Ir. Th.Ph. (Theo) Tromp

Verzetsman en ereburger van Eindhoven.

Ir. Th.Ph. (Theo) Tromp

Ir. Th.Ph. (Theo) Tromp

Tromp opereerde in de Nederlandse illegaliteit onder de schuilnaam 'Harry'. Hij zorgde ervoor dat de civiele en militaire informatie, die spionagegroepen in steeds grotere hoeveelheden verzamelden, op microfilm werd gezet.

Tromp was tijdens het uitbreken van de Oorlog 10 mei 1944, 36 jaar en was als reserve officier opgeroepen bij de verdediging van Nederland. Tijdens zijn korte internering besprak hij al verzetsplannen met zijn mede (reserve) officieren.

Hij was 1940 onder meer belast met de leiding van de radio- en buizenfabriek van Philips en is tijdens de oorlog directeur van deze belangrijke strategische onderdelen.

Tromp gaf ook financiële steun aan enkele verzetsgroepen; mogelijk was dit geld (deels) afkomstig uit de verkoop van enkele diamanten die Anton Philips in beheer van zijn secretaresse mejuffrouw Van Breemen had achtergelaten, en waarvan zij later meldde dat uit de opbrengst onder andere ondergrondse activiteiten waren betaald.

Dit type ‘volksontvanger’ diende in de jaren 30 in miljoenen Duitse huishoudens als spreekbuis van de nazi-ideologie. Aan weerszijden van het frequentievenster zien we een adelaar met hakenkruis. De typeaanduiding 301 verwijst naar de dag van Adolf Hitlers machtsovername op 30 januari 1933. Deutsche Philips Gesellschaft was een zustermaatschappij van de Nederlandse elektronica-onderneming Philips.

Tromp in Duitsland

Theodoor Philibert (Theo) Tromp werd op 9 juni 1903 geboren te Voorburg. Hij studeerde in de werktuigbouwkunde te Delft en trad als 24-jarige (1927) in dienst bij Philips. In 1929 zond Anton Philips hem naar de pas door het concern overgenomen C.Lorenz fabrieken in Berlijn waar hij in twee en half jaar vloeiend Duits leerde spreken. Lorenz was een telefoonfabriek die ook radio-ontvangers maakte. Later in 1939 ook de Volksempfänger.

In 1934 ging hij terug naar Berlijn en zag hoe sommige "krantenverkopers" van communisten in nazi-krantenventers waren veranderd. "Opportunisten dus ... volkomen karakterloos", aldus Tromp in een interview met Frans Dekkers.

In de jaren dertig behartigde hij de connecties vanuit Eindhoven met de Philips-fabrieken die in het buitenland elektronenbuizen fabriceerden. Zijn contacten met ‘La Radiotechnique’ in Parijs leverden hem zijn Franse taalvaardigheid op. 

Hoofdingenieur van Radio- en buizenfabriek

Tromp was tijdens het uitbreken van de Oorlog 10 mei 1944, 36 jaar en was als reserve officier opgeroepen bij de verdediging van Nederland. Tijdens zijn korte internering besprak hij al verzetsplannen met zijn mede (reserve) officieren.

In 1940 kreeg hij de algehele leiding over de radio- en buizenfabriek van Philips, hier werden belangrijke en strategische radiobuizen onderdelen gefabriceerd.

Gedurende de bezettingsjaren woonde Tromp en zijn gezin in het Villapark, eerst de Lijsterlaan 34 en later in de oorlog op de chique Parklaan 75. Dit alles op loopafstand van zijn collega's, waarvan een aantal in het verzet zaten. Maar ook de NSB burgermeester dr H.A. Pulles, voorheen veearts, woonde om de hoek op Merellaan 2.
Al deze "lanen" komen uit op de Parklaan. De villa Parklaan 54 van de Joodse familie Elias was in 1940 in gebruik genomen door de Wehrmacht, Gestapo, Reichs Luftfahrt Ministerium (RLM), SS Sonderstab Feldmeijer en staf Oberkommando Wehrmacht.

Tromp fietste iedere dag langs deze villa.

In het bijzondere boek "In en om de Philips fabrieken" uitgave 1921
Een fotoboek dat in 100 pagina's een beeld geeft van de Eindhovensefabrieken van Philips.
Het ontwerp was van de hand van de bekende sierkunsternaar Chris Lebeau.
Parklaan 77 - 79 Bazel-panden staan op linker pagina erin als "Homes for Engineers and Staff"

Vanuit zijn functie als bedrijfsleider onderhield hij noodgedwongen contact met de Duitse bezettingsautoriteiten, in het bijzonder de Verwaltung van het Philips-concern. Vanaf 1943 verzamelde hij militaire en economische gegevens die hij naar Londen doorspeelde. Deze inlichtingenactiviteiten ontplooide hij via de "groep-Harry" en de Geheime Dienst Nederland. Ook had hij banden met tal van andere verzetsorganisaties, waaronder de Ordedienst, de Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers en de Raad van Verzet. Voorts was hij betrokken bij hulp aan neergestorte geallieerde piloten en onderhield hij contacten met de Militair Attaché in Bern, generaal-majoor A.G. van Tricht. Via het Rode Kruis stond Tromp in contact met Philips-medewerkers in de niet-bezette landen.

Tijdens de oorlogsjaren maakte Tromp gebruik van verschillende schuilnamen: Harry, Siena, Ludovicus, Henk van Heuven, Henk Smits, Piet Hein, XYZ en Piet Schouwstra. Tromp opereerde zeer voorzichtig in contacten en delegeerde meestal via goede vrienden, Philips collega's en familieleden. Hij gebruikte tijdens de oorlog twee schaduwadressen: Leeuweriklaan 16 en Tongelresestraat 171.
De Duitse Sicherheitsdienst had op een gegeven moment diverse van deze alias namen ontdekt, maar nooit terug kunnen brengen op één persoon.

Vanwege zijn positie als bedrijfsleider had hij toegang tot belangrijke economische gegevens en was hij in staat clandestien apparatuur door te spelen aan verzetsorganisaties die een radionet wilden opbouwen. Naar eigen zeggen werkte zijn fabriek de productie van elektronica die bruikbaar was voor het Duitse leger zoveel mogelijk tegen. De productie van radiobuizen liep terug en ze saboteerden de kwaliteit.

Tijdens het verzet congres in 1980 vertelt Tromp een anekdote hoe ze ingenieus de radiobuizen saboteerden. De heer L.O. van Steenis (één van de assistenten op de Elektronenbuizen) had het volgende idee, waaraan ik toestemming gaf :

"In een elektronenbuis zit een kathode met een gloeidraad en een nikkelen buisje eromheen. Daar zit een chemische stof op. Deze stof emitteert elektronen. Dat zijn de dragers van de elektrische stroom om het heel populair te zeggen. Dat buizensysteem moet ingesmolten worden op een voetje en in een glazen ballon. Nu is deze kathode geweldig gevoelig voor chloor. Wij hadden bedacht om toen die grote leidingen van 1,5 meter diameter op het dak van de gebouwen hersteld werden, daar stiekem in een hoekje een klein gaatje te maken. Door die pijpen ging blower lucht van lage druk de fabriek in. U kent wel die vogeldrinkbakjes, zo'n druppelaar. Zo'n bakje hebben we daar opgehangen met chloorzuur HCl (Waterstofchloride), zodat iedere 30 seconden een druppeltje HCl in die blower lucht werd verstoven. Dat ging door de hele fabriek heen en kwam ook bij die machines waar het voetje werd ingesmolten. Er kwam dan een spoortje chloor op de kathode. Nu was het leuke ervan dat je niet direct merkte dat de kathode "vergiftigd" was maar pas na een paar weken. De metingen op de meettafel waren schitterend en we leverden af en de bezetters waren tevreden. Wij vonden het nog veel mooier, want wij wisten dat na een paar weken de buizen niet meer zouden werken door de zgn. "kathode vergiftiging".

Overigens had het verzet hier ook last van dat hun radio niet werkten, want maar weinig personen waren op de hoogte van deze subtiele sabotage. Door diverse mensen werden de belangrijke onderdelen meegenomen. Trouwens uit het Philipscomplex smokkelen was niet eenvoudig, bij de poorten was strenge bewaking en veel controles. Alleen bij de vele luchtalarmen stroomden de mensen de Philipspoorten uit zonder controle.
 

Wie is te vertrouwen?

Bij Tromp werd tijdens de oorlogsjaren geprobeerd om hem in de val te laten lopen. Ook op zijn werk liepen verraders en NSB-ers rond. Na de oorlog zijn er bij Philips door de zuiveringscommissie zo'n 800 personen ontslagen waarvan 335 NSB'ers, leden Waffen SS enz. 

Hans schreibt seine Division kommt nach... pst! Feind hört mit!


2e versie verhaal

In het rapport dat Tromp schrijft voor de Parlementaire Enquêtecommissie Regeringsbeleid 1940-1945, in 1950, dat hij benaderd is door dhr. v.d. Graaff uit Bennekom. Hij overlegt dan met zijn Philips vrienden Jaap Hamming, Thal Larsen, ir G. Heel en mr. W.E.A. de Graaff. Ook zij vermoeden provocatie. Tromp is er niet op ingegaan en hij heeft de papieren teruggegeven met een nietszeggend brief.
Zijn verhaal uit 1980 is wel veel spannender.

pst - Feind hört mit!

Tromp vertelt in een interview aan Frans Dekker in 1980 "Je stond ook bloot aan provocatie. Ik woonde toen nog in de Lijsterlaan..." en daar kwam een vent aan de deur, die moest mij spreken. En toen ik die man zag, toen vertrouwde ik hem al niet. Waarom niet? Het enige...hij had een hoedje op.. van ruwharig groen vilt....de hoeden waren in die tijd glad.. en daar zat een smal lintje om. lk denk; verdomme dat is een Duits hoedje. Dat bevalt me niet. Ik heb hem niet binnen gelaten....in de vestibule gesproken. Hij zei; ik kom uit Londen. Ik ben gedropt, en heb een opdracht voor u van de Engelse regering om hier een afdeling van de OD op te zetten. Toen was ik al met Thal Larsen bij de OD. lk was dus stomverbaasd. En hij wou een pak papieren geven... en zei u moet dit doen. Ik zeg; dat kan ik niet doen. Ik ben ingenieur bij Philips...met illegale dingen wil ik niks te maken hebben. Hij zei; Dat zult u toch moeten doen, want het is opdracht van de regering, en als u het niet doet, dan wordt u na de oorlog ...... U bent reserve officier...dan wordt u voor de krijgsraad gedaagd. En dat kan heel ernstige gevolgen hebben. Ik zei, ik doe dit niet... maar hij drong aan, en toen zei ik; geeft dan die papieren maar, dan zal ik ze eens lezen, en komt u morgen maar eens terug. Maar ik doe het niet, dat zeg ik u van tevoren. Ik las de papieren door. Een deel van de opzet van de OD klopte, en andere dingen niet.
Toen kwam die de volgende dag terug. Maar voordien had ik die papieren....ben ik met die papieren naar de ortskommandant gegaan... ik zeg; luister eens, gisteren is er iemand bij me geweest...die heeft me deze papieren gegeven, die geef ik u, die wil ik niet hebben, want als er dadelijk Duitsers komen voor huiszoeking, en ze vinden die papieren.... ik wil er niks mee te maken hebben.

Die vent kwam terug en vroeg; doet u het? Ik zeg nee, en ik heb de papieren aan de ortscommandant gegeven. lk denk nou zal ik je testen. Maar die vent schrikt helemaal niet. Hij zei: dat had u niet moeten doen. Ik praatte verder met die vent, en hij kwam niet terug op die papieren. Maar de vorige dag had ik hem drie vragen gesteld; interessant zei ik, u komt uit Londen. U moet zeker veel bonnen geven bij het eten...in de restaurants. Ja, zei hij; dat kost veel bonnen. Dat was zijn eerste fout. In de oorlog werden er geen bonnen in de restaurants gevraagd. Ik zeg; hoe gaat het met het verkeer.. met de benzine...zit zeker allemaal gas op die auto's. Ja, zei ie; dat is vrijwel allemaal gas. Er heeft in heel Engeland niet een auto op gas gereden. En nog een vraag, maar die ben ik vergeten. lk wist absoluut zeker dat die vent een verrader was. Dit gebeurde in 1942, meen ik.

Ik bracht niemand in gevaar door die stukken aan de ortskommandant te geven.. Achteraf bleek dat het een hele gemene verrader was. De naam weet ik niet....staat in mijn rapport. Hij kwam uit de buurt van Driebergen... Zeist. Ze hebben hem gecheckt in Londen, en daar bleek dat het een agent van de moffen was. En zo werd je dus geprovoceerd'. De gehele oorlog? "Voortdurend".

Die moffen hadden een plakkaat opgehangen; feind hürt mit, maar dat gold voor ons ook.'

Bron Interview met Frans Dekkers, 20 oktober 1980.

Ir. Th.Ph. (Theo) Tromp

Na de oorlog vele functies zie https://www.parlement.com

Begin van het verzet...

In een interview met Frans Dekkers vertelt hij dat hij bij een verzetsgroep was aangesloten " ja, met Thai Larsen, die was hoofd van de OD in Eindhoven, en ik was plaatsvervangend hoofd..." Verder was daar bij betrokken "Van Gestel", werkzaam op Philips gasfabriek en zijn assistent op de radiobuizenfabriek: Bloemdaal. Die vier mensen, wij kenden elkaar precies en "we wilden ook niet meer contact hebben". Ieder had weer zijn eigen contacten dat als een vertakte boom ging dat dan verder. "Je moest zo min mogelijk contacten hebben, dan had je de minste kans om ontdekt te worden." zegt Tromp.

Door het onjuist opgeven en het verspreid opslaan van aanwezige voorraden, konden deze aan de controle van de Duitsers onttrokken worden. Overigens tolereerde Philips geen sabotage van hun werknemers bij niet strategische onderdelen zoals lampen of scheerapparaten.

Tromp gaf ook financiële steun aan enkele verzetsgroepen; mogelijk was dit geld (deels) afkomstig uit de verkoop van enkele diamanten die Anton in beheer van zijn secretaresse mejuffrouw Van Breemen had achtergelaten, en waarvan zij later meldde dat uit de opbrengst onder andere ondergrondse activiteiten' waren betaald. Merendeel van het verzetsgeld kwam via Wim Schreinemachers uit Londen, de zwarte kas van Philips en Nationaal Steun Fonds voor onderduikers.

Vanaf 28 november 1942 functioneerde in Londen het Bureau Inlichtingen (BI) dat tot voornaamste taak had het inwinnen, verzamelen en doorgeven van allerlei inlichtingen op politiek en economisch terrein ten behoeve van de Nederlandse regering in ballingschap. Sinds het voorjaar van 1943 berustte de leiding van BI bij overste dr. J.M. Somer (schuilnaam "Karel"). In dezelfde periode zocht Tromp naar mogelijkheden om rechtstreeks contact met Londen te krijgen. Met veel moeite kreeg hij toestemming van de Duitse Verwaltung voor een reis naar Zweden, waar een fabriek voor radiobuizen gevestigd was. In mei 1943 stuurde hij één van zijn stafleden naar Stockholm. Deze W.J.H. Schreinemachers ("Rudi"), kwam daar eind augustus in contact met overste Somer. Op voorstel van Somer ging Schreinemachers mee naar Londen om nog datzelfde jaar als geheim agent naar Nederland terug te keren. In de nacht van 7 op 8 oktober 1943 werd Schreinemachers samen met een marconist gedropt boven Malden, nabij Nijmegen. Zijn opdracht was het verzamelen van economische, technische en wetenschappelijke gegevens met een accent op het herstel van de Nederlandse industrie en openbare nutsbedrijven. Daartoe droeg hij een lijst met vragen bij zich, die was opgesteld door de Nederlandse en Engelse inlichtingendiensten te Londen. Deze vragenlijst is bekend geworden als de "eleven questions regarding Philips Eindhoven". Daarnaast gaf Schreinemachers aan Tromp een opdracht van de Nederlandse regering door, om een noodzender bouwen voor het geval de Duitsers de grote radiozenders zouden opblazen als zij uit Nederland verdreven zouden worden.

Met de directie van het concern wist Tromp het merendeel van de Philips-werknemers te behoeden voor verplichte tewerkstelling in Duitsland. Ook had hij toegang tot de Philips Speciale Werkplaats Vught, die sinds februari 1943 in het concentratiekamp Vught was gevestigd, waardoor hij levensmiddelen en berichten kon meesmokkelen voor de daar werkende gevangenen.

Tromp onderhield ook contacten met sommige SD'ers om gevangenen vrij te krijgen door enkele SD'ers radio's, knijpkatten en sigaretten toe te schuiven. Eén van deze SD'ers was SS-Hauptscharführer Hans Krämer, een Sachbearbeiter bij Referat IV-E (contraspionage). Via deze SD-connectie lukte het Tromp om diverse gevangenen vrij te krijgen of hun straf te beperken. Helaas is dat niet altijd gelukt zoals bij zijn vriend Elkerbout. Soms lukte het wel om strafvermindering te regelen, maar dan ging de gevangen toch nog dood aan ontbering zoals Jaap Hamming.

ir. G. van Beusekom Koekoekslaan 2 Eindhoven, stond met Tromp in contact voor alles wat betreft de radiodienst van de O.D. en assistentie ter opheffing van de moeilijkheden, welke oorspronkelijk bestonden met de eigen zender (Jan de Bruin).

Ook had hij banden met L.O., NSF, de Ordedienst en de Raad van Verzet (RVV). Via de zogenaamde "Weg A", hier werden de geheime documenten op microfilm door W.J. Schreinemachers en Thal-Larsen via de “Zweedse Weg of door de Philips secretaris mr. W.E.A. de Graaff de "Zwitserse weg", zijn 20.000 microfilms naar Engeland vervoerd. Hij was zijdelings betrokken bij de hulp aan neergestorte geallieerde vliegers.

Vragenlijst Tromp onderdeel Amerikaans archief

Medewerker aan pilotenhulp

Hulp aan bemanningsleden van vliegtuigen was een nevenactiviteit voor Tromp. Uit Amerikaanse documenten blijkt dat hij kennis had van ontsnappingsroutes en soms ook daadwerkelijk een paar "piloten" had weggebracht van Eindhoven naar Roermond/Maastricht, waarschijnlijk met een auto van Philips. 
In dit Limburgse en Overijsselse netwerk waren actief: A.L.van Wijlen ("André"), Eugene Smits (Maastricht), J.Hovens, Pastoor Habetits, Jan Hendrikx † (schuilnamen Giel Gabriels en Ambrosius), Pater Bleys †, M.G. (Rien) van Bruggen † (Eindhoven), van Tiel †, P. J. Symons, a ("Blok") Maastricht en Ankersmit (Deventer).

Hiernaast  heeft Tromp enige medewerking verleend bij het vervoeren van bekende Engelandvaarders namelijk Pater Bleys & Schreinemachers en Prof. W.J. de Haas en zijn vrouw, die beiden via Maastricht zijn vertrokken naar Zwitserland / Engeland.

Op gegeven moment werd door "Londen" aangeraden geen escape lines meer te gebruiken maar de piloten verborgen te houden. 

Microfilm voorbeeld van Rudi voor Karel, een tekening van een bunker, afmetingen en schootsveld zijn aangegeven. Bericht 26 mei 1944

Geheime Dienst Nederland (GDN)

Ook had Tromp nauwe contacten met de spionagegroep Geheime Dienst Nederland (GDN). Deze was opgericht door "Max" J.M.W.C. Iansen, de naam schrijf je met hoofdletter i. Vanaf eind maart 1944 geleid door W. Schoemaker ("Miki"). Nadat op 19 mei 1944 de contactpersoon tussen de groep-Harry en GDN (M.F. Elkerbout alias "Siem") was gearresteerd, onderhield Tromp namens GDN het contact met BI. Onder codenaam XYZ presenteerde Tromp zich op 30 mei 1944 als de verbindingsschakel met BI te Londen. Miki leverde de inlichtingenrapporten aan en Tromp zorgde voor de contacten met Londen en de financiering van de organisatie. Op deze wijze onderhield GDN een intensief berichtenverkeer met BI.




Microfilm

Tromp vertelt trots op 28 mei 1980 tijdens een internationaal verzetscongres hoe de informatie verstuurd werd. "De grootste hoeveelheid informatie ging natuurlijk op microfilm. 

Deze werd op de meest ingenieuze wijze verstopt, want ze hadden n.l. in Londen ontdekt dat men op een bepaalde manier het dunne laagje, waar de tekst op stond, los kon maken van de drager van celluloid. Je hield een vliesdun velletje over, bijzonder vlug beschadigbaar. Maar dat vliesje kon je oprollen. Je kon een potlood nemen, grafietstaafje eruit halen, film opgerold erin en na een stukje grafietstaafje te hebben afgebroken, de rest weer in het potlood stoppen. Zo ging dat potlood dan mee, met agenten. Een andere manier was in uitgeholde sleutels of in boeken. De mensen van Bureau Inlichtingen zijn ervaren boekbinders geworden want ze hebben geleerd filmpjes in de band ervan in te bouwen. Allerlei ingenieuze manieren zijn bedacht om de filmpjes te vervoeren naar hier en naar de overkant. Ze gingen dan met iemand mee die toch toestemming kreeg om naar Frankrijk te gaan of zelfs naar Zwitserland, zoals Mr. W.E.A. de Graaff. Op deze wijze was het wel mogelijk om een vrij groot verkeer te organiseren tussen het verzet in Nederland en de Intelligence Dienst in het vrije Londen". 

Gemakkelijk was het natuurlijk niet. Tromp had hiervoor hulp gevonden bij Arnold M. H. van der Heijden. Deze had een fotozaak en kunsthandel in Rechtestraat 54-A. Die snapte het proces van microfilms maken. Helaas overlijdt deze man in het voorjaar 1943,  gewond geraakt bij het bombardement van 30 maart 1943? of door ziekte?, Zijn fotozaak is verwoest in het deel van de binnenstad en ook de Rechtestraat wordt getroffen. (Arnold M. H van der Heijden komt niet voor op de Eindhovense namenlijst ??)

Een nieuwe microfotograaf was nodig, een verzoek hiervoor ging naar Londen. Het werd Marinus Verhage (9 oktober 1919 - 6 september 1994), hij was als "Engelandvaarder"  in 1942 via Canada naar Engeland gegaan. In Londen werd hij opgeleid tot agent bij het Bureau Inlichtingen (BI) Hij was opgeleid als radiotelegrafist en codist, echter hij kreeg een "te korte" opleiding microfotografie, dat lukte hem niet zo goed. Hij werd in de nacht van 5 op 6 november 1943 samen met  Jan Hendrik Diesfeldt (1918 – 1944), in de omgeving van Grave, boven Noord-Brabant geparachuteerd. Na een aantal dagen reisde Marius Verhage door naar Eindhoven.

Mej. R. Lykles, onderwijzeres Nutsschool, Oranjelaan,

Marinus Verhage

In Eindhoven ging hij onder de hoede van Theo Tromp en de Wim Schreinemachers (Rudi) aan het werk op de Tongelresestraat 171. Daar werden alle geheime berichten van het gehele land verzameld. "Op die manier zijn toen duizenden, tienduizenden microfilms naar Londen gegaan met alle mogelijke informatie." Hij kreeg steun van mej. J.H.Hanselaar bij het maken van de rapporten, verbergen van gegevens enz. Mej. R. Lykles, onderwijzeres Nutsschool, Oranjelaan, woonde daar, Tongelresestraat 171, met haar moeder en zij was actief als het contactpunt voor G.D.N. zendingen, contacten met verschillende illegale groepen en koeriersters. Ook zijn vrouw, J. Gerritsz (Ineke) omdat zij, sinds 1943 tot de bevrijding van Eindhoven in haar woning, zeer grote aantallen microfilms voor het Bureau Inlichtingen der Nederlandse Regering in Londen heeft klaargemaakt.

Marinus Verhage werkte tevens als radiotelegrafist voor de Zendgroep Barbara. Tijdens de radiocontacten met het BI maakte hij gebruik van de codenamen; Sijmen en Strahan. In het “het veld” gebruikte hij de schuilnaam; Pieter de Leeuw.

Tot de bevrijding van Eindhoven heeft deze centrale gewerkt. Marinus Verhage is wel een keer bij een controle zijn papieren kwijtgeraakt en daarbij ontkomen aan een arrestatie.

Co Brandjes

Co Brandjes was een Engelandvaarder en kreeg een opleiding tot radiotelegrafist. In de nacht van 5 op 6 juni 1944 werd Co Brandjes in de omgeving van Sprang-Capelle, boven Noord-Brabant geparachuteerd. Dezelfde dag dat D-day begon op 6 juni 1944.
Co Brandjes kreeg van het BI de opdracht om contact op te nemen met Tromp. Hij had een bedrag van vijftigduizend gulden uit Londen meegekregen. Ook had hij materiaal bij zich om microfilmfoto's te maken. Het geldbedrag was bestemd voor Tromp. Met het geld kon Tromp het verzet in de regio Eindhoven financieren. Het materiaal voor de microfilm was bestemd voor de microfilm-fotograaf van de Zendgroep Barbara, de agent Marinus Verhage. Verder had Brandjes de opdracht om het radio contact te verzorgen tussen de groep "Harry" van Tromp en het BI in Londen. Co Brandjes moest zich bij Elkerbout in Eindhoven melden maar deze was door een interne Philips NSB'er verraden en door de SD gearresteerd. Brandjes heeft op een andere manier later Theo Tromp ontmoet, terwijl hij in Sprang-Capelle zijn zender opstelde. 

De seinpost in Eindhoven

Op streng aandringen van Theo Tromp vestigde Brandjes zich met tegenzin in Eindhoven en hij richtte daar een seinpost in. Tijdens zijn radiocontacten met het BI maakte Co Brandjes gebruik van de codenamen Leendert, Hamerteen en Jacques de Bruin. Tijdens zijn contacten in "het veld" gebruikte hij de schuilnaam J.F. de Zwart. 

Sint-Martinuskerk in Tongelre
Pastoor Schoenmakers gaf toestemming voor plaatsing van de zender.
Lees: Van mini-radio naar verzet 

Kort na zijn aankomst in Eindhoven moest Tromp op 12 juli 1944 onderduiken. Tromp gaf de leiding van de Groep "Harry" over aan O.L. van Steenis. Brandjes verplaatste met de hulp van Steenis zijn seinpost in Eindhoven naar de klokkentoren van de Sint-Martinuskerk van Tongelre. De radiozender werd in het orgel verborgen. Vanuit de unieke zendlocatie was het radiocontact met het BI in Londen van uitstekende kwaliteit.

Brandjes verlangde om terug te gaan naar de Langstraat. In Tongelre voelde hij zich eenzaam en hij verveelde zich een ongeluk. Het aantal berichten dat hij ter verzending kreeg aangeboden was minimaal. Ondanks de verhoogde paraatheid van de Duitsers en het minimale aanbod van militaire inlichtingen was Brandjes toch in staat een belangrijk bericht naar het BI in Londen te verzenden. Een bericht had zelfs de geschiedenis een andere wending kunnen geven. Brandjes gaf het bericht door waarin melding werd gemaakt van de troepenverplaatsing van de Duitse tankdivisies in de omgeving van Arnhem. Als gevolg van deze troepenverplaatsing zou op een later moment de opmars van de geallieerde troepen bij Arnhem vastlopen. Helaas legde generaal Bernard Montgomery de meldingen en de waarschuwingen van het Nederlands verzet naast zich neer en werd de Operatie Market Garden een mislukking. Overigens heeft Brandjes na de oorlog een "Certificate of Service" ontvangen, getekend door Montgomery.

Einde opdracht

Hij nam het in Tongelre niet erg nauw met de veiligheidsvoorschriften. Dit leidde weer tot fikse meningsverschillen met zijn opdrachtgever Steenis. In september 1944 had Brandjes er genoeg van, hij wilde actie. Op 5 oktober 1944 beëindigde Brandjes zijn opdracht. Hij reisde vanuit de Langstraat naar Eindhoven en hij meldde zich terug bij de staf van het BI. Brandjes kwam tijdens de debriefing met het voorstel om opnieuw boven bezet gebied te worden geparachuteerd. Hij wilde zich op een actievere wijze voor het BI inzetten dan hij tot nu toe had gedaan. Het voorstel kon bij de luitenant-kolonel Jan Marginus Somer geen goedkeuring vinden. Somer vond dat Brandjes, door op eigen initiatief zijn seinpost van Eindhoven naar de Langstraat te verplaatsen, zijn opdrachtgever Th.Tromp in de steek had gelaten. Daarnaast had Brandjes in Tongelre de veiligheidsregels overtreden en had hij zich niet aan de afspraken met zijn opdrachtgever Steenis gehouden. Brandjes werd door twee officieren naar Londen gebracht. In Londen werd hij op 11 december 1944 uit de dienst ontslagen.
Het volledige verhaal op: https://nl.wikipedia.org/wiki/Jacobus_Johannes_Brandjes

Tromp duikt onder

In maart 1944 gaf de Duitse legerleiding opdracht om in Eindhoven elektronenbuizen voor de Wehrmacht te fabriceren. Om de productie in goede banen te leiden, stelde de Duitse Verwaltung van Philips dr. Rzehulka aan. Met de woorden Rzehulka "noch naast noch boven mij" te accepteren, verzette Tromp zich tegen diens plaatsing. Deze houding had nog geen gevolgen voor zijn positie, maar enige maanden later zag Tromp zich toch genoodzaakt onder te duiken.

Ondanks de Duitse controle van Rzehulka voldeed de productie niet aan de Duitse eisen. Begin juli 1944 bereikte Tromp het bericht dat de directie "an die Wand gesetzt" zou worden als geen verbetering zou komen in de levering van radiobuizen. Tromp kreeg op 12 juli 1944 de Sicherheitsdienst (SD) aan de deur. Zijn oudste zoon voorkwam arrestatie door te zeggen dat hij alleen thuis was. In werkelijkheid hield Tromp zich verborgen in zijn schuilplaats in huis. Op een fiets die zijn zoon bij de buren klaar zette, wist Tromp te ontvluchten. Tot aan de bevrijding van Eindhoven op 18 september 1944 doken hij en zijn gezin onder. Zijn verzetstaken werden overgenomen door O.L. van Steenis, die ook lid was van de OD, zoals contact voor steun aan onderduikers, valse Persoonsbewijzen enz.

Ook Frits Philips ontsnapte op 20 juli 1944 ternauwernood aan arrestatie door de Sicherheitsdienst (SD) en hij dook onder.
Tijdens de laatste maanden van de oorlog roofden de Duitsers het Philipsbedrijf leeg.

Microfilm met gegevens over de Duitse verdeding van Amsterdam.
Geheim Duits verdedigingsplan voor de stad Amsterdam.
17-12-1944 verzonden naar de afdeling BI in Londen

Microfilm over de vliegende bommen, V-2 in Delft.
Bericht van 12-03-1945.

Na de oorlog 

Na de oorlog is Tromp kort minister van Waterstaat, van 4 april 1945 tot 25 juni 1945. Zijn roeping lag meer bij het bedrijfsleven dan politiek en bedankte voor verdere ministerschappen. Hij blijft vervolgens vertrouwensman van de regering en wordt voorzitter van de commissie voor Wederopbouw en Herstel van Eindhoven. In deze hoedanigheid maakt Tromp zich sterk voor de komst van een verhoogd spoor in Eindhoven. Dit moet een eind maken aan de frequente verkeersopstoppingen in het centrum vanwege de veelvuldig gesloten spoorbomen. Ook beijvert Tromp zich voor de wederopbouw van Eindhoven.

Het Trompfonds is niet genoemd naar hem. Deze naam is gekoppeld aan notaris J. A. Tromp uit Deurne die waarschijnlijk door Brabantse mensen van het NSF zoals Iman van de Bosch is ingeschakeld. Hiervoor gelden werden verzameld om deze te gebruiken ter ondersteuning van onderduikers en hun gezinnen. Ook het verzet kreeg gelden van Nationaal SteunFonds.

Hij is altijd betrokken gebleven bij Philips als lid Raad van Bestuur, later vicepresident Raad van Bestuur tot zijn pensioen 1 juli 1968.

Hij is de voorzitter van een commissie die de komst van de Technische Hogeschool in 1960 (inmiddels Technische Universiteit Eindhoven/ TUe) voorbereidt.

In 1969 gaf hij een aanzienlijke som geld aan de gemeente Eindhoven om een internationaal muziekconcours in te richten. Dit werd het Tromp Muziekconcours.

Dr. Ir. Theo Tromp richtte in 1970 de Tromp Biënnale in Eindhoven op omdat hij vond dat jongeren te weinig kansen hadden. Momenteel heet dit de TROMP International Percussion Competition, Een competitie voor solo-percussie ter wereld, het creëren van kansen en een podium voor jonge percussionisten uit de hele wereld.

Zijn hobby was zeezeilen vooral op de Oostzee, helaas zijn de papieren verloren gegaan waar een familieband blijkt met de Nederlandse zeeheld Maarten Tromp die officier en later luitenant-admiraal was in de Nederlandse marine ten tijde van de Gouden Eeuw. Maar het zeehelden karakter had hij wel. Hij is op 1 juni 1984 overleden.

Tromp is sinds 1949 ereburger van Eindhoven.

Bron



Bron: Documenten, verslagen en verantwoording Tromp aanwezig bij archief Niod

Vlak onder de Duitse neuzen: Een blik op de complexiteit tussen verzet en accommodatie (PDF)
Archief over Tromp en interviews door Frans Dekkers

Philips in de Tweede Wereldoorlog: Koopman en spion (Online Groene Amsterdammer)