Mia van Meurs-van der Brug

Een strijdbare journaliste

Mia van der Burg

Mia van der Burg ±1930, ongeveer 20 jaar met de hond Ponto.
foto archief Mia van Meurs, gepubliceerd in Doe nooit wat je moeder zegt, auteur Joke Linders.

Mia van der Brug

Mia van der Brug heeft haar hele leven een strijd gevoerd tegen onverdraagzaamheid en onrecht. Zij hekelde het optreden van de katholieke kerk in het vooroorlogse Polen tegen de joodse minderheid, tijdens de Tweede Wereldoorlog was ze in het verzet, na de oorlog verontwaardigd over de brute behandeling van NSB’ers en vooral tegen de grootschalige militaire operaties van het Nederlandse leger in Indonesië tussen 1945-1949. Al voor 1940 was ze voor de Indonesische onafhankelijkheid. Haar strijd was voornamelijk journalistiek. Al dit onrecht beschreef ze als journaliste in NRC, Trouw en Parool. Toen ze moeder werd, stopte ze met schrijven. Wel vond ze in de jaren zestig en zeventig haar ideeën terug bij de linkse politieke partij Pacifistisch Socialistische Partij (PSP).
Een verhaal over haar Eindhovense verzetsperiode tijdens de oorlogsjaren 1940 -1945, eigenlijk begon haar oorlog tegen het fascisme al ruim voor die periode door haar ervaringen in Polen.

Wilhelmina Maria Van der Burg

Wilhelmina Maria van der Burg, geboren op 28 november 1910, groeide op in een politiek bewust en welgesteld gezin. Als lid van verschillende linkse jongerenorganisaties ontwikkelde ze al vroeg een sterke maatschappelijke betrokkenheid. Na haar HBS-opleiding studeerde ze rechten aan de universiteit, waar ze zich specialiseerde in Indonesisch recht. In 1934, op 23-jarige leeftijd, studeerde ze af.

In juni 1934 trouwde Wilhelmina met de 24-jarige ingenieur Johan Frederik (Bob) van Meurs. Kort na hun huwelijk kreeg Bob een baan aangeboden bij Philips in Eindhoven. Na een korte periode in Eindhoven verhuisde het echtpaar naar Polen, waar Bob de leiding kreeg over een van de Philipsfabrieken. Philips had in Warschau een grote lampenfabriek, die werd uitgebreid met een fabriek voor de productie van radio's.

In Polen zocht de intelligente en onafhankelijke Wilhelmina, die door haar vrienden Mia werd genoemd, haar eigen weg. Ze leerde Pools en begon met het vertalen van verhalen en toneelstukken. Ze stuurde haar werk naar verschillende kranten en weekbladen in Nederland. In 1936 werd ze officieel correspondente voor de Nieuwe Rotterdamsche Courant. Haar langere artikelen werden gepubliceerd onder de noemer "particuliere correspondentie".

Wilhelmina schreef vooral over het culturele leven in Polen, dat levendig was en van hoge kwaliteit. Ze besteedde echter ook aandacht aan het gespannen politieke klimaat en de toenemende discriminatie van minderheden, met name de Joodse gemeenschap. Hoewel Hitler nog niet Polen was binnengevallen, was de invloed van het nazisme al sterk voelbaar.

Perskaart voor mejuffrouw M.van der Burg waarschijnlijk uit 1936 of 1937.
Een vrouw met een perskaart was niet gebruikelijk, De heer is doorgestreept en ook "hem" is aangepast voor "haar".
Bron: instituut sociale geschiedenis / https://iisg.amsterdam/nl

Leven in Polen

Nanda van der Zee schrijft in De Groene een uitgebreid levensverhaal over Mia. Hieronder een aantal citaten uit dit artikel

‘Men leefde onder een militaire dictatuur. Cultureel was het een heerlijk land, politiek een verschrikking. Je kon met niemand over praten. Ook niet met je beste vrienden. Iedereen was bang. Dat was eigenlijk geen leven. Geen vrije meningsuiting, de straten vol met uniformen en grote petten.
Ik schreef ook wel over politiek. De situatie was zo dat alle buitenlandse correspondenten hun relaas eerst moesten laten lezen aan een soort ministerie van Voorlichting. Ik deed dat niet. Om die reden waren ze in die tijd erg op me gebeten.
In april 1938 waren er omvangrijke pogroms (gewelddadige razzia's en moordpartijen) tegen de Poolse joden. Pogroms waren er altijd al op het platteland, maar toen kwam het ook in Warschau tot een afschuwelijke rel. Daar heb ik voor de NRC een lang stuk over geschreven, dat als kop kreeg: 'Anarchie te Warschau!’ Nadat dat was verschenen moest ik binnen vier dagen het land verlaten.
Ik ben naar Nederland gegaan en heb getracht de regering te bewegen moeite te doen dat ik terug kon keren naar Polen. Maar de regering, met name Patijn, de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken, deed niets. In het Utrechts Nieuwsblad, de NRC en in andere kranten werd daar wel tegen geprotesteerd. Voor Philips was het natuurlijk ook moeilijk dat de vrouw van een van hun employees Polen was uitgezet.

'Anarchie te Warschau!’ Nieuwe Rotterdamse Courant maart 1938 (niet aanwezig in Delpher.nl)
Bron: instituut sociale geschiedenis / https://iisg.amsterdam/nl

Uit Polen gezet

WARSCHAU, 6 mei (UN. PRESS.) De medewerkster van de „Nieuwe Rotterdamsche Courant" te Warschau, mevrouw Van Meurs, heeft de aanzegging gekregen Polen te verlaten. De officiële motivering is, dat de journaliste „het gastrecht misbruikt heeft". Daar wij van betrouwbare zijde vernemen, hebben haar berichten omtrent Joden-vervolgingen in Polen het misnoegen van de overheid gewekt. In de betreffende berichten, zo luidt de officiële mening, zijn nietigheden "opgeblazen tot ver buiten haar proporties". De zaak wordt daarom gecompliceerd, daar mevrouw Van Meurs de echtgenote is van de directeur van het Poolse filiaal der Philipsfabrieken. De autoriteiten hebben er niets tegen, dat hij in Polen blijft. De pogingen, ook voor zijn echtgenote het besluit te doen intrekken, zijn mislukt; ook buiten functie mag zij niet in het land blijven.

Bron Delpher: De Maasbode 6- 5-1938

Perskaart Frau W.M. van Meurs- van der Burg voor de vrijstad Danzig
Bron: instituut sociale geschiedenis / https://iisg.amsterdam/nl

In Danzig

De volgende citaten komen uit het interview dat Nanda van der Zee heeft met Mia en als artikel is verschenen in De Groene.
 
"Ten slotte mocht ik terugkomen, op voorwaarde dat ik niet meer zou schrijven." "Nou", zei mijn man toen hem dat werd meegedeeld, “dan weet ik wel wat ze daarop zal antwoorden: nee!” Ik ben dus niet meer teruggegaan, althans niet naar Warschau. Wel naar Danzig. Dat was toen nog een “vrije stad” onder toezicht van de Volkenbond. De Polen beschouwden Danzig als een Poolse stad, de Duitsers als een Duitse. Omdat het een twistappel was heeft men er een internationaal protectoraat van gemaakt. Daar ben ik gaan wonen. "In het weekend kon mijn man met de nachttrein uit Warschau overkomen."
"Danzig was toen eigenlijk al een vreselijke nazi-stad. Als journalist moest je voor een inlichtingendienst verschijnen waar je geacht werd de Hitlergroet te beantwoorden. Daar had ik natuurlijk geen zin in.
In Danzig was slechts één niet-nazi-hotel, een Pools hotel dat werd gerund door joden. Daar heb ik toen mijn tenten opgeslagen. Het was het enige hotel waar dat handje niet omhoog moest. Dus kreeg ik meteen weer te horen: “Weet u wel waar u woont?" "Dat is een joods hotel!”
"Vanuit Danzig heb ik nog het een en ander geschreven." Zo heb ik een reis naar de Baltische staten gemaakt. Vooral in Litouwen was veel antisemitisme."
In november 1938 ging ik per auto met vrienden terug naar Nederland. Het was in de Reichskristallnacht. We reden in de nacht van 9 op 10 november 1938 door Duitsland. Daar zagen we die ongekende vernielingen aan joodse eigendommen. In heel Duitsland vinden massale aanvallen plaats op Joodse winkels, scholen en synagogen. Mensen worden hun huizen uitgesleept, gebouwen worden in brand gestoken, mannen en vrouwen worden mishandeld en vermoord.
"In Polen was ik heel wat gewend, maar dit was verschrikkelijk"

Woning van Bob en Mia van Meurs Boschdijk 516

Terug in Eindhoven

Ook Bob van Meurs verliet Polen en keerde in 1939 terug naar Nederland. Hij hervatte zijn werk als ingenieur bij Philips in Eindhoven, waar hij en Mia een woning betrokken aan de Boschdijk 516. Ze schaften een auto aan met kenteken N-53491, die ze waarschijnlijk in het eerste oorlogsjaar weer moesten inleveren. Dit overkwam veel mensen, waaronder hun Philips-collega Aart van Wijk. Bijna alle autobezitters kregen geen vergunning om hun wagen te gebruiken en werden verplicht deze tegen een geringe vergoeding in te leveren. Dit soort maatregelen versterkte de haat tegen de Duitse bezetter.

Hun woning aan de Boschdijk zou tijdens de oorlog een belangrijke rol spelen in het verzet. Het echtpaar bood onderdak aan (tijdelijke) onderduikers en hielp bij de verspreiding van de illegale krant 'Het Parool'. Maar hun verzetsactiviteiten begonnen al vóór de Duitse inval, gedreven door hun afkeer van het opkomende fascisme.

Mia vertelde later: "Nederland voelde in eerste instantie aan als een verademing na de gespannen sfeer in Polen. Toch waren we ervan overtuigd dat het nazigevaar ook ons bedreigde. Met een aantal mensen hebben we in 1939 het tijdschrift 'De Blaasbalg' opgericht, een anti-NSB krant die vijf keer verscheen in de aanloop naar de Provinciale Statenverkiezingen. Het initiatief kwam van Ger van Heuven Goedhart, de hoofdredacteur van het Utrechts Nieuwsblad."

In Eindhoven waren in 1940 volgens de onvolledige ledenregistratie van de BHIC zo'n 27 personen over. Veel leden zijn na de Duitse bezetting overgestapt naar de NSB.
https://eindhoven4044.nl/8/nationaalfront.html

Bestrijding van het Zwart Front

In Eindhoven was er al vóór de oorlog een sterke fascistische beweging actief: het Zwart Front van Arnold Meijer. Meijer was een extremist die met zijn antisemitisme nog veel verder ging dan de NSB van Mussert. Toch voelden veel mensen in Eindhoven, ook bij Philips, zich aangetrokken tot zijn gedachtegoed.

Mia en haar man Bob verzetten zich actief tegen deze beweging. 's Avonds werkten ze aan het maken van stroken met de tekst "Is antisemitisch!", die ze in het donker over de propagandaposters van het Zwart Front plakten.

Het Zwart Front, opgericht in 1934, streefde naar een autoritair regime, geïnspireerd door fascistische bewegingen in Italië, Frankrijk, Spanje en Portugal. De beweging vond vooral aanhang in het zuiden van Nederland, waar ze aansluiting zocht bij conservatieve katholieken. Ook veel ondernemers steunden het Zwart Front. De archieven van de beweging zijn (mogelijk mede daarom) gesloten tot 2040.

Het nationaalsocialisme van Duitsland en de NSB van Anton Mussert zagen het Zwart Front als een concurrent. Meijer en zijn aanhangers waren dan ook felle tegenstanders van de NSB, al speelde opportunisme daarbij soms ook een rol.

Een belangrijk verschil tussen het nationaalsocialisme en het fascisme was het hoogste principe: voor de nationaalsocialisten was dat het 'volk' als 'bloedgemeenschap', terwijl voor fascisten de 'totale staat' centraal stond. Het fascisme was pragmatischer en minder ideologisch van aard.

Het Zwart Front was wel degelijk een racistische partij met een sterk antisemitisch karakter. Joden werden uitgesloten van lidmaatschap.

Een ander belangrijk punt in het gedachtegoed van het Zwart Front was de Groot-Nederlandse gedachte: de wens om Vlaanderen en Nederland te verenigen tot één natie.

Ironisch genoeg werd het Zwart Front in 1941 door de Duitse bezetter verboden, omdat de leden alleen trouw wilden zweren aan de Nederlandse vlag en niet aan die van Hitler.

De stichting ‘Weest op uw hoede’, heeft vijf nummers van De Blaasbalg laten verschijnen als soort huis-aan-huisblad.
Ze zeiden dat het blad is uitgebracht met een oplagecijfer van een miljoen exemplaren, maar dit getal moet meer als een propaganda stunt gezien worden. Logistiek en financieel is zo'n hoge oplagen haast onmogelijk.

1939: De Blaasbalg

'De Blaasbalg' werd uitgegeven door de stichting 'Weest op uw hoede', die volgens het NIOD werd opgericht door Bob en Mia van Meurs-van der Burg uit Eindhoven, samen met mr. G.J. van Heuven Goedhart.

De aanstaande verkiezingen voor de gemeenteraden en Provinciale Staten in april en juni 1939 vormden de directe aanleiding voor de oprichting van de stichting en het tijdschrift. De initiatiefnemers wilden de democratie en de Nederlandse vrijheden beschermen tegen de dreigende opmars van het nationaalsocialisme en de NSB. "Het ging erom mensen bewust te maken van het gevaar", aldus Mia van Meurs.

Om 'De Blaasbalg' te vullen met sterke content reisden ze door het hele land en benaderden ze verschillende prominente figuren. Onder anderen G.J. van Heuven Goedhart, prof. dr. Jan Boeke, pedagoog dr. C.P. Gunning, Menno ter Braak (met zijn artikel "Antisemitisme in rok"), professor Geyl, dominee Buskes, Ed. de Nève, Jordaan en Annie M.G. Schmidt (met een paar gedichtjes) leverden bijdragen.

Beeldmateriaal en spotprenten speelden een belangrijke rol in 'De Blaasbalg'. De tekeningen waren onder andere van de hand van Charles Boost, die in de periode 1935-1936 als tekenaar werkte op de afdeling Artistieke Propaganda bij Philips in Eindhoven.

Weigeren de ariërverklaring te tekenen.

Mia: "We waren lid van de Philips tennisclub ELTV (Eindhovense Lawn Tennis Vereniging). In het begin van de oorlog moesten de joden op last van de Duitsers uit de club worden gezet. Het waren er maar een paar. Mijn man en ik zeiden: “Je hoeft helemaal geen groot misbaar te maken en Philips in diskrediet te brengen, maar je moet die club nu wel sluiten!” Daar wilde niemand aan, dat zou Philips kunnen schaden. Wij en nog een stel hebben voor de club bedankt.’
‘Hetzelfde gebeurde met de ariërverklaring. Bij allerlei instanties lieten ze je die tekenen. Mijn vader moest een ariërverklaring tekenen voor het hebben van een giro. Nou, dat deed hij natuurlijk niet. Wij moesten in Eindhoven een ariërverklaring tekenen om het telefoonabonnement te kunnen behouden. Vrijwel iedereen tekende. "Wij niet, dus werd onze telefoon afgesneden."

"Er is wel geageerd tegen die ariërverklaring." Maar helaas, de ambtenaren die als eersten moesten tekenen, deden dat wel. Op een paar na, onder wie mijn broer Ton, die onder secretaris-generaal H.M. Hirschfeld van Economische Zaken werkte. Mijn broer zei, zoals onze hele familie: “Direct de prullenbak in met dat onding!” Daarop is mijn broer bij Hirschfeld geroepen, die hem letterlijk gesmeekt heeft: “Meneer Van der Burg, u maakt het mij zo moeilijk!” Maar mijn broer heeft het niet gedaan.
Met die ariërverklaring was het in wezen gebeurd. Toen wist men wie wel en wie niet joods was. Met het tekenen van die verklaring heeft men de joden in Nederland in de steek gelaten. "Men tekende vrijwel unaniem, en voorzover ik mij herinner, kwam ook uit Londen van de regering of van koningin Wilhelmina geen advies om dat niet te doen, laat staan een verbod."
Bron: 29 april 1998 https://www.groene.nl/artikel/mia-van-meurs-journaliste-ik-was-maar-een-manusje-van-alles-in-het-verzet

Haar oudere zus Jet van der Burg was in Leiden Al vóór de oorlog waren Piet en Jet van Traa-van der Burg sterk betrokken bij het intellectuele antifascisme en bij de protesten tegen de jodenvervolging. Jet van Traa werd na de Kristallnacht (9-10 november 1938) lid van een speciaal Leids Comité voor de toelating van Joodse vluchtelingen. In 1939 bij verspreiding van De Blaasbalg en tijdens de oorlog verspreidden van Het Parool. In oktober 1944 ging Jet deel uitmaken van een groepje, dat de speciale Leidse editie van dit blad vervaardigde. Na de Bevrijding werd Jet van Traa-van der Burg lid van de Leidse noodgemeenteraad voor de illegaliteit.
Bron: https://www.leiden4045.nl/traa-van-der-burg/

Ondanks de oorlog schreef Mia ook nog toneelstukken, januari 1941 kreeg Mia daarvoor een eervolle vermelding bij een Toneelprijsvraag van Amsterdam. De jury voor de prijs van de Gemeente Amsterdam voor een Nederlands toneelstuk heeft in haar rapport naast het bekroonde werk, de tekst „Drie vrije menschen" van mevr. mr. W. M. van Meurs—van der Burg beloond. De titel laat niets aan de verbeelding over.

Parool 14 juli 1942

Parool 14 juli 1942
Mia van Meurs-van der Burg had uit eigen ervaring ervaren hoe de Nazi's voor de oorlog al met Joodse en anders denkenden omgingen. De meeste illegale bladen hebben weinig over de razzia tegen Joden geschreven. Na augustus/september 1942 waren de meeste Joden "vrijwillig" afgevoerd of ondergedoken.
Pas in april/mei 1943 werden de Nederlanders gedwongen in Duitsland te werken en werd het protest en verzet sterker. 

Parool 14 juli 1942

Het Parool schrijft voor het eerst in heldere taal over de Holocaust: Joden worden naar werk- en concentratiekampen in Polen gedeporteerd, en niet naar Duitsland, zoals de bezetter beweert. 'Ruim honderdduizend Nederlanders zullen aanstonds als vee worden weggevoerd om in een ontredderde omgeving te worden opgesloten in kampen, waar geen menschwaardig bestaan meer mogelijk is en waar zij zijn blootgesteld aan de wreede luimen hunner misdadige kwelgeesten.'

25 juli 1942: Het Parool schrijft opnieuw over de Jodenvervolging, dit keer met een groot stuk gewijd aan de razzia's in Amsterdam. Het is meteen ook het laatste grote Parool-stuk over de Holocaust, hierna
volgens nog slechts kleine berichtjes. De betrokkenheid van de Joodse Raad wordt als te ethisch complex gezien om er al tijdens de oorlog een oordeel over te vellen.
Bron o.a. Trouw 18-7-1992 parool14-7-1942

Bron Delpher Het Tweede Parool proces
Op dinsdag, 8 augustus 1944 sprak het Deutsche Obergericht de vonnissen uit tegen 23 Nederlanders, die beschuldigd waren van het vervaardigen, verspreiden en steunen van "Het Parool". 
Het gerecht sprak de volgende vonnissen uit; tegen de 60 jarigen machinezetter B.E.J. v.d. Meulen te Den Haag - 10 jaar tuchthuisstraf; de 26-jarigen advocaat A. Meerwaldt te Amsterdam 15 jaar tuchthuisstraf; de 30-jarige journalist H.J.Bakker te Groningen-12 jaar tuchthuisstraf; de 26-jarige machine technicus Philips C.K. van Dijk te Eindhoven 10 jaar tuchthuis; de 24-jarigen student W.W. Eggink te Utrecht - 7 jaar tuchthuis; de 23-jarige studente J. Meyering/Meijeringh te Amsterdam - 5 jaar gevangenis; de 44-jarige monteur K.C. Groenewegen te Rotterdam - 4 jaar tuchthuis; de 41-jarige handelaar B. van Wijk te Rotterdam - 3 jaar gevangenis; de 57-jarige boekbinder A. Ket te Utrecht - 2 jaar gevangenis; de 24-jarige verkoopster W. Lafebre te Hilversum - 2 jaar gevangenis; de 30--jarige lerares M.A. van Alebeek te Nijmegen - 1 jaar en 3 maanden gevangenis; de 49-jarige uitgever W. Nijhoff te Wassenaar - 6 maanden gevangenis plus f. 6000,- boete; de 40-jarige J. Waldorp te Dordrecht - 6 maanden gevangenis; de 30-jarige jurist B.W.M. Drion te Breda 3 maanden gevangenis; de 39-jarige ambtenaar C.P. Daansen te Vught - 3 maanden gevangenis; de 23-jarige instrumentmaker N. Dantuma te Hengelo - 3 maanden gevangenis.
Vrijgesproken werden: A.H.Pasman te Zuilen; M. van Donk te Utrecht; P.E. Brandsen te Amersfoort; H. H. Rolsma te Groningen; J.H. Goud te Den Haag; J. de Haas te Hilversum; A.C. Heymans te Eindhoven. Tegen 4 beschuldigden was een week tevoren de doodstraf geëist, voor 4 anderen was vrijspraak gevraagd. Twee andere in deze zaak gearresteerden, de 34-jarige drukker P. v. d. Meulen te Den Haag en de 49-jarige leraar P. Heldermans te Wageningen, zijn beiden tengevolge van de behandeling in de S.D.-gevangenis te Scheveningen tijdens het vooronderzoek bezweken.
Zie ook Madelon de Keizer: Het Parool 1940-1945. p.329 - 368

Bij het eerste Paroolproces in december 1942 zijn dertien Paroolmedewerkers ter dood veroordeeld en op 5 februari 1943 op de Leusderheide gefusilleerd.

Manusje-van-alles-karweitjes

‘Ik kwam bij het illegale Parool door (Gerrit Jan) Ger van Heuven Goedhart. Ik rolde daar vanzelf in. Wij hebben, in Eindhoven altijd veel onderduikers gehad, met name mensen die plotseling moesten onderduiken. Zoals Frans Goedhart na diens vlucht uit Vught in 1943, hij was de oprichter van Het Parool. Goedhart had in september 1940 in de Nieuwsbrief van Pieter ’t Hoen ook al gewaarschuwd tegen het tekenen van de ariërverklaring. Hij is gevangengenomen, ter dood veroordeeld. Op 2 augustus 1943 wist hij tijdens een transport uit het kamp Vught uit zijn gevangenschap te ontsnappen. Na een vluchtadres in Den Bosch kwam hij bij ons in Eindhoven terecht. Ik maakte toen het nieuwsbulletin voor Het Parool, een samenvatting van het nieuws dat je op de Engelse radio opving. Ze verzorgde de Parool-editie Eindhoven, ze vormde met Max Nord de centrale redactie van het dagelijkse Parool-bulletin in de laatste bezettingsmaanden.
Ik heb onderduikers opgevangen, weggebracht en opgezocht. "We hadden altijd wel onderduikers in huis gehad, ook iemand die buitengewoon onvoorzichtig was, dat was wel moeilijk.
Ach, veel mensen namen veel grotere risico’s en verloren hun leven. 'Wie ben ik, met mijn manusje-van-alles-karweitjes.'

Op 21 januari 1944 werden we opgepakt, tijdens de Tweede Parool-razzia, samen met twee andere Parool-verspreiders uit Eindhoven; verraden door een gesnapte Paroolman van het eerste uur die onder zware druk de namen had genoemd van alle mensen die hij kende, een stuk of vijfentwintig. Mijn man, die er iets minder mee te maken had, werd na een paar dagen vrijgelaten. Tijdens hun arrestatie was ook een Joodse onderduikster in huis, die is ongemoeid gelaten.
Ik zelf ben naar de gevangenis van Scheveningen zogenaamde "Oranjehotel" afgevoerd. Daar heb ik tot mei 1944 gezeten.
Ik heb nooit ontkend dat ik al die mensen van Het Parool kende, maar ik zei dat het bevriende journalisten van vroeger waren. Verder niets. Dat zij ondergedoken waren, zei ik, leek mij niet meer dan normaal omdat bij iedereen toen de vrees leefde dat je als gijzelaar zou kunnen worden opgepakt. Van Heuven Goedhart had mij geïnstrueerd wat ik tijdens de ondervraging zeggen moest, nota bene op een wc in het politiebureau van Eindhoven (andere bronnen spreken van de instructie tijdens een tandartsbezoek), het bureau waar ik de eerste veertien dagen gevangen zat. De opzet was om mijn rol zo klein mogelijk te maken en de verhalen van medegevangenen op elkaar af te stemmen. Die opzet is gelukt en Mia wordt in mei '44 vrijgelaten, later blijkt dat de Duitsers het vooral om de drukkers, hoofd verspreiders en kopstukken te doen was, zoals Van Heuven Goedhart. De Duitsers zijn dan ook zeer verbaasd als later blijkt dat Gerrit Jan van Heuven Goedhart in Engeland opduikt. En daar zelfs tijdelijk minister van Justitie in het kabinet-Gerbrandy II wordt. In 1950 werd hij benoemd tot de eerste hoge commissaris voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties. Tijdens zijn ambtsperiode ontving het Hoge Commissariaat de Nobelprijs voor de Vrede.
Meer over Gerrit Jan van Heuven Goedhart, zie de bronnen.

Financiering illegale Parool

Behalve van de lezers kwam er geld van grote donateurs, waaronder Philips in Eindhoven. Waar andere illegale bladen vaak steun ontvingen van het Nationale Steunfonds (NSF) kon Het Parool lange tijd zonder. Dat veranderde pas toen na de bevrijding van het zuiden van Nederland de financiële bijdragen uit Eindhoven wegvielen. Het Nationale Steunfonds kreeg zijn geld uit giften en leningen van particulieren en bedrijven, gegarandeerd door de Nederlandse regering. In de periode september 1944 tot aan de bevrijding ontving Het Parool in totaal 120.000 gulden uit dat fonds. Daarmee was het de op één na grootste ontvanger, na Vrij Nederland, dat het dubbele had gekregen.
Bankier G.M Verrijn Stuart van de Amsterdam Bank, stelde 100.000 ter beschikking na de bevrijding. (Bron: Madelon de Keizer: Het Parool 1940-1945. p.499.) Zijn neef Gerard Verrijn Stuart was directeur Nutsspaarbank in Eindhoven, een steun voor het verzet, hij is helaas op 19 september 44 tijdens een bombardement omgekomen.

Koffers vol met Parool kranten en pamfletten voor verspreiding in Noord-Brabant en Limburg.

Hoe volle koffers met Het Parool op NS Eindhoven, door SD bewaakt, toch worden buitgemaakt.

Uit de verslagen van de P.A.N. komt het volgende verhaal. 
Het zal de Paroollezer misschien het voorval interesseren dat Ger had met de S.D., samen met Dick Roosenburg, een der Parool verspreiders, die later nog vastgezeten heeft maar gelukkig de oorlog overleefd heeft. Het geval is dat vanuit Amsterdam een zending onderweg was naar Eindhoven, per trein. Enkele duizenden nummers van een nieuwe editie vroegen geheime toegang tot een deel van Brabant en Limburg.


Volgens afspraak zouden door Dick Roosenburg en Ger Peeters, beide uit Nuenen, deze kranten worden opgehaald. Nu gebeurde het zowel aan onze als aan Duitse zijde weleens dat berichten over verzet, sabotage, spionage, contra-spionage etc. en ook wel orders verkeerd begrepen werden, te laat hun bestemming bereikten of verkeerd overgebracht werden. Het provisorisch karakter dat verzetsorganisaties en natuurlijk vooral haar "bureaux" meestal kenmerkte, het feit dat vele berichten slechts voor mondeling overbrengen geschikt waren en nog vele andere factoren, ook van psychische aard, waren veelvuldig aanleiding tot kleine vergissingen en vertragingen. In het geval nu dat wij weergeven, was door zulk een foutje, de aankomst van de koffers met Parools uit Amsterdam wat laat tot Nuenen doorgedrongen en deze koffers, twee in getal, stonden reeds twee dagen in het bagagedepot te Eindhoven, voor Nuenen wist dat er iets lag. Berichtgever had het reçu bij zich, vertelde dat de zaak vertraagd was en Ger en Dick vertrokken met ernstige gezichten op de fiets naar de Lichtstad. De kans immers dat een controle van de achtergebleven bagage door de Sicherheitsdienst of Gestapo werd uitgevoerd, hing iedereen boven het hoofd, die in die dagen een koffer opgaf op onze stations.

De ongerustheid van beide makkers bleek ook ten volle gegrond. Een kort onderzoek op het station wees uit dat Gestapo-agenten reeds gedurende twee dagen de wacht hielden in het bagagedepot, rustig en waardig, om de koffers met de récepteur met de stille trom of "mit Gewald" naar de Paradijslaan [pand van de SD in Eindhoven] te expediëren. Goede raad was min of meer duur, doch de twee soldaten in burgerjas ontwikkelden onder het "genot" van een Consi sigaret en een glaasje bier een plan de campagne dat gebaseerd was op de eigenlijk niet zo dwaze veronderstelling dat alle wachten vermoeiend of vervelend is, dat zelfs mensen die wacht hebben wel eens weg moeten, kortom dat lange wachten de waakzaamheid niet bepaald bevordert.

Bij het verlaten van het café nog een laatste repetitie: "Dus Ger, als ik buiten kom met mijn hoed op, dan is er niets voor ons te halen, houd ik hem in de hand, dan weet je het, hé ? Heb je het reçu bij de hand? Nou tot, ja tot wanneer, dat zien we wel. Je slentert maar wat rond, koopt een krantje, drinkt in een op het station uitkijkend café een biertje, als je de uitgang van het bagagedepot maar in het oog houdt. Ajuus, tot straks ". "Succes Dick, tot straks" In de stationshal begon nu voor Dick een vervelend halfuurtje. Het duurde n.l. ongeveer een half uur voor de kans kwam en de wachthoudende Mof even verdween. Ger stond inmiddels aan de trottoirband en onderhield zich met enige specimina van het genre "Eindhovense straatjongens" intussen het oog gevestigd op het bagagedepot. Op het ogenblik dat, met een brede glimlach over de rand van zijn krantje, het ongedekte hoofd van Dick uit het depot tevoorschijn kwam, de hoed bungelend tussen twee vingers, waarvan de andere drie broeders de krant hielden, was het de beurt aan Ger.
"Zeg jongens, kunnen jullie mij een plezier doen en twee koffers voor mij uit het station halen?" Ik sta hier met mijn fiets en die zet ik liever niet tegen de muur. Voor ieder van jullie aan kwartje. En hier heb je geld voor de koffers.

Twee ongelovige jongensgezichten, verwonderd over die plotselinge gulheid, staren hem aan. Ger houdt het reçu en een biljet van Fl.2.50 al in de hand en steekt het de grootste der twee toe. Aarzelend nog steeds steekt die zijn vieze hand er naar uit, maar als die meneer met zijn in de wind wapperende wilde haardos zegt: "Nou ik zal het goed met jullie maken, een kwartje voor die het eerste terug is "gritst" de jongen hem het gele floddertje en de rijksdaalder uit de vingers en de twee vliegen langs Dick het station in. Nauwelijks twee minuten later komen ze ieder met een koffer waar ze bijna onder bezwijken het station uit gestrompeld. Struikelend over de stenen en rood van opwinding wie er het eerste zal zijn buikschokken ze de koffers het plein over.

Ger gaat ze tegemoet, sliert de koffers op zijn fiets en zegt nog "dat geld, laat maar zitten, de rest is voor jullie moeite" en zeult met heel zijn vrachtje zo snel als hij kan en mag zonder te vallen en meer speciaal zonder op te vallen, met de koffers naar het Binnenziekenhuis, waar een glunderende Dick hem later komt vertellen hoeveel de toch ruime stationshal te klein was, toen na enkele minuten die mof verscheen en merkte dat zijn kostbare aas van de haak gevreten was. Per auto werden de koffers naar Nuenen overgebracht, vanwaar het detail transport en bezorging verder gelukkig zonder Germaanse interventie werden afgewerkt. Moge de lezer uit deze historische blunder der Gestapo weer eens blijken dat deze instelling , die overigens wel efficiënt werkte, ook ogenblikken van oververmoeidheid heeft gekend, die haar "noodlottig " werden, als verzetslieden ze maar op tijd bemerkten.
Ger Peeters was tevens rayonleider voor het L.O. werk en onderduik verzorgen voor piloten.
Dick Roosenburg: In Nuenen had hij destijds zowel Joden als handgranaten in zijn huis. Hij werd hoofdverspreider van het illegale Parool in het Zuiden. Vertrok in 1944 naar Engeland.

Het Parool -Speciaal Bulletin, vrijdag, 15 Sept.1944, 2 uur namiddag.

HET PAROOL - speciaal bulletin

Verschijnt iedere dag - Snel doorgeven
Vrijdag, 15 september1944

EEN PAROOL-REDACTEUR CLANDESTIEN NAAR EINDHOVEN.

Mia van Meurs reist vanaf amsterdam voor een dag naar Eindhoven om verslag te doen van de komende bevrijding. De treinen reden die dagen nog, hoewel ze soms werden aangevallen door Engelse vliegtuigen. Ze beschrijft de sfeer in Eindhoven. 

Toen wij dinsdag jl.[12 september 1944] langs allerhande slinkse wegen Eindhoven bereikten, vonden wij een uitgestorven stad. Er mocht niemand op straat, de fabrieken lagen stil, de winkels waren dicht, geen leverancier kwam aan de deur. De drommen mensen, die in dergelijke verwachtingsvolle dagen gewoonlijk de straten bevolken, zaten nu in hun voortuintjes of achter de ramen en keken uit naar de Engelse tanks. Zij zagen echter niets anders dan de lege straat.
 
De spanning zat in de lucht! De fietsen echter in de grond, want de voortdurende jacht van de Duitsers op alles wat maar als vervoermiddel kon dienen zelfs spelende kinderen waren hun houten karretjes afhandig gemaakt; de moffen legden er hun bagage in en trokken ze achter de gestolen fietsen voort heeft de mensen voorzichtig gemaakt en hun doen begraven, wat, zij maar begraven konden.

Voortdurend vliegen de Spitfires en Hurricanes over de stad. Zij duiken telkens omlaag en beschieten de treinen, het elektrische net, voorbijtrekkende auto's en andere transporten. En meestal precies raak, want zij kunnen zo laag dalen als zij willen. Er is geen afweergeschut, geen Duits vliegtuig, dat hen tegenhoudt. Ongestoord gaan zij dan ook hun gang om alle verbindingslijnen te verstoren. Een benzineauto, die voor een benzinestation, dat midden tussen de huizen ligt, aan het tanken is, wordt even in brand geschoten, zonder dat daarbij iemand of iets anders geraakt wordt. Men vindt trouwens overal langs de weg van Eindhoven tot Zaltbommel verbrande auto's, zelfs motorfietsen, aan de kant liggen. De spoorverbindingen zijn geheel onbruikbaar gemaakt. Een paar dagen geleden kon men nog het aardige schouwspel meemaken van twee puffende locomotieven, die moeizaam acht kapot geschoten collega's in noordelijke richting probeerden weg te slepen. Even buiten Eindhoven gingen echter ook de twee gezonde locomotieven er aan. Nu hebben de moffen het dan ook maar opgegeven om langs die weg nog iets te vervoeren.
De vliegvelden in het Zuiden, aan het herstel waarvan onze minder moedige landgenoten de laatste weken nog zo ijverig hadden meegeholpen, zijn in de paniek van vorige week door de Duitsers zelf volkomen vernield. Nadat geallieerde vliegtuigen hét hunne hadden gedaan, hebben de Duitsers alle overgebleven hangars, munitiedepots en vliegtuigen opgeblazen. De ontploffingen op het vliegveld te Eindhoven in de nacht van 5 op 6 september waren zo hevig, dat het gedreun voor mensen oren bijna niet te verdragen was. Ver in de omtrek sprongen de ruiten en scheurden de muren van de huizen. De lucht was een gloeiende koepel en tot in Den Bosch kon men bij dit licht bijna lezen.
Aan het kijkspelletje van wegtrekkende NSB'ers en Duitsers heeft men natuurlijk ook in Eindhoven vorige week veel plezier beleefd. De heer Nolte, Verwalter van Philips, die zich bij de onderduikers had aangesloten, werd twee dagen later door de SD, die hier wonder boven wonder op haar post was gebleven, met het arrestanten autootje naar de Philipsfabrieken teruggebracht!
De terugtrekkende troepen vluchtten in grote wanorde, alles meeslepend, wat zij nog te pakken konden krijgen. Paarden en koeien werden uit de wei gestolen. Varkens op het erf van de boeren geslacht en opgeladen. Doktersauto's, vuilniswagens, kinderwagens, alles ging mee. Nadat het ook de moffen duidelijk geworden was, dat de geallieerden onze grens nog niet over waren, trokken er weer wat troepen in zuidelijke richting. Van grote transporten kan men hier echter niet spreken.

Op de landweggetjes, die naar de stad toeleiden, is het een af en aangeloop van mensen met zakken aardappelen, appelen, groente, enz, die langs achteraf weggetjes en tuingangetjes naar binnen gesmokkeld worden, want tenslotte moeten de mensen toch ook nog wat eten, al houdt de mof daarmee geen rekening.
Verder dan ongeveer 10 kilometer benoorden de stad komt men echter niet, want daar loopt het Wilhelminakanaal, waarvan de bruggen, die aan de hoofdwegen liggen, worden bewaakt en de andere in de lucht geblazen zijn. De moffen bouwen aan dit kanaal in allerijl een soort "linie" op en niemand mag hier meer door. Dat wij tenslotte toch nog in en uit Eindhoven zijn gekomen, danken wij aan de "welwillendheid" van een paar Duitse soldaten, die ons, na toestemming van een officier, in een armzalig en wankel roeibootje over het kanaal zetten. Overal op onze tocht naar het Zuiden troffen wij trouwens bij de Duitsche soldaten een merkwaardige berustende, welwillende stemming aan, die ons weer de beginregels van het rijmpje "wanneer de mof is arm en kaal, dan spreekt hij een bescheiden taal", in gedachten bracht. Zij hadden er geen idee van, waar de Tommies nu eigenlijk zaten, informeerden er bij ons steeds zeer belangstellend naar en gebruikt en daarbij het woord "Tommy", alsof het hun beste vrienden waren, maar wanneer wij met een onheilspellend gezicht verkondigen, dat zij al vlak bij Eindhoven waren, haalden zij berustend de schouders op. Zij wisten nu eenmaal, dat zij komen moesten en hadden opdracht ze hier op te wachten, daarmee basta! Langs het Wilhelminakanaal, waar wat zwaar geschut was opgesteld, lagen groepjes soldaten dronken in het gras, wachtend op de Tommies met de jeneverfles onder den arm, Wanneer wij langs kwamen, riepen zij "heb je een Ausweise?" en zij vonden het makkelijk als wij maar "ja" knikten, want dan hoefden zij niet méér te doen dan het dronken hoofd weer in het gras neer te leggen.

De soldaat, die ons overroeide, was gelukkig enigszins nuchter. Toen wij hem vroegen of hij ons later die dag ook weer terug wilde roeien, zei hij "0, natuurlijk, je roept maar". "Maar zijn jullie er dan nog, worden jullie niet afgewisseld door anderen?" "Welnee, wij blijven hier immers tot de Tommies komen!"
En inderdaad, zij lagen er nog toen wij vier uur later terugkwamen. Wij begingen echter de onhandigheid, om op onze ANWB-kaart te kijken in de buurt van de officier die ons, ondanks het uitdrukkelijk bevel dat niemand het kanaal over mocht, toch had laten overzetten. Hij kwam direct op ons af en vroeg zeer beleefd of hij de kaart eens mocht bekijken. Wij dachten, daar gaat onze kaart! Maar nee, deze vertegenwoordiger van het ras, dat alles pleegt te vorderen en te gappen, wat het nodig heeft, vroeg alleen of wij hem een gunst wilden bewijzen en de kaart aan hem afstaan. Wij weigerden eveneens beloofd, maar beslist. Hij was zeer teleurgesteld. "U kunt toch overal kaarten kopen", zei hij. "Maar U toch ook en bovendien, U hebt toch zelf wel kaarten van deze omgeving", was ons antwoord. "Nee", zei hij heel timide, "wij hebben van deze streek geen kaarten en wij kunnen ze ook nergens kopen hier. Maar mag ik er dan nog eens op kijken?"

Het Parool -Speciaal Bulletin, vrijdag, 15 september 1944.

Nu, dat mocht. "Dus Eindhoven ligt daar?", hij wees in een totaal verkeerde richting. "Ja, Eindhoven ligt daar". "En waar is nu die brug hier over het kanaal?" - die stond er duidelijk op. "O, dit is zo'n oude kaart, de brug staat er nog niet op." "Dank U vriendelijk voor Uw inlichtingen".
Langs de zwaar bezette plaatsjes Son, St. Oedenrode en Sint Michielsgestel - het geschiet dat ons hier tegemoet kwam, bleek afkomstig uit de hand mitrailleurs van de bewakers van een brug, die zich met het schieten op vissen vermaakten - bereikten wij tenslotte ver na 8 uur 's avonds Den Bosch, waar iedereen nog op straat stond om het bedrijvige gedoe van de daar genestelde troepen gade te slaan. Er was die dag wel enige consternatie geweest, want alle mannen tussen 18 en 45 jaar waren opgeroepen om bij Zaltbommel te gaan graven, maar er waren slechts 80 mannen opgekomen, en de trein waarin ze vervoerd werden, was bovendien door Engelse beschietingen opgehouden.
De rust was dus nu weergekeerd. Het laatste wat wij die dag nog van onze beschermers zagen was een gedeserteerde Duitse soldaat in burger, die om onderdak leurde en met kennelijk Duits accent om “schlapen, schlapen" vroeg.

officiële oprichtingsvergadering van Stichting Het Parool op 8 september 1944
Bron: Madelon de Keizer: Het Parool 1940-1945, pagina 498.

Tijdens de bevrijding van Eindhoven in Amsterdam

Mia van Meurs-van der Burg maakt de bevrijding in Eindhoven op 18 september '44 niet mee. Ze is ondergedoken in Amsterdam en woont op de zolder bij Simon Carmiggelt. Op 8 september 1944 maakt ze als enige vrouw deel uit van de officiële oprichting van stichting Het Parool. Haar man Bob van Meurs is wel in Eindhoven en schrijft artikelen voor het Parool in bevrijd Nederland.
Zij heeft mede de technische leiding van het Oranje-Bulletin; uitgegeven tussen 15 september '44 en november '44 verschijnt drie keer per week de tekst bestaat uit Regeringsverklaringen, bevelen van het Geallieerd Opperbevel en aanwijzingen van het ondergronds verzet en hoofdzaken van het nieuws. Bron: De Ondergrondse Pers 1940-1945,

Mia vertelt verder aan Nanda van der Zee in de Groene: "In de tijd dat er geen stroom meer was, in de herfst van 1944, toen ik in Amsterdam zat, moest ik, om mijn Bulletin voor Het Parool te maken, naar het Luthers Diaconessenhuis. Daar hadden ze nog wel stroom en een radio die ik kon afluisteren.
Tijdens de oorlog werkte ik in Utrecht bij de Stichting Psychotechniek. Dat was een soort onderkomen voor illegalen. Van daaruit bracht ik boodschappen over. Na de bevrijding van het Zuiden woonde ik in Amsterdam op de zolder van het huis van Simon Carmiggelt en Max Nord.

Ik heb toen nog voor de vers gearriveerde regering in het Zuiden een rapport door de linies gebracht. Zij slaagde er in 1944 in om een reportage voor Het Parool in het bevrijde zuiden te maken. "De Duitsers hebben me over het Wilhelminakanaal geroeid. Ze roeiden me later ook weer terug". vertelt ze in Het Parool 10-2-1990 bij een artikel over  een tentoonstelling over Het Parool tijdens de bezetting.

2e keer naar Eindhoven gaat mis...

Rond kerstmis 1944 ben ik voor een tweede keer door de linies naar het bevrijde Zuiden gestuurd, met een microfilmpje waarop Frans Goedhart de toestand boven de rivieren had verslagen. Het is me toen niet gelukt om door de vijandelijke linies te komen. Ik werd door de Duitsers aangehouden. Maar ik wist de volgende morgen heel vroeg te ontsnappen.’

‘Korte tijd na de oorlog, toen ik bij het legale Parool werkte, zag je op straat hoe die lui van de Binnenlandse Strijdkrachten NSB'ers opbrachten. Op een dag liep ik op de Nieuwezijds Voorburgwal in Amsterdam en daar kwam zo'n groepje opgepakte NSB'ers, geflankeerd door BS'ers langs. Die BS'ers sloegen er op los en vernederden die NSB'ers op allerlei manieren. Dus net zoals de Duitsers zich hadden gedragen. Dat kon ik niet hebben, dat vond ik zo verschrikkelijk dat ik een van die BS'ers een klap in het gezicht heb gegeven. Hierop ontstond een rel, omdat men dacht dat ik zelf ook een NSB'er was. Ik ben huilend bij Het Parool naar binnen gerend. Ik vond het zo'n walgelijk gezicht hoe ze die mensen behandelden.
Een vriend van mij, destijds een jongeman, zat ook bij de BS. Die spreekt nu met afschuw over het eigen rechtertje spelen. Ze voelden zich geweldig, die jongelui, toen ze soldaatjes konden spelen. Ze gedroegen zich net zoals de Duitsers.
Als Parool-medewerkster heb ik na de oorlog met andere journalisten een reportage gemaakt over de NSB-kampen. Drie tot vier dagen waren we onderweg. 'De behandeling van die mensen, de ellende die daar heerste - we hebben iedere avond het met alcohol moeten verdrinken.’

Parool, 25 november 1944, editie Eindhoven.
Ir. Bob van Meurs, man van Mia schrijft een voorpagina opinie artikel over Godsdienst en politiek.
Opvallend is dat de zeer conservatieve en katholieke Gerard Knuvelder hoofdredacteur is geworden. Deze man die voor de oorlog dicht tegen het fascistische Zwart Front aanleunt.

Knuvelder en Parool?

Onbegrijpelijk is dat  G. Knuvelder is aangesteld, om voor een aantal maanden hoofdredacteur van Het Parool in bevrijdgebied te zijn.
De directie bestond uit o.a. uit Dr. W. H. van de Sande Bakhuijzen, in 1940 werkzaam bij Philips op de Octrooi afdeling, zijn woonadres Lijsterlaan12, dit is tevens het administratie adres, de eerste maanden.
In interview met Joos Florquin vertelt Knuvelder "Die kerels kwamen mij op zekere dag (voorjaar 1945) vertellen dat het blad de sociaal-democratische richting moest uitgaan, waarop ik dan geantwoord heb dat ze aan het verkeerde adres waren omdat ik niet aan politiek deed."
Een paar jaar daarvoor had hij wel een duidelijk politieke mening zoals blijkt uit een aantal citaten uit: Gerard Knuvelder op oorlogspad, of de metamorfose van een criticus: 

"In 1933 mondde Knuvelders pleidooi voor een krachtige Nederlandse volksgemeenschap uit in een uitgesproken positieve waardering van de Machtübernahme door Hitler". "Zijn opstel ‘Hitler’ is één grote lofzang op de door de Nazi's bewerkstelligde ‘Duitse revolutie’ - een contrarevolutie die een afrekening inhield met de ongewenste erfenis van de Franse revolutie." "In Duitsland - aldus Knuvelder - krijgt Europa een laatste kans."

"Intussen ondernam Knuvelder verwoede pogingen om een ‘Bond van katholieke fascisten’ van de grond te krijgen, maar daar wist zijn Eindhovense schoolbestuur een stokje voor te steken. Dat de revolutie van rechts in Gerard Knuvelder een warm pleitbezorger had, bleek nog eens in het artikel ‘Gleichschaltung’ uit 1933. De teneur van dit stuk is radicaal antisemitisch.
Ook de openbare boekverbrandingen waartoe de Nazi's waren overgegaan hadden Knuvelders volmondige instemming, immers: "Men kan met de Duitse staat slechts erkennen, dat een massa literatuur slechts Schund is, morele Schund in enger zedelik opzicht, in breder opzicht tegen de geest, de goede zeden en gewoonten des volks. [...] Rotte plekken dienen grondig uitgesneden te worden. Hebben wij respect voor de mannen, die aandurven de moedige daad welke onsympathiek maakt...althans in de oogen der liberale esthetelingen!" Het verbranden van boeken werd een repeterend motief in de kritieken van Knuvelder. Zijn recensie van een werk van W.A. Wagenaar besloot hij met de uitroep: ‘Dit boek roept om de brandstapel."
In de loop van de jaren dertig distantieerde Knuvelder zich van Nazi-Duitsland en van het rechts-extremisme. Hij raakte teleurgesteld door de uitkomst van de ‘Duitse contra-revolutie’. De voornaamste reden waarom hij afstand nam van Hitler was echter gelegen in het feit dat de Führer de rechten van de Duitse katholieken niet respecteert."
Lees verder https://www.dbnl.org/tekst/_ned021200101_01/_ned021200101_01_0012.php

Dit alles in aanmerking genomen kan het niet verbazen, dat Knuvelder Mussolini en Hitler bewonderde, die met harde hand orde op zaken hadden gesteld. Wel keerde hij zich bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog fel tegen de laatste, maar na mei 1940 gaf hij nog enkele malen blijk van een naïeve hoop dat onder de vleugels van de Duitse adelaar enkele van zijn oude politieke idealen alsnog zouden worden verwezenlijkt. Bron: https://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn3/knuvelder

Dr. Jan van Oorschot schrijft in "Eindhoven, een samenleving in verandering." (pagina 1007) "In de eerste maanden treedt G.P.M. Knuvelder als hoofdredacteur op. Knuvelder wijkt principieel af van het door de socialisten voorgestane gelijkheidsideaal." Hij plaatst de denkbeelden van Knuvelder niet terug in de jaren dertig maar zo'n 500 jaar eerder. Hij schrijft "(...) waarbij Knuvelder hunkert naar de middeleeuwse maatschappij met zijn standen en klassen en waarin 'de hierarchie der waarden zoals het katholicisme die ziet algemeen aanvaard werd."  Het is dan moeilijk te concluderen: "Het kan voor de lezers niet verborgen blijven dat Knuvelders parool een ander is dan de boodschap die het illegale 'Parool' heeft willen brengen. Het blad moet 'onafhankelijk van alle politieke partijen (...) principieel democratisch en vooruitstrevend zijn." Volgens hem zorgen Mevrouw H. Verweij-Jonker en N.J. van de Sande Bakhuyzen ervoor dat een "commandowisseling" bij de krant plaats heeft. Van oorschot stelt: "Daarmee is het intermezzo-Knuvelder voorbij." 

21 september 1944, bevrijdingseditie van Het Parool. Drie dagen de bevrijding van Eindhoven.
Bron Delpher.nl

Bevrijdingseditie Parool

De oplage van de op 21 september 1944 verschenen bevrijdingseditie van Het Parool bedroeg 100.000 exemplaren. Fors formaat en rijker geïllustreerd dan het illegale Parool. Op de voorpagina portretten van Wilhelmina, Juliana en Bernhard en een 'Welkomstgroet aan ons Koninklijk Huis'. Gemeld werd dat de bevrijding was begonnen was bij Maastricht.
De oorlog ging in de rest van het land gewoon door, al had de bevrijdingseditie zeer optimistisch gekopt: 'De dag is daar, alles is volbracht!'
Het formaat werd kleiner. Prijs per nummer 10 cent. Verkoop in de boekhandel en via straatverkoop.
De zuidelijke editie van Het Parool kwam van de pers bij drukkerij P. van Lieshout te Eindhoven. Ook de redactie, bestaande uit N.J. van de Sande Bakhuyzen en B.J. Kam, was gevestigd te Eindhoven, aanvankelijk op de Lijsterlaan 12.
Bron: Parool

Op stap met de PAN

In Het Parool 21- 9-1944 staat een artikel over de situatie van opgesloten NSB'ers, mogelijk auteur is Bob van Meurs, gezien de verzoende opstelling. Mia van Meurs-van der Burg was op dat moment is Amsterdam.

Dankzij de grote bereidwilligheid van een der commandanten van de P.A.N. waren wij gisteren in staat een kleine rondrit te maken naar de gebouwen, waarin de NSB’ers meiden die met moffen meegingen, Duitsche krijgsgevangenen, werden ondergebracht. Toen wij met den Commandant In een P.A.N.-wagen meereden hebben wij continu met onze perskaart van het Parool gezwaaid, want wij hoorden langs den weg al uitdrukkingen als: „Ma, ze hebben er weer een paar" waaruit wij de noodlottige conclusie moesten trekken dat ze ons ook voor N.S.B.-ers aanzagen, en dat is toch wel het ergste wat iemand in dezen tijd kan overkomen. Wij staken onder de rit ook het van de Amerikanen geplagieerde gebaar van twee vingers op, en wij hopen door deze manipulaties ons van alle blaam gezuiverd te hebben. Eerst naar de kelders van de kerk van den H. Koenraad van Parzham, waarin een 50 tal N.S.B.-ers, en ruim 40 vrouwen hoofdzakelijk moffenmeiden hun verdere lot afwachten. De meiden die met Duitsers hadden gelopen, werden door een tevens daar verblijf houdende N.S.B.-kapper vakkundig en radicaal gemillimeterd. Het schaamtegevoel der meesten was echter nog niet zover gedaald dat zij frank en vrij met hun kale koppen bleven zitten, bijna allen hadden een shawltje over hun hoofden geknoopt. Een der bewakers vertelde ons dat een van die dames bij het binnenbrengen hem ingefluisterd had: „Wat kost het me, als je me hieruit laat?" Welke vraag slechts één consequentie met “ach” mee kan brengen en dan ook inderdaad met zich meebracht: Een flinke draai om haar oren. Vandaar reden we naar de Don Boscoschool waar het gros der N.S.B.ers tijdelijk was ondergebracht. In lange rijen, zaten hier een ruim 300 N.S.B.-ers op den grond naast elkaar, en steeds maar weer werden er nieuwe lieden binnengebracht, de handen omhoog, en omstuwd door een joelende menigte die de vier jarenlange vernedering en beschimping nu af reageerde op deze moffen knechten. In hetzelfde gebouw lagen in enkele zalen de Duitsche krijgsgevangenen, stevig bewaakt door ,,Airborne Troops". Padvinders in hun oude bekende uniform liepen af en aan 'om drank aan te brengen, en ook de „Yankees" gingen zeer vriendschappelijk met de Moffen om. Wij hebben even bij een troepje Duitsers gestaan, die met open monden en vragende ogen naar een Amerikaan stonden te luisteren, die in verbazingwekkend vlot Duits de optimistische these verkondigde, dat ze in 8 dagen door de Siegfriedlinie heen waren, en dat zij, de Amerikanen, over 14 dagen weer voorbereidingen moeten treffen voor de repatriëring. Laat ons hopen dat hij gelijk krijgt! Een woord van welgemeende dank namens de gehele bevolking moeten wij ook de P.A.N. brengen voor dit werk. Het is God zij dank niet tot een „Bijltjesdag" gekomen, en dat is mede door het straffe ingrijpen van deze organisatie. De heren krijgen nu wat ze verdienen, er zal beslist niet klakkeloos gevonnist worden. Dat deze mensen werden opgehaald is een harde noodzaak, en dat er zullen zijn die zware straffen verdienen, is voor ieder, ook voor hen met een groot en medelijdend hart duidelijk, maar laat ons dit aan bevoegde instanties overlaten, en tot zolang zijn zij onder de hoede van de P.A.N. en dus goed bewaard!
Bron delpher.nl https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMNIOD05:000107571:mpeg21:p002

Perskaart Parool Mia v.Meurs -van der burg

Perskaart Het Parool 1947

Actieve Democratie

In 1947 richtten een aantal Amsterdamse en twee Eindhovense verzetsmensen het Comité voor Actieve Democratie op. In het bestuur zitten o.a.: mr. G. J. van Heuven Goedhart, voorzitter (Amsterdam), dr. J. J. Went, vicevoorzitter (Eindhoven) en dr. J. Voogd, (Eindhoven). 
Het Comité richt zich tot alle vooruitstrevende intellectuelen en kunstenaars en voorts tot allen, die hun geestelijke activiteit in dienst van de handhaving en verdere ontwikkeling van de democratie willen stellen. De redactie van het mededelingenblad wordt door Mia van Meurs verzorgd.
De organisatie trekt direct aandacht van de Nederlandse inlichtingendienst omdat communisten van de CPN zich actief manifesteren tijdens de georganiseerde bijeenkomst in Utrecht.

Het BVD verslag, raadpleegbaar bij st. argus eindigt met; "Te 17.30 uur werd de bijeenkomst door de onbekend gebleven voorzitter gesloten, die betoogde de persoonlijke mening te hebben, dat een dergelijke conferentie als op deze dagen gehouden geen nut afwerpt. "Het is volgens spreker blijkbaar niet mogelijk om een objectief standpunt in te nemen en zeker niet door de aanhangers van de communistische ideologie." Utrecht, 19 mei 1947.
De intellectuele bedoelingen van het Comité zijn ideëel maar in de werkelijkheid zijn er altijd weer belanghebbende met andere bedoelingen. Na enige tijd is het comité geëindigd.
Brochure is raadpleegbaar bij Delpher en het verslag van de BVD bij Stichting Argus.

Nog meer na de oorlog

Ze speelde een dermate grote rol in de organisatie dat ze meteen na de oorlog in een ereraad van Het Parool werd benoemd die gevallen van 'doorslaan' en wellicht verraad van leden van de groep moest beoordelen. Mia van Meurs werd 'personeelschef' van Het Parool, een vooral improviserende taak. Op de redactie 'deed' ze Indonesië, dat ze daarnaast actief was in een solidariteitscomité voor de kolonie was bij het geëngageerde Parool geen bezwaar.
Ze schrijft nog een aantal artikelen in Het Parool over haar reis door Polen voorjaar 1947. Ze was aanwezig op het congres van de International Organisation of Journalists in Praag 3-7 juni 1947. In 1949 een van laatste artikelen een boek recensie van „De Indonesische Tragedie. Het treurspel der gemiste kansen" van J. de Kadt.

In 1948, bij de geboorte van haar dochter Josja, op 11 januari 1948 verliet ze Het Parool. Op 19 juni 1949, werd hun zoon Steven geboren. In haar woonplaats Hilversum bleef ze wel actief in diverse comités. Jarenlang stemde ze PSP en ergerde ze zich aan de wat minder linkse houding van Het Parool.
En tot veler verbazing ging ze wiskunde studeren, daar leek de niet primair rationele Van Meurs niet echt de figuur voor, maar jarenlang werkte ze als repetitor en menig middelbare scholier hielp ze door het eindexamen.

In september 2001 berichtte het Parool dat journaliste Mia van Meurs is overleden, negentig jaar oud op 28 augustus 2001. De begrafenis is in stilte op zaterdag 1 september.

Bob schreef in het het Parool van 25 november 1944: "Als wij van de toekomstige samenleving iets beters willen maken dan het was, moeten onder anderen de leden van die samenleving zo veel mogelijk leren zelfstandig en kritisch te denken, de democratie moet „levend" worden. Gebeurt dit niet dan loopt de democratie wederom de kans aan de dictatuur ten offer te vallen. Ieder burger heeft het recht maar ook de plicht! — zich te uiten ten aanzien van de problemen die zijn/haar samenleving raken." Mia zou het ook zo verwoorden...

Mia van Meurs -van der Burg

Een ode aan een vrouw die haar hele leven opkwam voor minderheden, tegen de tijdsgeest in.

De foto is met AI aangepast. Bron Madelon de Keizer: Het Parool 1940-1945, pagina 488 coll. W.M. van Meurs-van der Burg.

Bronnen
Eindhoven4044.nl wil graag in contact komen met familieleden van Bob en Mia van Meurs.

Archief Wilhelmina Maria van Meurs-Van der Burg - ARCH03009 instituut sociale geschiedenis / https://iisg.amsterdam/nl

Foto Mia van der Burg met hond (foto familie Mia van Meurs) uit Doe nooit wat je moeder zegt,  Joke Linders ISBN 
9789021473444

Online artikel Nanda van der Zee, 29 april 1998 – verschenen in nr. 18 van de Groene ; https://www.groene.nl/artikel/mia-van-meurs-journaliste
Hetzelfde artikel: https://www.groene.nl/artikel/mia-van-meurs-journaliste-ik-was-maar-een-manusje-van-alles-in-het-verzet

Boek: Madelon de Keizer: Het Parool 1940-1945. Verzetsblad in oorlogstijd. Proefschrift Universiteit Leiden, 1991. 2e herz. druk: Amsterdam, Cramwinckel, 1991. ISBN 90-71894-28-2 en ISBN 90-71894-27-4
Voor dit artikel is de eerste druk gebruikt ISBN 9071894223

Online artikel: Het Parool was niet links genoeg, bij het overlijden van Mia van Meurs:
https://web.archive.org/web/20030204125837/https://www.parool.nl/999449041275.html
(let op in dit artikel staan aantal fouten: ze trouwde met Bob van Meurs, eerste kind kreeg ze in 1948)

Strips Blaasbalk: https://pure.knaw.nl/ws/portalfiles/portal/728796442/Art_KR_Charles_Boost_Stripschrift_okt_2022.pdf
https://www.niod.nl/nl/blog/tegen-een-mogelijke-ramp-hoe-tekenaars-het-nederlandse-nationaalsocialisme-bestrijden-aan-de

Gerrit Jan van Heuven Goedhart
artikel https://anderetijden.nl/aflevering/625/Van-Heuven-Goedhart
Boek: Jeroen Corduwener: Riemen om de kin! Biografie van mr.dr. Gerrit Jan van Heuven Goedhart. Proefschrift Rijksuniversiteit Groningen, 2011. Handelsuitgave: Amsterdam, uitgeverij Bert Bakker, 2011. ISBN 9789035135048
Boek online https://research.rug.nl/nl/publications/riemen-om-de-kin-biografie-van-mrdr-gerrit-jan-van-heuven-goedhar

Frans Goedhart https://nl.wikipedia.org/wiki/Frans_Goedhart#:~:text=Frans%20Johannes%20Goedhart%20(Amsterdam%2C%2025,illegale%20verzetskrant%20Het%20Parool%20op.
de Keizer, Madelon. Frans Goedhart, journalist en politicus (1904-1990): een biografie. Nederland, Prometheus, Uitgeverij, 2012.

Zwart en Nationaal Front, 1934 - 1941 https://www.bhic.nl/integrated?mivast=235&mizig=210&miadt=235&miaet=1&micode=234&minr=861801&miview=inv2

Parool-post : voorlichting en documentatie 29-07-1944: https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010437443

Knuvelder:   https://www.dbnl.org/tekst/_ned021200101_01/_ned021200101_01_0012.php
Knuvelder: Nederlandse Letterkunde
https://web.archive.org/web/20030204125837/http://www.parool.nl/999449041275.html

Diverse kranten artikelen uit www.delpher.nl

De Ondergrondse Pers 1940-1945 (PDF)

Activiteiten van haar zus Jet van der Burg in Leiden: https://www.leiden4045.nl/traa-van-der-burg/

Beeld en Geluid: DE PERS IN OORLOGSTIJD radio interview 07-05-1990
https://zoeken.beeldengeluid.nl/program ( Men kan de stem van Mia van Meurs horen, echter ze vertelt bijna niets nieuws dat al in de papieren bronnen is vermeld.) (Men moet betalen om het fragment te beluisteren)

Delpher: Het Parool -Speciaal Bulletin, vrijdag, 15 Sept.1944. https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010436182

Jaarlijkse herdenking:  https://www.parool.nl/amsterdam/door-nazi-s-vermoorde-paroolmedewerkers-herdacht-ontkennen-had-geen-zin-meer~ba207b13/