gericht had, op m'n rug. Ik ben toen omgedraaid en heb toch nog gegroet.

Ondergedoken

De volgende dag heb ik op het bureau gezegd dat ik deze dienst niet meer wilde en ben er toen vandoor gegaan. Van de melkboer kreeg ik een adres van de ondergrondse en daar heb ik me gemeld. Tot mijn grote verrassing was hij een vroegere overbuurman uit Weert, J.J.L. Timmermans. Hij was commandant van de ondergrondse en van hem kreeg ik een schuiladres. Maar hij waarschuwde me daar niet te lang te blijven omdat het al overbezet was. Het was een grote boerderij in Horst-Sevenum. Er zaten zo'n veertig onderduikers: piloten en allerlei nationaliteiten zoals Engelsen, Marokkanen, Fransen, Amerikanen. Ik ben er een dag geweest, toen kwam J.J.L. Timmermans me halen voor een ander adres. Veertien dagen later werd de boerderij omsingeld door SS'ers en met de grond gelijk gemaakt. Van Timmermans kreeg ik valse papieren, dit gebeurde ongeveer in augustus '44. "Ik kwam nu in het dorp Leveroy terecht, weer op een boerderij, bij de familie Baetsen." 

Ondergedoken op de boerderij van de familie Baetsen in Leveroy.

Extra informatie
Kerk te Leveroy na het opblazen door Duitsers.
De St. Barbarakerk te Leveroy werd door een Duits 'Sprengkommando' opgeblazen in de nacht van 14 op 15 november 1944. In die nacht gingen de Duitsers, op de vlucht voor de naderende Schotten (51st Highland Division).
De tekst 'Aber der Kirche passiert nichts' werd na het opblazen aangebracht, niet door de Duitsers, maar (ironisch) door een plaatselijke onderwijzer. Het Sprengkommando zou dat tevoren gezegd hebben.

Lees verhaal over bevrijding Leveroy
https://www.liberationroute.com/nl/pois/825/operation-mallard-leveroy

Bevrijding in zicht

In dit gebied was de slag voor de bevrijding van Nederland in volle gang. Het dorp Meijel bijvoorbeeld wisselde wel vier keer van de Duitsers naar de Engelsen en andersom. De definitieve bevrijding was in zicht, maar op het laatste moment hadden ze m'n vader nog bijna te pakken: "Op die boerderij leefden nog enkele onderduikers. Er was een wachtwoord afgesproken voor het geval er onraad was. Ze hadden daar twee waakhonden. Zodra de naam van één hond geroepen werd, betekende dat onraad, de andere was 'veilig'. Op een vrijdagmiddag om half drie hoorde ik ineens de naam 'onraad' roepen, maar ik zat midden in de boerderij en kon niet meer ongezien naar de hooischuur lopen, waar onze schuilplaats verborgen was. Ik was toen in een soort kleine bakkerij, samen met de knecht die eigenlijk ook een onderduiker was. Hij sprong toen boven op de verwarmingsoven waar hij achter op de kap rolde en moeilijk te zien was. Maar het was daar wel behoorlijk heet. Ik kon niets anders meer doen dan tevoorschijn komen...Het was iemand van de Feldgendarmerie, dat waren gewone politiemensen die wel hun werk deden maar verder weinig met de nazi's te maken hadden. 'Komm heraus', zei hij en vroeg om m'n papieren.
We liepen naar het woonhuis waar de papieren lagen, de valse en de echte. Volgens m'n valse papieren zat ik op een landbouwschool. Onderweg zag ik hem naar m'n handen kijken en hij kon wel zien dat ik zeker geen boer was, dat kon ik dus eigenlijk niet volhouden. Ik liep naar de kast en pakte toen m'n echte papieren waarop stond dat ik politieman was. Hij keek heel verbaasd. Hoe kwam het dat ik hier zat? Ik legde hem uit dat deze familie goeie kennissen waren en ik hier op vakantie was. Maar dat ik door het oorlogsgeweld niet terug kan gaan naar m'n standplaats in Breda. Dat begreep hij wel en dat ik een politieman was, vond hij geweldig. 'Bleiben Sie ruhig hier', zei hij en schreef wat op in zijn notitieboekje. Over zijn schouder heen, zag ik dat dat gewoon wat krabbels waren, onleesbaar. "Iedereen op de boerderij was later dolgelukkig dat het zo goed was afgelopen". 

Enkele weken later braken de Engelsen door en werd het zuiden van Nederland bevrijd. Van de familie kreeg hij een motor en een dag later kon hij zich melden bij zijn commandant in Breda. 

N-64887 Auto van de Commandant Verkeersgroep Koninklijke Marechaussee Breda

Chauffeur van de districtscommandant

Hij werd meteen na de oorlog de chauffeur van de districtscommandant en bleef tot 1953 bij de verkeersgroep in Breda, waar ik als derde kind geboren werd. In '53 verhuisden we naar Steenbergen.

Zundert/Leiden, 17 januari 1983
Jos Everaers 

Burgemeester van Loonstraat,Steenbergen
Drie woonhuizen nr 65, 69 en 71 (Familie Everaers) Op nummer 67, huis met puntdak, is het politiebureau/ Marechaussee-kazerne. 

Na de oorlog

Na de oorlog trouwde Sjef Everaers (1918-1991) in 1947 met de vrouw die hij tijdens de oorlog op de Heensche Molen had leren kennen, Corry de Greef (1924-2008). Ze was de dochter van een aardappelhandelaar, uit een gezin met negen kinderen. Die woonden inmiddels in het nabij gelegen Nieuw-Vossemeer. Ze kregen een verdieping op de Baronielaan in Breda, waarna in 1949 het eerste kind werd geboren. Er volgden nog twee kinderen en in 1953 verhuisde het gezin naar Steenbergen, vlakbij de familie van Corry in Nieuw-Vossemeer. Ze kregen in Steenbergen een huis dat gekoppeld was aan het politiebureau, op de Burgemeester van Loonstraat.

in 1961 naar Zundert

Er kwamen nog twee kinderen en in 1961 verhuisde het gezin naar Zundert, een dorp vlak onder Breda. Daar werd nog een zesde kind geboren. Dit zou de laatste standplaats van Everaers worden. Hij was een rustige en gerespecteerde dorpsagent, die niet meteen met zijn bonnenboek zwaaide. Zijn taken waren onder meer toezicht op ‘vreemdelingen’ (de plaatselijke conservenfabriek Groko had tientallen jonge, Joegoslavische vrouwen in dienst) en hij was erg fel bij meldingen over mishandeling en verwaarlozing van dieren. Ook trainde en begeleidde hij de verkeersbrigadiers. Hij ging in 1978 met vervroegd pensioen, waarbij Zundert op een hartelijke manier afscheid van hem nam. Er was zelfs nog een delegatie van de verkeerspolitie Breda bij. Hierna maakte hij zich nog druk over het milieu en was hij coördinator van de organisatie Tafeltje Dekje, dat dagelijks warme maaltijden bezorgde bij alleenstaande bejaarden. Na een kort ziekbed overleed hij in 1991, in het bijzijn van zijn hele gezin.

Origineel afscheid van wachtmeester "Sjef"
De Stem 1 april 1978

Zundert nam afscheid van wachtmeester "Sjef"
Gazet 5 april 1978

Motoragent bij de verkeerspolitie Breda, foto circa 1949 / 1952 Kenteken HX-4601

Bronnen / Meer informatie:

Originele verslag in PDF, in deze webversie zijn aantal namen juist gespeld en tekstverbeteringen toegevoegd.

Vlucht van marechaussee naar Engeland https://prinsesirenebrigade.nl/vlucht-marechaussee.html

Handhaven onder de nieuwe orde : de politieke geschiedenis van de

Bronnen verzet Limburg
Het verborgen front. Geschiedenis van de georganiseerde illegaliteit in de provincie Limburg tijdens de Tweede Wereldoorlog in PDF deel 1 en 2

Boerderij familie Baetsen."