Piet Sprengers &
Mien Sprengers-van Tellingen

Familie Sprengers helpen een Joodse onderduikster
en een Arbeitseinsatz-weigeraar

Petrus ( Piet ) Sprengers (12-3-1904 - 26-7-1980)
Bron foto: yad vashem

Hermiena (Mien) Sprengers-van Tellingen (12-2-1908 - 21-4-1994)
Bron foto: yad vashem

Onderduikers op de Iepenlaan 32 Eindhoven. Nummer 32 is 3e voordeur aan de linkerkant.
Of de iepen in 1940 al gerooid waren is onduidelijk, in de jaren 1930 ging in Nederland ca. 60% van het iepenbestand te gronde. De eerste vorm van de iepenziekte is waarschijnlijk afkomstig uit Oost-Azië en werd voor het eerst geconstateerd in 1918 in Noord-Brabant.

Piet Sprengers werkt bij Philips op kantoor en verricht administratieve werkzaamheden. Zijn vrouw zorgt dan voor hun twee zonen, Jan en Cor. In de 1930 zijn ze getrouwd. Zoon Jan is geboren 14 januari 1931 en de 2e zoon Cor op 24 februari 1935. Nog kinderen als een Joodse onderduikster bij hun in huis komt. In de oorlogsjaren wonen ze in het Philipsdorp: Iepenlaan 32. 

Mina van der Heim woonde, verplicht in, 1941 op Catharinastraat 60, waar haar zus en getrouwde man [zie familieband hieronder] ook woonden. Duitsers verplichten Joden om samen in een huis te gaan wonen. Begin september 1942 moeten alle Joden zich melden op het NS-station om afgevoerd te worden, vele kiezen voor onderduiken. 
De joodse Mina van der Heim (5-11-1878) duikt onder bij de Rijks Krankzinnigengesticht RPI op terrein van personeel, na een Duitse controle kon ze daar niet meer blijven. Daarom krijgt in de loop van 1943, de familie Sprengers het verzoek om de Joodse Mina van der Heim, bij hun te laten onderduiken. Mina is zo'n 65 jaar oud en is nooit getrouwd. 

Niemand mocht weten van haar onderduiken en haar plotselinge aanwezigheid bij de familie Sprengers. De kinderen van Sprengers kregen strikte orders om “tante Mientje” nooit te noemen. In dezelfde wijk woonden NSB collaborateurs, wier zoon zich had aangemeld voor de SS. Mina kreeg haar eigen kamer op de tweede verdieping van het huis in de Iepenlaan. Piet en Mien zorgden voor al haar behoeften en de kinderen verzwegen het geheim. Mina bleef tot de bevrijding van Eindhoven in september 1944.

Ook hadden de Sprengers enige tijd een andere onderduiker, hij had geweigerd zich te melden voor dwangarbeid (Arbeitseinsatz) in Duitsland. Na de oorlog verhuisde Mina naar Amsterdam, maar het contact tussen haar en de Sprengers bleef frequent. Het was Mina's wens om begraven te worden in de buurt van waar haar redders in Eindhoven woonden.

De Familie Sprengers kreeg en hun onderduikers ondersteuning vanuit het Eindhovense verzet. De naam Sprengers komt voor in onderduik archief van Strijp waaruit blijkt dat ze extra ondersteuning kregen voor de onderduikers.

Op 27 augustus 2003 namen de twee zonen (Jan en Cor) van Piet en Mien Sprengers-van Tellingen in het Verzetsmuseum in Amsterdam de Yad Vashem-onderscheiding in ontvangst. Deze onderscheiding is postuum aan hun ouders toegekend. Degenen die in de oorlog Joden het leven hebben gered, krijgen van het Yad Vashem-instituut in Jeruzalem verder de eretitel Rechtvaardige onder de volkeren.

Hoek Iepenlaan - Klimoplaan. Op de achtergrond Philips bedrijfsschool, sinds 2019 omgebouwd naar 442 luxe appartementen.
foto Google Maps /streetview

Extra 

Bron verhaal: https://righteous.yadvashem.org
Aangevuld met extra bronnen en het online boek "Joodse gemeenschap in Eindhoven".

Mina van der Heim woonde, verplicht in, 1941 op Catharinastraat 60. Daar woonden ook Nathan Blomhoff (6 aug 1902) getrouwd met Eva de Jongh (geen gegevens ?). Zijn broer Meijer Blomhoff geboren 30-4-1901 is vermoord in Auschwitz. Hun moeder Carolina van der Heim (3-9-1868) woonde op dit adres en zij was getrouwd met slager Maurits Blomhoff (14-11-1867). Carolina en haar man duiken ook onder in Eindhoven (zie Hoogstraat 185) en overleven de Duitse bezetting. Nathan Blomhoff overleeft de oorlog naar het lot van zijn vrouw Eva de Jongh blijft onduidelijk. (Met dank aan Frank van https://stichting18september.nl voor de aanvullingen, zie ook https://stichting18september.nl/slachtoffers/Meijer-Blomhoff)

Blomhoff (Blomhof) in 1917 startte slagerij in Vrijstraat 23. Hij adverteert met de naam Blomhof. Hij moet zijn bedrijf in mei 1942 sluiten (in het kader van de verordening tot verwijdering van Joodsche ondernemingen) en Alfred Toebosch neemt de slagerij dan even over; in 1943 komt het pand in eigendom en wordt het een filiaal van de foute NSB-slager Jos. Ridder uit de Strijpsestraat. Na de oorlog komt de winkel Blomhof terug: Fa. M. Blomhof tot 1962. Daarna van 1964 tot 1987 is het bar-nachtclub Femina, dan tot 1993 petit-restaurant Carlton-nachtsalon La Perla; Bratislava sluit er in 1996; in 2000 en vanaf 2011 Subway sandwiches. (bron: http://www.ihesm.com/eindhoven1934/cent/)


Het online boek "Joodse gemeenschap in Eindhoven" door Phocas Kroon 2010 schrijft over:

Verkoop van woningen en winkelpanden door Niederländische Grundstückverwalter

Op basis van verordening no. 154 van de Rijkscommissaris voor het bezette Nederlansche Gebied van 11-8-1941 werd het beheer van joods onroerend goed ondergebracht bij Stichting Niederländische Grundstückverwaltung in Den Haag. Nadat deze stichting de overname van het beheer bij plaatselijke hypotheekkantoren had laten registreren had zij de mogelijkheid om het onroerend goed aan particulieren te verkopen. Via deze weg kwam het geld in handen van de bezetter.

Zo werd op 1-2-1943 in een notariële akte, opgesteld door notaris Hoffmann, vastgelegd dat een huis met bijgebouwen, erf en tuin, gelegen in Eindhoven aan de Vrijstraat nummer 23 groot drie aren achttien centiaren (318 m2)  in opdracht van de Stichting Niederländische Grundstuckverwaltung werd verkocht aan Josephus Jacobus Ridder, slager te Eindhoven. In de akte werd vermeld dat de stichting het beheer van het pand op 2-10-1942 had overgenomen van Maurits Blomhof Catharinastraat 60 en dat deze Blomhof het pand had gekocht op 12-11-1917.
Met hulp van het kadaster in Eindhoven is de akte gevonden waarbij het pand Vrijstraat 23 op 9-1-1951 weer overgedragen werd aan de familie Blomhoff. Op basis van artikel 20 van het Besluit Herstel Rechtsverkeer E.100 waren de oorspronkelijke eigenaren van door de Duitse bezetter in beslag genomen onroerend goed weer als eigenaar aangewezen. In de akte van 9-1-1951 waren vier partijen genoemd. De erven van Maurits Blomhof, die op 5-8-1945 was overleden, de heer J.J. de Ridder die het pand in de oorlog had gekocht, de bank die aan heer de Ridder de hypotheek had verstrekt en het Nederlands Beheersinstituut in Den Haag. Dit instituut beheerde na de oorlog, in opdracht van de Staat de Nederlanden, het vermogen van de Niederländische Grundstückverwaltung. In de akte werd vastgelegd dat, om een procedure te voorkomen, het eigendomsrecht in der minne werd hersteld. Hierbij werd het eigendomsrecht “om niet” overgedragen van heer de Ridder aan de erven Maurits Blomhof. Ook werd vastgelegd dat de vordering van de hypotheekbank op heer de Ridder ten laste kwam van de Niederländische Grundstückverwaltung.

Mina van der Heim (links) en Hermiena (Mien) Sprengers-van Tellingen
© foto Yad Vashem