Iman Jacob Van den Bosch
Bankier van het verzet

"een van de grote figuren van de Nederlandse illegaliteit"

Iman Jacob van den Bosch, geboren in Groningen 30 mei 1891 gefusilleerd 28 oktober 1944 in Westerbork.

Iman Jacob Van den Bosch

De betrokkenheid van Philipsmedewerkers is groot bij het financieren van het verzet. (1) Iman Jacob Van den Bosch is een van de eersten die in “het stille verzet” gaat. Reeds in de nazomer van 1940 begint met hij met het inzamelen van gelden ten behoeve van in Nederland achtergebleven zeemansgezinnen met het door hem opgerichte ‘Trompfonds’. Hij is dan werkzaam bij Philips als afdelingsdirecteur Buitenlandse Expeditie in Eindhoven. Gaandeweg de bezetting groeit hij uit tot een van de bankiers van het verzet die Lou de Jong omschrijft als "een van de grote figuren van de Nederlandse illegaliteit".

In de jaren voor de Tweede Wereldoorlog ziet Van den Bosch op zijn zakenreizen door Duitsland wat daar allemaal gebeurt. ,,Hij had in de gaten dat het de verkeerde kant op ging en waarschuwde. In Eindhoven en omgeving belegde hij informatieavonden over het Duitse gevaar. Daarvoor werd hij door de autoriteiten wel eens op zijn vingers getikt”, vertelt zijn kleinzoon in een interview met
Eindhovens Dagblad. 31-8-2020.

Zijn oudste zoon komt om op zee, als marineman in 1941. Hij bedankt zijn vriend Gelderblom voor diens medeleven in een brief van 29 oktober 1941 met de woorden: "Waar deze jonge menschen alles inzetten, moeten wij trachten het hoofd op te houden en niet bij de pakken neer te zitten. Wij probeeren dit ook, maar het valt soms zoo zwaar.

Bankiers

Samen met Walraven van Hall is hij de "Bankier van het verzet", waarbij hij onder andere ervoor heeft gezorgd dat er machtigingen uit Londen komen ten bedrage van 30 miljoen. Later volgt op grond hiervan nog een aantal machtigingen, bij elkaar goed voor meer dan 80 miljoen gulden waarmee het NSF het verzet heeft kunnen financieren, inclusief de Spoorwegstaking. Deze machtigingen zijn ook van belang voor het verkrijgen van de medewerking van de financiële autoriteiten in Nederland bij onder meer het namaken van de schatkistpromessen en het verwisselen daarvan bij de Nederlandsche Bank. Van zijn hand is ook het ‘Memorandum van ‘43’ waarin de werkwijze van het NSF staat beschreven.

Walraven van Hall heeft onder meer met het door hem opgezette Disconto Instituut Zeelieden (DIZ) het mogelijk gemaakt dat de inkomende en uitgaande gelden op een veilige manier geregistreerd konden worden. Daarbij maakt hij op een ingenieuze wijze gebruik van de volop aanwezige verlopen waardepapieren waardoor het voor derden onmogelijk is te achterhalen wie de geldschieter is en wie de ontvanger. Bijkomend voordeel is dat dit potentiële geldschieters het vertrouwen geeft dat zij zonder gevaar geld kunnen lenen aan het NSF. Bovendien vormt dit na de bevrijding de grondslag voor de eindverantwoording die het NSF in opdracht van het Ministerie van Financiën moet afleggen over de besteding van de met behulp van de machtigingen verkregen gelden.

Zeemanspot

Mei 1940
Op 6 mei 1940 meert de ‘Veendam’, een van de schepen van de Holland Amerika Lijn (HAL), na een lange reis uit Amerika weer af aan de Wilhelminakade in Rotterdam. Op 10 mei is de bemanning alweer aangemonsterd voor de volgende reis naar New York. Als gevolg van de Duitse inval vermeldt het monsterboekje op die dag alleen: “Wegens intreding oorlogstoestand geannuleerd”.

Kapitein Abraham Filippo, de gezagvoerder van de ‘Veendam’, zal nooit meer het dek van een schip onder zijn voeten hebben als gezagvoerder, maar wel van de ‘Zeemanspot’, een organisatie die zich tijdens de bezetting inzet voor het wel en wee van de gezinnen van zeelieden die in geallieerde dienst varen.

Deze organisatie, die haar wortels heeft in Hillegersberg en Rotterdam, slaagt erin om in bezettingstijd 5,2 miljoen gulden bijeen te brengen en daarmee 18.000 gezinsleden van deze zeevarenden financieel te ondersteunen. Maar meer nog dan dat is het ook de bakermat van het Nationaal Steunfonds (NSF) dat uitgroeit tot de financier van het verzet. Deze organisatie weet in samenwerking met andere verzetsorganisaties waaronder de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO) de onderduik van 150.000 mensen te financieren.

Verhaal
Het verhaal van de Zeemanspot begint enkele maanden nadat de bezetting een feit is. Kapitein Abraham Filippo verneemt op het kantoor van de Holland Amerika Lijn (HAL) dat vrouwen van zeevarenden die in geallieerde dienst varen in de zomer van 1940 vragen om een verhoging van de aan hen uit te betalen gages om financieel (beter) rond te kunnen komen. Probleem is dat daarvoor de handtekening van de opvarende vereist is en dat is onder de heersende oorlogsomstandigheden onmogelijk. Naar aanleiding daarvan begint hij met het inzamelen van gelden ten behoeve van deze gezinnen. Cees Trapman, die werkzaam is als personeelschef bij de Verenigde Nederlandse Scheepvaart Maatschappij (VNS), houdt zich ook bezig met het inzamelen van gelden ten behoeve van gezinnen van zeevarenden in geallieerde dienst. Hij en kapitein Filippo zijn buurtgenoten in Hillegersberg en besluiten hun krachten te bundelen in de inmiddels door kapitein Filippo opgerichte ‘Zeemanspot’. Ze beginnen met het opstellen van lijsten van opvarenden van Rotterdamse rederijen die in geallieerde dienst varen. Daarbij betrekken ze ook een aantal buurtgenoten waaronder de heer Van der wijk, die als assuradeur werkzaam is op de assurantiebeurs en daar ook fondsen weet te werven ten behoeve van de ‘Zeemanspot’. Ook andere personen uit Rotterdam en omgeving gaan weldra deel uitmaken van het bestuur van de ‘Zeemanspot’, die alras beschikt over een landelijk netwerk van ‘voogden’, veelal oud gezagvoerders en officieren van de koopvaardij. Zij staan de zeemansgezinnen zowel in materiële als immateriële zin met raad en daad bij. Al met al een Rotterdams initiatief dat uitgroeit tot een landelijk opererende verzetsorganisatie.

Amsterdam
De eerste betalingen aan zeemansgezinnen in Amsterdam geschieden vanuit Rotterdam omdat het uitermate moeilijk is daar mensen te vinden die dat namens de ‘Zeemanspot’ willen doen. Dat verandert echter als kapitein Filippo begin 1942 in contact komt met de Zaanse commissionair in effecten Walraven van Hall die ook toetreedt tot het bestuur van de ‘Zeemanspot’. Behalve dat hij enige jaren als stuurman heeft gevaren op de grote vaart, heeft hij ook vele goede connecties in de financiële wereld in Amsterdam waar hij fondsen weet te werven ten behoeve van de ‘Zeemanspot’. Met grote voortvarendheid zet hij de Amsterdamse tak van de ‘Zeemanspot’ op poten.

Advertentie Helmondsch Dagblad 09-10-1945
Zeeliedenfonds - Landrottenfonds - Nationaal Steun-Fonds (N.S.F.)
“Het N.S.F is het fonds waarvoor door de heren P.J. Kroon en notaris J. Tromp gelden werden verzameld om deze te gebruiken ter ondersteuning van onderduikers en hun gezinnen.”

Trompfonds

In diezelfde nazomer van 1940 houdt de gewezen marineofficier Iman Jacob van den Bosch die werkzaam is bij Philips in Eindhoven als hoofd van de afdeling Expeditie zich ook bezig met het door hem opgerichte ‘Trompfonds’ met het inzamelen van gelden ten behoeve van zeemansgezinnen. Omdat er in Eindhoven en omgeving nauwelijks zeemansgezinnen woonachtig zijn, brengen hij en zijn medewerkers zelf het geld naar deze gezinnen in de verschillende havenplaatsen. Zo komt iemand die in Amsterdam actief is voor het ‘Trompfonds’ in contact met iemand die daar actief is voor de ‘Zeemanspot’. Dit contact leidt uiteindelijk tot een ontmoeting tussen Iman Jacob van den Bosch en Walraven van Hall die hem introduceert bij kapitein Abraham Filippo, de oprichter van de ‘Zeemanspot’, de organisatie waar uiteindelijk het Nationaal Steun Fonds (NSF) uit voortkomt dat later uitgroeit tot de financier van het verzet.


Nationaal Steunfonds

Ontstaan
Als gevolg van de steeds meer repressieve maatregelen van de bezetter komen steeds meer (andere groepen van) mensen in het nauw te zitten die ook financiële ondersteuning behoeven. Dit signaal pakken Iman Jacob van den Bosch en Walraven van Hall op. Zij zien in eerste instantie de mogelijkheid om die activiteiten onder te brengen bij de ‘Zeemanspot’, dat immers al over een landelijk netwerk beschikt. Aanvankelijk staat kapitein Abraham Filippo zeer welwillend tegenover dit idee. Maar hij ziet er uiteindelijk toch vanaf, omdat dit zijns inziens een te groot risico van ontdekking in zich draagt. Dan besluiten Walraven van Hall en Iman Jacob van den Bosch een eigen organisatie op te zetten, die eerst het ‘Landrottenfonds’ heet en kort daarna door het leven gaat als het Nationaal Steun Fonds (NSF) en uitgroeit tot de bankier en financier van het verzet. De beide organisaties blijven gedurende de bezetting nauw contact met elkaar houden en gaan de activiteiten van het ‘Trompfonds’ op in die van de ‘Zeemanspot’, waaraan kapitein Abraham Filippo tot aan de bevrijding leiding blijft geven.

Verordening
Maart 1942 verordonneert de bezetter rederijen de door hen uit te betalen gages aan de in Nederland achtergebleven gezinnen te verlagen tot onder de normen van het Maatschappelijk Hulpbetoon. De bezetter hoopt hiermee Nederlandse zeelieden te bewegen terug te keren naar Nederland en hen zo te onttrekken aan de geallieerde strijdmacht. De financiële nood onder deze gezinnen stijgt daardoor zienderogen en maakt het inzamelen van gelden nog urgenter. De regering in Londen laat hierop binnen een week bij monde van Minister Steenberghe via Radio Oranje weten zich garant te stellen voor het terugbetalen van de gelden die men leent aan deze gezinnen. De ‘Zeemanspot’ is daarmee de eerste verzetsorganisatie die leningen kan aangaan onder een regeringsgarantie. De bezetter slaagt niet in zijn opzet.

Leningen
De Zeemanspot verkrijgt in eerste instantie de gelden om zeemansgezinnen te ondersteunen uit giften. In de loop van 1942 blijkt echter dat die niet langer meer toereikend zijn om in de steeds toenemende behoefte te kunnen voorzien en dat er moet worden omgezien naar andere financieringsmogelijkheden, zoals leningen. De garantie uit Londen, zoals verwoord door minister Steenberghe, biedt die mogelijkheid. Maar er is echter wel een probleem, want bij het aangaan van leningen staat in klare taal vast wie wat leent aan wie en waarvoor. Onder bezettingsomstandigheden is dit levensgevaarlijk. Om dit probleem te omzeilen bedenkt en werkt Walraven van Hall een ingenieus plan uit. Daarbij maakt hij handig gebruik van verlopen waardepapieren zoals effecten, bankbiljetten of zilverbonnen die - hoe waardeloos ook - nog volop aanwezig zijn. Degene die de lening verstrekt ontvangt als bewijs een dergelijk verlopen waardepapier waarop bijvoorbeeld vermeld staat 5X, hetgeen betekent dat deze geldschieter een bedrag van ƒ 5.000,- heeft geleend aan de ‘Zeemanspot’. In de administratie staat alleen een omschrijving, veelal het nummer van het betreffende waardepapier, met daarachter het bedrag. Het is wel zaak dat de geldschieter dit bewijs zorgvuldig bewaart, want alleen op vertoon daarvan kan hij na de oorlog zijn geld terugkrijgen. Deze gecodeerde boekhouding maakt het zo goed als onmogelijk te achterhalen wie de geldschieter is en geeft bovendien ook potentiële geldschieters het vertrouwen dat zij zonder risico geld kunnen uitlenen aan het NSF omdat zij door deze wijze van administreren anoniem blijven.

Disconto Instituut Zeelieden (DIZ)

Ontstaan
De op deze wijze verkregen gelden en de bijbehorende administratie brengt Walraven van Hall onder in het door hem opgerichte Disconto Instituut Zeelieden (DIZ), waarin zijn broer Gijs uiteindelijk een centrale rol vervult. Om veiligheidsredenen wordt deze administratie strikt gescheiden gehouden van het eigenlijke ondersteuningswerk van de Amsterdamse tak van de ‘Zeemanspot’ en die van het NSF.
De centrale administratie van de landelijk opererende ‘Zeemanspot’ zit in Rotterdam bij kapitein Filippo, waarbij ook gebruik wordt gemaakt van het administratie systeem zoals dat door Walraven van Hall is bedacht en uitgewerkt.

Deining
Eind zaterdagmiddag 13 maart 1943 laat de bezetter als een donderslag bij heldere hemel via radio Hilversum weten dat bankbiljetten van ƒ 500,- en ƒ 1.000,- met onmiddellijke ingang niet langer meer geldig zijn en dat die uiterlijk voor 31 maart ingeleverd moeten zijn bij de Belastingdienst. Dit bericht veroorzaakt deining, bij zowel de Zeemanspot als het DIZ.

Zeemanspot
Want dankzij de garantie van de regering in Londen zit de Zeemanspot goed in de contanten, namelijk 850 briefjes van ƒ 1.000,-. Op maandagochtend slagen kapitein Filippo en enkele medewerkers erin bij verschillende postkantoren op het platteland briefjes van ƒ 1.000,- te wisselen, maar dat is niet voldoende. Nog diezelfde ochtend heeft kapitein Filippo een gesprek met de inspecteur van belastingen over de mogelijkheid belastingen van kapitaalkrachtige particulieren en ondernemingen te betalen met de briefjes van ƒ 1.000,- uit de kas van de Zeemanspot. Deze inspecteur verleent daaraan zonder meer zijn medewerking en weet bovendien ook nog eens vijf goede collega’s zover te krijgen dat ook te doen alsook een aantal accountants. Deze inspecteur stemt er ook mee in om in het geval de Zeemanspot in staat is nog meer briefjes van ƒ 1.000,- te lenen, vermits het geen zwart geld betreft, op dezelfde manier te verwerken. En daarin slaagt de Zeemanspot wonderwel met als resultaat dat het bedrag aan contant geld boven het miljoen uitkomt.

Disconto Instituut Zeelieden
Op zondag 14 maart, daags na de afkondiging van voornoemde verordening via radio Hilversum, komen ook de beide leiders van het DIZ, Walraven en Gijs van Hall bij elkaar om te overleggen wat er nu moet gebeuren. Er zit ƒ 212.000,- aan contanten in de kas waarvan ƒ 200.000,- in briefjes van ƒ 1.000,-. Beiden gaan ieder met ƒ 100.000,- op pad om te proberen die in te wisselen tegen kleinere coupures. Boven verwachting weten zij hiermee een bedrag van ƒ 293.00,- te verkrijgen, ƒ 93.000,- meer omdat mensen bereid blijken meer briefjes ƒ 1.000,- te lenen aan het DIZ. Dit succes smaakt naar meer. Zo herinnert Walraven van Hall zich dat hij op enig moment bij een bankinstelling geld had willen wisselen wat toen niet mogelijk was omdat daar alleen een groot aantal briefjes van ƒ 1.000,- in kas zat die toebehoorde aan een vakvereniging. Gewapend met deze kennis gaat hij weer bij deze instelling langs om te bezien of het niet alsnog mogelijk is deze briefjes van ƒ 1.000,- te lenen ten behoeve het DIZ, ook wel het ‘Zeeliedenfonds’ genoemd. Van Hall heeft geluk, want deze briefjes van ƒ 1.000,- blijken nog net op tijd buiten bereik gebracht te zijn van NSB-er Woudenberg die dan bij deze vakvereniging de scepter zwaait, en worden aan hem ter beschikking gesteld. Het is nog geen 31 maart en met veel inspanning slagen de gebroeders Van Hall erin om voor die datum meerdere briefjes van ƒ 1.000,- te lenen.

Resultaat
Deze op zaterdagmiddag 13 maart 1943 door Arthur Seyss-Inquart uitgevaardigde en via Radio Hilversum wereldkundig gemaakte verordening die tot doel heeft de zwarthandel tegen te gaan legt zowel de Zeemanspot als het DIZ geen windeieren. Het bedrag aan contant geld in de kas van de ‘Zeemanspot’ zit boven het miljoen en dat van het DIZ groeit van ƒ 212.000,- naar ƒ 785.000,-. Zo geeft de bezetter, zonder dat te beseffen, in zijn poging de zwarthandel tegen te gaan, een enorme financiële injectie aan het verzet dat op een vernuftige wijze van de nood een deugd weet te maken. 

Pas in 1948 wordt voor veel Nederlanders duidelijk wat de "bankiers van het verzet gedaan hebben. "Beide leiders gaven hun leven" staat in de krantenkop vermeld van Trouw 9 febr. 1948
Het Algemeen Handelsblad schrijft een paar dagen eerder, op 5 februari 1948, hier uitgebreid over:

Algemeen Handelsblad schrijft:

"Toen in November 1941 de bezetter een verbod uitgevaardigd aan Scheepvaartmaatschappijen om aan vrouwen van haar opvarenden langer de week- en maandbrieven uit te betalen en slechts toestond haar bedragen uit te keren volgens de normen van Maatschappelijk Hulpbetoon, vergoedingen welke volstrekt onvoldoende waren voor een minimum-levensonderhoud, met het doel de vrouwen in financiële moeilijkheden te brengen, welke de Nederlandse zeelieden dan wellicht zouden dwingen naar het vaderland terug te keren, stichtte de oud-marine-officier I.J. van den Bosch, werkzaam bij Philips in Eindhoven, het Trompfonds. Daarnaast werkte de Zeemanspot, een organisatie aanvankelijk onder leiding van de „gestrande" kapitein van de Holland-Amerika lijn Philippo, te Rotterdam...

Men ging zeer vernuftig te werk door naast de giften grote bedragen te lenen en als bewijs voor de lening werd een waardeloos effect of een zilverbon verstrekt, waarop na de oorlog de geleende som zou worden terugbetaald, welke som in code daarop was aangebracht. Van Hall stichtte, toen op grote schaal gijzelaars werden opgepakt, o.w. actieve geldinzamelaars van het fonds, het D.I.Z. (Disconto Instituut Zeelieden). Dat was het begin!

Het is interessant te lezen, hoe de leiders van het DIZ de maatregel van de Duitsers, in maart 1943 genomen, waarbij zij bankbiljetten van duizend en vijf honderd gulden plotseling ongeldig verklaarden, saboteerden. Het resultaat was dat de Zeemanspot van ƒ 212.000 tot ƒ 785.000 rijker werd! 


Inmiddels veranderde de situatie; ook andere slachtoffers van de terreur dan de vrouwen van zeelieden hadden steun dringend nodig. Het Trompfonds [notaris J. A. Tromp uit Deurne] werd bij het D.I.Z. ingeschakeld en in de voorzomer van 1943 werd het Landrottenfonds gesticht dat later de naam Nationaal Steun Fonds"Interessant is te lezen, hoe de leiders van het D.I.Z. de maatregel van de ds kreeg. Een Philips [Harry Linthorst Homan] medewerker van Van den Bosch trok naar Londen en vroeg daar aan de regering een garantie voor de leningen die afgesloten werden.

Eindhoven/Philips

Gehrelsgroep
Kort nadat de bezetting een feit is richt C.G.A. Gehrels (Cor) het verjaardagsfonds op. Dit fonds richt zich vooral op de financiële ondersteuning van de achtergebleven gezinnen van Engelandvaarders, zeelieden en marinemensen die in geallieerde dienst varen. Cor Gehrels begint daartoe op kleine schaal geld in te zamelen onder de collega's van het NatLab waar hij werkzaam is. Al snel wordt er meer geld ingezameld dan nodig is voor de "verjaardagen" van achtergebleven kinderen. Lees hier alles over het Gehrels-fonds dat als zelfstandig financieel ondersteuningfonds actief is geweest tijdens de bezettingsjaren, in eerste instantie in Eindhoven en omgeving en later in de provincies Limburg, Brabant en Zeeland. Het ligt voor de hand te veronderstellen dat er contact is geweest tussen de groep Gehrels en het Trompfonds van Van den Bosch, dat vanaf de nazomer van 1940 landelijk actief met het financieel ondersteunen van zeemansgezinnen. Concrete aanwijzingen daarvoor zijn er niet. Na het ontstaan van het NSF gaan de activiteiten van het Trompfonds op in die van de Zeemanspot.

Sabotage
Richard Fiebig een Duitse technicus en overtuigd nazi weet als zetbaas van Albert Speer, de Duitse Minister van Bewapening, in Nederland het bedrijfsleven meestal goedschiks te bewegen tot het uitvoeren van orders ten behoeve van de Duitse oorlogsindustrie. Daaronder ook Philips, dat in die dagen de grootste fabriek is in Europa van radiobuizen die onontbeerlijk zijn voor de fabricage van radarapparatuur. ‘Die für die Niederlände wichtigste Rustungsfirma’ valt in eerste instantie rechtstreeks onder Rijksmaarschalk Hermann Göring en daarna onder die van Albert Speer. Midden 1942 laat Albert Speer aan de Verwalter bij Philips weten dat de fabricage van radarapparatuur de hoogste prioriteit heeft.  

Spionage
Hoezeer het ook voor de hand ligt Iman Jacob van den Bosch, die woonachtig is in Eindhoven en werkzaam is bij Philips, rayonhoofd te maken in het zuiden van het land, gebeurt dit niet. De reden hiervoor is een spionageaffaire bij Philips waarbij zowel hij als Harry Linthorst Homan, de directiesecretaris van Philips, betrokken zijn. Het is eind 1941 als laatstgenoemde, die actief is voor de Orde Dienst (OD) in Oost Brabant, aan Iman Jacob van den Bosch, die het hoofd is van de afdeling van expeditie bij Philips, vraagt informatie te verstrekken over wat Philips allemaal produceert voor en levert aan de Duitse oorlogsindustrie. Hij aarzelt geen moment en laat zijn secretaresse, Tini de Wilde, later in het verzet bekend onder de naam ‘Miep’, hiervan kopieën maken. Een paar keer per week levert zij deze informatie af bij Linthorst Homan die zorg zal dragen voor verzending naar Engeland.

Verraad
Op een gegeven moment stuurt Harry Linthorst Homan de man die deze informatie naar Engeland zal brengen langs bij Iman van den Bosch. Vanaf het eerste moment vertrouwt hij deze man niet en terecht naar later blijkt. Want begin september 1942 houden de Duitsers in Den Haag een man aan die deze informatie bij zich heeft en die vervolgens bij majoor Liese, de Verwalter, de Duitse toezichthouder bij Philips, op het bureau komt. ‘Ein Ernsthafter Fall regerechter Sabotage’ met deze woorden confronteert de Verwalter Iman Jacob van den Bosch met deze belastende papieren en draagt hem op uit te zoeken wie hier achter zit(ten), wat hij ook toezegt te zullen doen. Maar dat doet hij niet, integendeel, in plaats daarvan waarschuwt hij Tini, zijn secretaresse, die nog dezelfde dag naar een onderduikadres in Den Helder vertrekt. Vervolgens neemt hij hierover contact op met Harry Linthorst Homan die voorstelt deze belastende papieren te verbranden. Iman Jacob van den Bosch besluit echter de papieren met een begeleidend schrijven aan de Philipsdirectie te sturen. Daarin laat hij weten dat het hem, alle inspanningen ten spijt, niet is gelukt te achterhalen wie hier achter zit(ten). Omdat het odium van schuld op hem blijft rusten dient hij zijn ontslag in en duikt vervolgens ook onder in Den Helder. Het is dan begin oktober 1942. Van daaruit gaan hij en Tini eind van dat jaar naar Groningen, waar zij actief blijven voor het NSF tot hun arrestatie op 18 oktober 1944. Vanaf het moment dat hij onderduikt werkt hij onder de schuilnaam Jan van den Berg.

Bombardement
Toch bereikt de nodige informatie over wat Philips aan technologische hoogwaardige producten maakt en levert aan de Duitse oorlogsindustrie Engeland. Mede op grond daarvan besluiten de geallieerden over te gaan tot het bombarderen van de Philipsfabrieken. Daartoe stijgt op zondagochtend 6 december 1942 een 100-tal jachtbommenwerpers op die om 12.00 uur hun lading droppen op de Philipsfabrieken. Bij dit bombardement komen naast een aantal Philipsmedewerkers en Duitse militairen en 10  helaas 140 burgers om het leven. Harry Linthorst Homan blijft na dit bombardement nog wel werkzaam voor Philips maar slaapt vanaf dat moment niet langer meer thuis, maar in een zomerhuisje in Sint Michielsgestel. Vlak voordat de SD hem in maart 1943 wil oppakken, duikt ook hij onder.

Als Anton Philips, die op dat moment in Amerika zit, hiervan hoort stuurt hij op hoge poten een brief aan de regering in Londen waarin hij zijn ongenoegen uit over deze gang van zaken. Het mag niet baten, de Philipsfabrieken zijn nog zes keer het doelwit van geallieerde bombardementen.

Harry Linthorst Homan speelt later een doorslaggevende rol bij het verkrijgen van de eerste garantie ten behoeve van het NSF.

Machtigingen

Een compilatie van Iman Jacob van den Bosch en belangrijke garantstelling voor het ondergrondse verzet: De eerst garantie met op de voorgrond van den Bosch, die bij het verkrijgen daarvan een belangrijker rol heeft gespeeld dan veelal beseft. De enige die daar uitvoerig aandacht aan geeft is Mr. Sanders in zijn boek over de financiering van het verzet. De Jong besteedt in zijn Opus Magnum daar niet veel aandacht aan evenals Erik Schaap in zijn boek over Walraven van Hall als premier van het Verzet, terwijl deze machtiging de basis voor alle overige machtigingen vormt waarmee het NSF alle verzetsactiviteiten van meer dan 80 miljoen weet te financieren, inclusief de Spoorwegstaking en het verkrijgen van de steun van de financiële autoriteiten bij onder meer de 'Wisseltruc' bij de Nederlandse Bank. Dit belangrijke aspect van het werk van het NSF is altijd enigszins onderbelicht gebleven. Deze fotocompilatie zet alles in een keer neer.

Garanties

De garantie van de regering, zoals verwoord door Minister Steenberghe, is eigenlijk alleen bedoeld voor het dekken van leningen aangegaan voor de financiële ondersteuning van zeemansgezinnen. Door deze garantie ruimer uit te leggen dan bedoeld, lukt het aanvankelijk ook daarmee grotere bedragen te lenen. Dat is mede mogelijk omdat de ambtelijk top van het ministerie van Sociale Zaken na een gesprek met Walraven van Hall zich bereid verklaart om na de oorlog erbij de regering op aan te dringen de geleende sommen geld terug te betalen. Diezelfde toezegging verkrijgt Van Hall ook van de voormalige directeur van de Nederlandse Bank, Mr. Trip, wiens positie in 1941 is ingenomen door de NSB-er Meinoud Rost van Tonningen. Uiteindelijk neemt de groep van mensen die financiële ondersteuning behoeft alsmede het groeiend aantal verzetsactiviteiten een zodanige omvang aan dat de daarvoor te lenen gelden redelijkerwijs niet meer onder de werkingssfeer zijn te brengen van deze garantie. Om dergelijke omvangrijke bedragen te kunnen lenen van potentiële geldschieters, is het echter wel noodzakelijk over daartoe strekkende garanties te kunnen beschikken. De enige instantie die een dergelijke omvangrijke garantie kan geven, is de regering in Londen.

Londen
Tegen deze achtergrond ontstaan binnen verschillende kringen van het verzet plannen om de tocht naar Londen te ondernemen om daar hun financiële zaken te bepleiten. In de zomer van 1943 vertrekt daartoe, onafhankelijk van elkaar, een aantal vertegenwoordigers van het verzet. Een van hen is Andre Koch die aan het hoofd staat van een verzetsgroep die over een zender beschikt. Hij is ook nauw betrokken geweest bij de studentenstaking in Leiden naar aanleiding van de protestrede van professor Cleveringa die leidt tot de sluiting van de universiteit aldaar. Hij komt in januari 1944 aan in Londen. Van Heuven Goedhart is werkzaam voor het illegale blad ‘Het Parool’ waaraan hij tot zijn vertrek naar Londen in april 1944 mede leiding geeft. Hij vertrekt evenals Andre Koch ook in de zomer via Frankrijk en Spanje naar Engeland, waar hij begin 1944 aankomt. Pater Bleys onderneemt in april 1944 de tocht naar Londen namens het verzet in Limburg eveneens via Frankrijk en Spanje om de regering bij te praten over de stand van zaken van het verzet in het zuiden van het land en het verzoek om speciaal daarvoor ook middelen beschikbaar te willen stellen. 

10 januari 1944 schreef de Londense regering een brief, waarin zij zich garant stelde voor een bedrag van ten hoogste dertig miljoen gulden.
Omgerekend zou dit bedrag nu zo'n € 210.000.000 zijn.
Volgens de koopkracht tool bij internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) 
Deze originele brief is een zeer uniek document in de geschiedenis van het Nederlandse verzet. Zie ook Linthorst-Homan

Londen

In de zomer van 1943 vertrekken Linthorst Homan en Van Houten, beide actief voor de OD, namens het NSF naar Londen om bij de regering aan te dringen ruimere garanties af te geven waardoor het verzet in Nederland leningen kan aangaan om daarmee zijn steeds omvangrijker wordende activiteiten te kunnen financieren. Eerstgenoemde reist via Frankrijk en Spanje naar Londen en van Houten onderneemt deze reis via de Zweden. Voordat Van Houten vertrekt praat Van den Bosch hem uitvoerig bij over de financiële behoeftestelling van het verzet. Linthorst Homan is door zijn contacten met Van den Bosch reeds bekend met werk van het NSF en is daardoor ook op de hoogte van de financiële noden van het verzet.

Hij en Van den Bosch kennen elkaar vanuit hun werk en spionageactiviteiten bij Philips. Alvorens Linthorst Homan vertrekt, regelt Van den Bosch nog een gesprek voor hem met Walraven van Hall in Amsterdam, die hem ook nog van de nodige informatie voorziet. Van Houten komt begin december 1943 aan in Londen en gaat zoals afgesproken met Linthorst Homan meteen samen met majoor Somer, dan hoofd van het Bureau Inlichtingen, in gesprek met de regering.

 Die denkt op dat moment nog in bedragen van ƒ 25.000,- tot ƒ 50.000,- per maand. Na dit gesprek gaat de regering in bedragen van enkele tonnen tot enkele miljoenen denken. Pas na het gesprek met Linthorst Homan die half december in Londen aankomt valt, zoals majoor Somer dat kort samenvat, het kwartje: het gaat niet langer meer om tienduizenden, honderdduizenden of enkele miljoenen guldens maar het gaat om tientallen miljoenen guldens. De daad bij het woord voegend tekent Gerbrandy namens de regering een machtiging ten bedrage van 30 miljoen gulden, waarvan de eerste 10 miljoen direct beschikbaar zijn. De overige 20 miljoen gulden is pas beschikbaar als na overleg van stukken blijkt dat de eerste 10 miljoen ook daadwerkelijk is aangewend voor het doel waarvoor die is afgegeven en dat onomstotelijk vaststaat dat het tweede deel van 20 miljoen echt onontbeerlijk is voor de verdere financiering van het verzet. Het is dan 10 januari 1944. Deze machtiging vormt de basis voor de andere machtigingen die (uiteindelijk) volgen ten bedrage van ruim 80 miljoen van belang voor het financieren van het verzet, inclusief de Spoorwegstaking en het verkrijgen van de medewerking van de financiële autoriteiten bij het namaken en verwisselen van de schatkistpromessen bij de Nederlandse Bank.

Regering verklaart oktober 1943 dat bankbiljetten van fl. 1000,- en fl.500,- zal honoreren bij het omwisselen tegen kleine coupures, ten bate van het ondergrondse werk, ook bekend als "wisseltruc", waarmee NSF zelfs extra geld overhield.
Geheim agent Schreinemachers had daar last van dat hij alleen grote bedragen bij zijn dropping mee had gekregen.
Ook hadden de Duitsers verplicht om fl. 1000,- en fl.500,- om te wisselen.

De getypte versie van de brief, waarin de regering in London garant staat voor 30 miljoen.

Philipsmedewerkers

Hieronder volgt een beschrijving van Philipsmedewerkers die onder meer actief zijn geweest voor het Nationaal Steunfonds, waaronder Harry Linthorst Homan, dr. ir. N.A.J. Voorhoeve, ir. A.J. Gelderblom, A. Voorwinde, Mr. J. L. Hamming en Iman van den Bosch. 

Arie Voorwinde

In het zuiden werden de Nationaal Steun Fonds werkzaamheden aanvankelijk door van den Bosch gedaan. Als gevolg van zijn betrokkenheid bij een spionageaffaire dat leidt tot het eerste bombardement op de Philipsfabrieken, moet hij eind september-begin oktober 1942 onderduiken. Lees hier verder.

Mr. H.P. (Harry) Linthorst Homan

... In maart 1943 weet Harry Linthorst ternauwernood aan arrestatie te ontkomen en duikt dan ook onder. In Londen houdt hij een vurig pleidooi ten overstaan van de regering in ballingschap voor het verstrekken van machtigingen aan het NSF ten behoeve van de financiering van het verzet. Kort daarna volgen de machtigingen. Lees hier verder.

Jaap Hamming

De weerzin daartegen is bij sommige medewerkers zo groot, dat zij zich al in een vroeg stadium aansluiten bij het verzet. Jaap is een van hen en is een van de eerste leden van de Orde Dienst (OD) en wordt al spoedig commandant van de OD-regio 18, die actief is in Eindhoven en omgeving. Lees hier verder.

Dre Gelderblom

Dre Gelderblom is een Philips collega en persoonlijke bevriend met Iman Jacob Van den Bosch, ze kennen elkaar uit de marinetijd.
Lees hier verder.

Van den Bosch reist veel in het land om alles te regelen, gebruikte hij hiervoor een NS dekmantel.
 foto NRC / familie van den Bosch

„Een prachtige dekmantel om door het hele land te kunnen reizen.”
Iman Jacob van den Bosch als „controleur 1ste klasse in dienst” van de Nederlandse Spoorwegen. foto NRC / familie van den Bosch

Iman van de Bosch

Op 30 mei 1891 ziet Iman van den Bosch het levenslicht in Groningen. Na de HBS-B te hebben doorlopen volgt hij in navolging van zijn vader de opleiding tot marineofficier aan het Koninklijk Instituut voor de Marine (KIM) en in 1912 volgt zijn beëdiging tot officier. In januari 1919 verlaat hij de marine en gaat werken voor Nievelt Goudriaan & Co. in Rotterdam. Na nog een aantal jaren in Antwerpen voor een rederij te hebben gewerkt maakt hij in 1927 de overstap naar Philips in Eindhoven waar hij al snel het hoofd wordt van de afdeling expeditie. Volgens overleveringen vraagt Frits Philips hem eind jaren ’30 toe te treden tot de directie onder de onuitgesproken voorwaarde dat hij de beginselen van de morele herbewapening onderschrijft. Dat doet hij niet onder verwijzing naar wat er allemaal op dat moment bij onze oosterburen aan de gang is. Ook is hij in die dagen nauw betrekken bij het opzetten van de BB is Eindhoven.
Kort nadat de bezetting een feit is begint hij met het door hem opgezette ‘Trompfonds’ met het inzamelen van gelden ten behoeve van gezinnen van zeevarenden die actief zijn in geallieerde dienst. Zo komt hij uiteindelijk in contact met Walraven van Hall die hem weer in contact brengt met kapitein Abraham Filippo, de oprichter van de Zeemanspot waaruit later weer het Nationaal Steunfonds voorkomt. Als gevolg van spionageactiviteiten bij Philips moet hij eind 1942 onderduiken, eerst in Den Helder en daarna in Groningen, waar hij tot zijn arrestatie samen met zijn rechterhand, Tini de Wilde, ‘Miep’ in het verzet actief is voor het NSF.
Op 18 oktober 1944 worden hij en ‘Miep’ als gevolg van verraad gearresteerd. Miep is reeds eerder op het afgesproken adres aangekomen waar ze samen met een lid van de KP wordt gearresteerd. Als ze Van den Bosch ziet aankomen waarschuwt ze hem. Hij ziet dat en loopt door. Ongelukkigerwijs heeft een SD-er dit gezien en schiet dwars door de ruit Van den Bosch in de schouder. Hij weet nog een fietsenmakerij te bereiken waar hij zich van belastende papieren weet te ontdoen alvorens hij door de SD wordt gearresteerd. Daarna worden hij en ‘Miep’ overgebracht naar het Scholteshuis, het hoofdkwartier van de SD in Groningen, waar hij een aantal pijnlijke verhoren ondergaat. Ondanks het feit dat de SD geen belastende stukken tegen hem heeft, wordt hij wel aangemerkt als ‘Todeskandidat’”.
Op 28 oktober wordt het vonnis aan hem en een vijftal anderen even buiten kamp Westerbork voltrokken. Daartoe worden zij op rij gezet met de rug naar het vuurpeloton dat vijf meter achter hen staat opgesteld. Twee leden van het vuurpeloton blijken niet de vereiste uitrusting bij zich te hebben; zij denken te kunnen volstaan met hun dienstpistool. De commandant van het vuurpeloton, kapitein Schmidt van de SD, beveelt ze om bij het kampcommandant alsnog een een karabijn en een stahlhelm te halen. Letterlijk uitstel van executie. Zodra ze terug zijn wordt het vonnis voltrokken. Alvorens het commando ‘vuur’ klinkt, draait Van den Bosch zich om en roept:’Leve de Koningin’.
‘Miep’, die de oorlog overleeft, trouwt met Henk Stouten en overlijdt in 1990. Zij schrijft mee aan een boek over het Verzet In Groningen, isbn 9062430465.

https://www.eindhoven4044.nl/3/assets/images/kopergravure-bosch-325x482.jpg

Plaquette
In 1947 nemen de medewerkers van de afdeling Buitenlandse Expeditie het initiatief een herinneringsplaquette op hun afdeling aan te brengen. Dit als postume hulde aan hun vroegere chef, de heer I. J. van den Bosch.

De onthulling vindt plaats in juni 1947 in aanwezigheid van Frits Philips, ir. Otten, admiraal Heeris. Verder zijn vrouw Ebba v. d. Bosch-Vestesen, zijn zoon Hilmar en dochter Ingeborg alsmede zijn secretaresse mej. M.H. J. (Tini) de Wilde (‘Miep’), en vele anderen, waaronder Dre Gelderblom en Arie Voorwinde.

Ir. F. Philips spreekt namens de Raad van Bestuur zijn dank uit voor het werk dat de heer Van den Bosch vóór de oorlog voor Philips deze zeer verantwoordelijke post heeft verricht. "Van den Bosch was een zeer kundig man. Hij heeft gewerkt naar de beste traditie van de Marine: zelfs toen het einde kwam ging hij tezamen met zijn bemanning ten onder. Hij was voor ons de verpersoonlijking van het verzet. Hij heeft niet luidruchtig gewerkt, neen, hij heeft het stille werk op de achtergrond gedaan." Ir. F. Philips onthult hierna de plaquette.

Later heeft de familie navraag gedaan naar de plaquette. Maar het gebouw waar dit aandenken was aangebracht is gesloopt en de mededeling was: de kopergravure is daarbij met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid 'verloren' gegaan.

Onderscheidingen
Koningin Wilhelmina kent hem in 1945 het Verzetskruis toe. In 1954 wordt hem de ‘American Medal of Freedom’ toegekend en in 1979 kent Israel hem de Jhad Vashem onderscheiding toe. 

Bronzen plaquette met inscriptie: "Strijder voor vrijheid en recht. Gefusilleerd 28 oktober 1944".

Voorpagina van de  De Vrije Philips Koerier van 5 juli 1947 volledig gewijd aan I. J. van den Bosch.

Leiding

Philipsaandeel
De twee oprichters van het NSF, Iman Jacob van den Bosch en Walraven van Hall vormen samen met Arie Voorwinde uit Eindhoven in eerste instantie de leiding van het NSF. Als laatstgenoemde eind augustus 1943 wordt gearresteerd volgt Dre Gelderblom hem op. Later, als Walraven van Hall het te druk krijgt met zijn andere (coördinerende) verzetsactiviteiten treedt Jaap Buijs, zijn rechterhand, toe tot de leiding van het NSF. Met de bevrijding van het zuiden van het land in september 1944 komt het aandeel van Dre Gelderblom in de leiding van het NSF te vervallen. Met de arrestatie van Iman Jacob van den Bosch op 18 oktober en zijn executie op 28 oktober 1944 zijn het Walraven van Hall en Jaap Buijs die samen met Gijs van Hall de leiding vormen van het NSF. Als Jaap Buijs op 12 januari 1944 wordt gearresteerd blijven Walraven van Hall en zijn broer Gijs over om leiding te geven aan het NSF. Dat duurt slechts tot 27 januari 1945, de dag waarop Walraven van Hall wordt gearresteerd gevolgd door diens executie op 12 februari 1945 nabij de Jan Gijssenbrug in Haarlem noord. Gijs van Hall moet zich na de arrestatie en executie van zijn broer gedeisd houden en onderduiken. Peter Plantinga, een bankier uit Amsterdam, stuurt het NSF aan tot aan de bevrijding op 5 mei 1945.

Dre Gelderblom houdt zich na de bevrijding van het zuiden bezig met de soldijkweste van de Binnenlandse Strijdkrachten, het opzetten van een steunactie aan het nog bezette deel van Nederland onder de naam Zuid helpt Noord en zet de Stichting Nationaal Steunfonds op.

Opvallend is het aantal Philipsmensen dat deel heeft uitgemaakt van de leiding van het Nationaal Steunfonds.  

Nederlandse speelfilm Bankier van het Verzet.

Bioscoopfilm “Bankier van het verzet”

De wijze waarop het Nationaal Steun Fonds [NSF] geld inzamelde en verdeelde is populair vertolkt in de speelfilm “Bankier van het verzet”. Omdat het verhaal van het NSF zo veelzijdig en omvangrijk is, hebben de producent en de regisseur besloten te focussen op het meest sensationele aspect, namelijk het namaken van schatkistpromessen en het verwisselen daarvan bij de Nederlandsche Bank. Daarin spelen Walraven van Hall en zijn broer Gijs samen met de kassier-generaal van de Nederlandsche Bank een sleutelrol en dus ook in de film. Door deze keus is de rol van Van den Bosch in de film enigszins op de achtergrond geraakt, maar wel aanwezig. Want met zijn aandeel bij het verkrijgen van de machtigingen uit Londen, waarbij hij onder meer nauw samenwerkt met Harry Linthorst Homan, heeft hij in niet onbelangrijke mate bijgedragen aan het succes van deze operatie.
Naast Van den Bosch en Linthorst Homan zijn ook de nog andere mensen uit de Philipsorganisatie betrokken bij het NSF. Behalve de hiervoor genoemden zijn dat degenen die betrokken zijn geweest bij het ‘Verjaardagsfonds’, de groep Gehrels en het Trompfonds. Daarnaast zijn Philipsmedewerkers betrokken geweest bij tal van andere verzetsactiviteiten. Vanwege de keus die de producent en de regisseur hebben gemaakt, spelen Dr. N.J. A. Voorhoeve, Ir. A.J. Gelderblom, A. Voorwinde en Mr. J. L. Hamming, evenals vele andere betrokkenen daarin geen rol.

De NRC van 2 maart 2018 beschrijft uitgebreid hoe deze verzetsbankier, uit de film-geschiedschrijving is verdwenen. Harm Ede Botje beschrijft in Vrij Nederland 6 maart 2018 de 10 historische missers in de film. Daarmee benadrukt hij dat historisch gezien deze film geen verantwoord document is dat het verhaal vertelt van het Nationaal Steunfonds.
Als speelfilm is het overigens wel een succes, want vijf weken na de première in 2018 hadden 300.000 bezoekers de film gezien. Nadien is de film diverse keren vertoond op de TV en de is film opgenomen in het aanbod van streamingdiensten zoals Netflix.


Philipsman hielp het verzet aan miljoenen
Iman Jacob van den Bosch was 'bankier van het verzet'
Eindhovens dagblad 29 augustus 2020 of online verhaal [abonnees]

Gelijknamige kleinzoon Iman Van den Bosch verdiept zich nu in de geschiedenis van zijn grootvader en hoopt op informatieve of aanvullende reacties op dit verhaal. 

Extra documenten en informatie

Extra rondom Iman Jacob Van den Bosch

Iman Jacob Van den Bosch woont tijdens de oorlogsjaren: Kievitlaan 15, Eindhoven. Hij is getrouwd met Ebba v. d. Bosch-Vestesen en heeft twee zonen en een dochter. Zijn oudste zoon komt om op zee, als marineman in 1941.
Van den Bosch, die al in 1941 was ondergedoken, wist naar Groningen, zijn geboortestreek, te ontkomen waar hij verder ging met de organiseren van de financiering van het verzet. Philips bleef zijn salaris doorbetalen, pas toen de Duitse toezichthouder ofwel "Verwalter" in juni 1943 dit bemerkte is de betaling gestopt. Hierna is zijn familie door de Philips "zwarte kas" onderhouden.

Bij zijn arrestatie in 18 oktober 1944 waren  aanwezig: Tini, Van Loon, Fré Legger en Henk Ridder. Deze vergadering had niets met het NSF te maken maar Van den Bosch had een extra taak opgenomen als: adviseur voor de KP Groningen. Dat is hem fataal geworden. De Duitse bezetter was totaal onwetend over zijn rol bij de NSF.  Door verraad in de KP, door oorlogsmisdadiger Abraham Kaper, zijn ze allemaal gevangen genomen. Kaper is later ter dood veroordeeld en in 1949 gefusilleerd.

Pas op 14 september 1945 wordt zijn dood echt bevestigd. Welke belangrijke invloed hij heeft gehad in de oorlog wordt niet vermeld in de Vrije Philips Koerier 1945. De rol van "financierder van het verzet" is door de Duitser onderschat maar na de oorlog pas jaren later duidelijk geworden. Daarom schrijft De Vrije Philips Koerier, nr. 44. in algemene bewoording over van den Bosch: "tijdens de bezetting zeer actief aan de verzetsbeweging". Ook de herinneringsplaquette zou in 1947 een andere tekst dan " Strijder voor vrijheid en recht" hebben gehad als zijn rol, die van alle 1900 anderen NSF medewerkers duidelijk was geweest. 


naam: Bosch, Iman Jacob van den
standplaats: Groningen, Trompstraat 15ª
beroep: Procuratiehouder van Philips Eindhoven - Algemeen Hoofd NSF
onderscheiding: Verzetskruis (1946-05-07)
contactpersonen: Jo Boltjes, Fré Legger, Schelling, Reinoud Roukema, E. van der Laan, Gernaat, Willy Staal, W. Vasbinder, Tini de Wilde
schuilnamen: Pa v.d. Berg; van den Box
verzetsactiviteiten: Algemeen hoofd NSF. Lid commissie van advies voor de KP. Meegewerkt aan het samengaan van KP, OD, RVV
bijzonderheden: Gefusilleerd te Westerbork. Herbegraven op het Groningse Esserveld, 1945-11-02
geboren: 1891-05-30 te Groningen [er staat foutief Eindhoven]
Gearresteerd op: Door de SD met hulp van Kaper gearresteerd bij van Loon aan de Parkweg 111, 1944-10-18. Gevangen gezeten in Westerbork
overleden: 28 oktober 1944 - fusilleert te Westerbork 
Herbegraven 2 november 1945 Groningen Esserveld
bs-rapport: AM-H 2 en 3; BS 6; BS 431; BS 508; BS 638; BS 665; BS 719; BS 818


-----------------------


Verzetskaart: Maria Hubertina Johanna (Tini) de Wilde. Actief voor NSF
Verzetscontacten: Iman van den Bosch; deken Buve, P.B Venema, Fré Legger, G. Jonkers, E.J. v.d. Laan, Kaaden v.d. Vasbinder. 
Samen met anderen door de SD gearresteerd bij van Loon aan de Parkweg, 1944-10-18. Gevangen gezeten in het Scholtenshuis, het politiebureau, op Borkum, in het Huis van Bewaring en Westerbork.
April 1945 door Canadezen uit een gevangenentransport bij Visvliet bevrijd.
Geboren 24 maart 1913 te Roermond - overleden 1-1-1990
Verzetsherdenkingskruis gekregen als M.J.Stouten-de Wilde. 
Bron https://www.groningerarchieven.nl

Ex-burgemeester van Hall Zwendelaar voor een goede zaak. Een interview met Mr. G. van Hall, broer van Wally van Hall en ex-burgermeester Amsterdam, wordt de werkwijze van het financieel verzet in de oorlog uitgelegd.

Medewerkers NSF District Eindhoven, zie alle namen


Uitbetalen aan onderduikers


Geld inzamelen en garanties verkrijgen is één ding, het uitbetalen aan onderduikers en stakers een ander. Van de 1900 medewerkers van het NSF houdt de meerderheid zich vooral daarmee bezig. Koeriersters fietsen door het hele land met in de buizen van hun frame en de pinnen van hun zadel onwaarschijnlijk grote hoeveelheden geld. Het gaat allemaal meestal goed. Tijdens de hele oorlog is zijn een aantal medewerkers van het NSF opgepakt, vaak omdat zijn bij andere activiteiten van het verzet actief waren, zie hier de lijst van 84 NSF leden zijn omgekomen in hun NSF-verzetswerk.
Een van de manieren om geld te verstrekken is: Wie in aanmerking wil komen voor een uitkering, moet een ‘schadeformulier ongevallenverzekering’ invullen met persoonlijke gegevens. Op deze manier worden de Duitsers misleid, want zo lijkt het alsof het om een verzekeringsmaatschappij gaat. De hoogte van de uitkering is afhankelijk van onder meer de gezinssituatie en van het laatst verdiende loon.

De lijst hiernaast zijn medewerkers N.S.F. district Eindhoven, hiervan heeft iedereen de oorlog overleefd. 



Straatnamen genoemd naar Iman van den Bosch

Iman van den Boschlaan Waalre
Iman van den Boschstraat Oss (Verzetsheldenbuurt)
Iman van Den Boschstraat Best
Iman van den Boschpad Rotterdam
Op 4 mei houdt Waalre de traditionele dodenherdenking bij het beeld ‘Bevrijding’ in het plantsoen aan Iman van den Boschstraat.
Hij is geëerd en begraven op de begraafplaats Esserveld in Groningen-Zuid. Daar staat een monument met een wit natuurstenen beeld van een staande vrouwenfiguur. Achter het beeld is in U-vorm een muur geplaatst. In deze muur zijn 45 stenen geplaatst met daarop de namen van de slachtoffers, hun geboortedatum en de datum waarop zij in het kamp Westerbork zijn omgebracht. Achter de muur zijn de 45 urnen ingemetseld. Iman is gefusilleerd op 28-10-1944 te Westerbork, samen met nog zes andere verzetstrijders.

Oprichting NSF in 1944

ir. A.J. Gelderblom

Voorzetting NSF

Officiële NSF oprichting door ir. A.J. Gelderblom, lees hier verder.